De beteekenis van Geert Groote

3 April 1942

Speech

 

MR

De beteekenis van Geert Groote in onze geestelijke Letterkunde

Het eigen karakter der Nederlandsche Lijdensmystiek[1]

Geert Groote, de Vader van de moderne Devotie, beteekent een mijlpaal in de ontwikkeling van het geestelijk leven in de Nederlanden.

Van bijzondere beteekenis, omdat deze heel speciaal Nederlandsche School Nederland een eereplaats verzekert in de geschiedenis der mystiek en Nederlands invloed de grenzen van het vaderland verre heeft doen overschrijden tot in Spanje, Frankrijk, Duitschland of eigenlijk over de geheele wereld en tot in dezen tijd de beschouwing dier school haar waarde en beteekenis heeft behouden.

Vooral op dezen dag is die waarde groot en het is voor ons op dezen dag een vreugde in den geest onzer vaderen uit de 14de, 15de en 16de eeuw dezen blijden en grooten dag te herdenken.

De korte samenvatting van de leidende gedachte is de Navolging van Christus, maar deze gedachte behoeft eenige toelichting.

De mystiek is de wondere vereeniging van God en mensch, het niet langer schuilgaan van het goddelijke achter het menschelijke, de Godservaring in ons, maar de mystiek heeft door zijn bilateraal karakter heel verschillende aspecten waarop de nadruk vallen kan, temeer omdat de beide termen ook nog weer onder zooveel opzichten kunnen worden beschouwd.

Het tijdperk aan Geert Groote voorafgaand was in hooge mate beheerscht door de Duitsche Eckehart-mystiek, die in haar hooge bespiegeling bij voorkeur opsteeg tot de H. Drievuldigheid. Drievuldigsheidsmystiek, bij Ruusbroec doorkruist door de Bernardijnsche Bruiloftsmystiek, meer affectief, meer op de liefde gericht en daardoor reeds getemperd en op de practijk van de deugdoefening ingesteld. Van de via unitiva daalde men geleidelijk af tot de via illuminativa, de Cierheid van de geestelijke Brulocht.

Geert Groote is een leerling van Ruusbroec, maar een bestrijder van Eckehart en aldus een leerling van Ruusbroec, die nog verder afdaalt op den ladder der mystiek en het zwaartepunt nog verder verlegt naar de via purgativa en illuminativa.

Hij ziet de groote ellende der menschen. Hij is een bekeerling. Zerbolt van Zutfen schildert het in zijn Reformatio virium animae, Homo quidam. Zijn keer tot den Heer. Hij stijgt niet op, hij is dit niet waardig, maar ziet op naar de Nederdaling van God tot ons, God met ons. Rollen omgekeerd. De groote leidende gedachte van de Verlossing, van de Zaligmaking, nederigheid, zelfkennis, boetvaardigheid, onthechting, Jezus ons voorbeeld, Jezus onze kracht. Het leven van Jezus. Het lijden van Jezus het eerste voorwerp onzer beschouwing, het groote middel van onze vereeniging met God, door God ons overgezonden. <1v>

Het menschelijke in God, tot verbetering en veredeling onzer menschelijke natuur. Niet van den geest alleen, maar van al onze vermogens. Alle[2] moeten op Gods lijden gericht zijn. Op onze zonden als oorzaak van Gods lijden. Op onze daden als openbaring van onze bekeering. Gewetensonderzoek. Stelselmatige verbetering. Niets aan toeval[3] overlaten. Geheugen. Verbeelding. Les uit de feiten. Bevestiging van den wil. Goed overwogen voornemens. Deugdbeoefening, Christus ons voorbeeld.

Hendrik Mande: Christus lijdend steeds voor zich.

Florens Radewynsz.[4] H. Bonaventura: oefening voor alle dagen, laatste dag: Bonaventura: verrijzenis: Radewynsz: Graflegging.

Zerbolt van Zutfen: Meest uitvoerige schildering van dit methodisch gebed. De gradibus ascensionum: Beatus vir.

Thomas van Kempen: Navolging van Christus.

Mystiek of ascese: Deugdbeoefening onderdeel van een groot plan: Mystiek te hoog om over te spreken: Deisme.

Leidt tot verstarring: voorbeelden van te groote verstarring geleidelijk Wessel Gansfort en Jan Mombaer, in den geest nog goed, maar overdreven. Ook Brugman begint in die richting. Toch hoofdwerk in deze school: Pater Brugman: Leven van Liduina: Beschouwingen over het lijden, door Thomas van Kempen benut.

Meditationes cum gratiarum actione.

Ootmoed en boete in blijde dankbaarheid over verlossing. Op dezen dag dankbare stemming bij levendige voorstelling van het lijden van Christus in vereeniging met ons lijden. Kruiswegoefening : Jan van Paschen.

God voor ons, God met ons. Ons voorbeeld. Navolging. Te ver doorgedreven. In uiterlijkheden.

God in ons. Reeds zeer sterk uitgesproken door Brugman en de eerste Moderne Devoten, maar niet steeds levendig genoeg beseft. Reactie in de Hervorming in de 16de eeuw. Maar niet in de Kerk dood. Leefde reeds op als een natuurlijke ontwikkeling van de Moderne Devotie in den Kring van Oisterwijk. Nicolaas van Esch. Evangelische Peerle, Maria van Oisterwijk.

God in ons. Onze kracht. Omnia possum in Eo qui me confortat. Perseveramur Deo adjuvante. Probamur dum amamur.

Amersfoort. Goede Vrijdag 1942.
T.B.

 


  1. Notes for the speech on 3 April 1942 (Good Friday), Barrack II, Kamp Amersfoort. See for information about the context of this speech: Ton Crijnen, Titus Brandsma. De man achter de mythe, Nijmegen 2008, p. 390-395. There is a manuscript and a notarized typescript. We present the tekst of the manuscript; differences with the notarized typescript (excluding variations in spelling) are presented in footnotes.
  2. In the manuscript erroneously: ‘Allen’.
  3. In notarized typescript: ‘het toeval’.
  4. The notarized typescript does not show the name of Florens Radewijnsz.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2020