1926
Foreword
Ter inleiding
Houdt het zegen in, te bidden tot de kleine Heilige van Lisieux, omdat zij wie er om vragen, met bloemen van verhoorde beden bestrooit, nog zegenrijker is het, te bidden met haar.
Het eerste moet leiden tot het tweede.
Met geen ander doel strooit zij haar roosjes in ‘t rond, dan opdat steeds meer met haar zullen opgaan tot God, met haar de nauwste vereeniging zoeken met Hem, die de Bron is van alle goed wiens liefde Hem dringt tot mededeeling aan wie er ontvankelijk voor zijn.
Wie was er meer ontvankelijk dan die kleine Bloem die met zoo groote schoonheid in den tuin van den Carmel ontlook, het Meizoentje, dat in een krans van ongerepte reinheid het gouden hartje openlegde voor de [6] stralen, die de Eeuwige Zon op haar richtte en hooger en hooger het kopje hief, naarmate de Zon haar loop vervolgde. Wat gloeide dat hartje in de warme zon. Wat groeide dat bloempje in die koesterende stralen. En wat kiemde er een zaad van weer nieuwe bloemen, haar gelijk of gelijkend.
Wij staan als Teresia in de weide der wereld.
Tusschen de sprietjes gras moeten ook wij zijn als bloemen.
Ook wij moeten het kelkje ontsluiten om het zonlicht te drinken. Ook ons hart moet de stralen opvangen van het levenbrengend licht, zich koesteren in den laaienden gloed van de zon.
Ontvankelijkheid daarvoor is ook voor ons de eerste vereischte.
Zijn wij van het slag der Teresiabloem?
Wij staan als zij in de weide der wereld.
Kwam in ons ook het zaad op, dat zij er eens won? [7]
Zijn wij haar gelijk of ook maar gelijkend, zoodat wij er staan als een lust voor het oog? het oog van de menschen en de oogen van God?
Och neen, haar gelijk zijn wij lang niet, maar trachten we haar te gelijken, steeds meer.
Dan bidden we tot haar, maar vooral om hetgeen zij het liefst aan ons geeft, dan bidden wij tot haar om te kunnen bidden met haar. Dan bidden wij om te mogen bidden als zij.
Niets heeft in de geheele godsvrucht tot de kleine H. Teresia van Lisieux meer waarde dan het verlangen gekoesterd, ons aan haar gelijkvormig te maken, met haar ons te vereenigen in de liefde tot God.
O, met dankbare vreugde lezen wij in zoovele tijdschriften, hoeveel gunsten zij verkreeg, hoeveel gebeden zij verhoorde, hoe op haar voorspraak zieken genezen, hopelooze zaken regeling vonden en wij loven Gods goedheid, die weer nieuwe wegen ontdekte [8] om den mensch toch een weg te banen tot zijn goddelijk Hart.
Dankbaarheid vervult de halve wereld om gunsten door Teresia’s bemiddeling verkregen. Moge de wereld niet halverwege blijven staan op dezen nieuwen Emmanuelsweg.
Stoppen we niet in het midden van deze heerlijke laan om te zien links en rechts naar de heerlijke boomen, maar begrijpen we, dat die prachtschoone weg voert naar een nog heerlijker eindpunt. De schittering er van straalt ons reeds tegen uit de verte.
Teresia gelijk of tenminste haar gelijkend, dat is de bekroning van de godsvrucht tot haar.
Maar wie wil leven als zij, moet als zij weten te bidden.
En daarom prachtig dit boekje, dat vooruitbrengt op dien weg.
O, een boekje alleen is niet genoeg, het is maar een leiddraad, doch wij zijn nu eenmaal niet in staat zonder leiding te gaan en een goed geleide [9] is de zekerste waarborg voor het bereiken van ons doel.
Ik verheug me daarom zeer over het verschijnen van dit boekje en heel gaarne uit ik die vreugde opdat het meer menschen verblijde.
Aan de hand van dit boekje zal het gemakkelijker zijn, in den geest der lieve kleine Heilige door te dringen, ons tot God te richten, gelijk zij het eens deed, in den geest met haar neer te knielen voor den onzichtbaren en toch weer zoo zichtbaren troon van Gods liefde, dan weer op te springen van blijdschap om in dartele vreugde over onze uitverkiezing als Fra Angelico’s engelen hand in hand met haar door het leven te gaan, dat dan een paradijs wordt, een paradijs niet zonder lijden maar met pijnen, die zoet zijn.
Bidden met Teresia is een genot.
Bidden met Teresia is bidden, zooals wij het altijd zouden willen doen, maar zoo dikwijls niet kunnen, omdat wij zoo geheel anders zijn als zij. [10]
Hier leeren wij bidden als zij.
Hier leeren wij, omdat wij vaak toch moeite hebben, het als zij te doen, ons aan haar gelijk maken, opdat wij het kunnen.
Ik daal niet af tot bijzonderheden.
Ik som de gebeden niet op, welke men uit dit mooie gebedenboekje met haar kan doen. De keuze is groot. De bewerker heeft een keuze gedaan zoo ruim, dat wel allen vinden, wat zij behoeven en allen geboden wordt een mand vol bloemen, waaruit zij zonder moeite een ruiker samenlezen, gebundeld naar smaak en behoefte en naar de eischen van elks levensomstandigheid.
Met die bloemen in de hand gaan we liever naar God.
Wij spreken tot Hem een taal, die wij kennen als zuiver.
Spreken wij deze taal, God moet ons verhooren.
Teresia, wij nemen uwe woorden over, wij bidden met U, wij gaan als [11] het ware aan uw hand geleid naar Onzen Lieven Heer, bij wien Gij ons de woorden, die wij te spreken hebben, influistert, Teresia, wij missen daarbij nog het meest noodige, uw geest, mogen uw woorden dien geest in ons opwekken en als wij bidden met U, laat ons dan bidden als Gij.
P. Titus Brandsma, O. Carm.
Nijmegen, 11 juli 1926.
- ↑ Published in: P. Pacificus, o.carm, Nieuw Teresia-Kerkboek. Levensbeschrijving, onderrichtingen en gebeden volgens den geest – en de geschriften der – H. Teresia van het Kindje Jezus, ’s-Hertogenbosch 1926, p. 5-11.
© Nederlandse Provincie Karmelieten.
Published: Titus Brandsma Instituut 2020