Bij de klokkenwijding te Zenderen

1925

Speech

 

MR

Bij de klokkenwijding te Zenderen 27 dec ‘25

[1]

Hoc signum magni Regis est.[2]

Nog leeft in ons de Kerstgedachte. Telkens komt ons nog weder voor den geest het heerlijk tafereel, dat Bethlehems velden boden toen in de ooren der verschrikte herders uit Engelenmonden het Gloria in excelsis klonk. Een wondere muziek begeleidde die hemelsche zangen en dichters en schilders tooveren voor onze verbeelding klokken die luiden over de velden rondom den stal van Bethlehem en zilveren klanken mengen met de[3] heilige woorden: “Ik verkondig U een vreugde, een vreugde voor geheel het volk. Geboren is de Heiland, de Zaligmaker der wereld.”[4] Verstorven is der Engelenlied maar de Kerstklokken luiden hun blijde lied voort en als in den Kerstnacht, schooner dan de schoonste dag, de klokken luiden over de velden, dan weerklinkt in dat wondere lied der klokken de blijde boodschap die immers is voor alle volk. Die klokken klanken houden ons vast, omslingeren ons met hun klankenkringen en voeren ons weg naar de heilige plaats, waar Christus de Koning tot ons komt.

Maar gelijk het lied van den Kerstnacht is het wondere lied van de klok. Bode van vreugde maar tevens bode van lijden. Hoc erit vobis signum: Gij zult een Kind vinden in doeken gewikkeld, liggend in een kribbe.[5] Naast de heerlijkheid der Godheid, het lijden van de menschheid. Het lied van vreugde versterft in een klank somber van droefenis.

De klok, wij hooren haar.

 


  1. Manuscript (NCI OP90-2), 1 page.
  2. See: Mat 5:35; Antiphone of 6 January.
  3. In the manuscript: ‘het’.
  4. See: Luke 2:10-11.
  5. See: Luke 2:12.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2020