1941
Article
De Orde van Carmel en het Werk der Hereeniging
De Orde van Carmel in het Oosten gesticht, op den heiligen berg Carmel in Palestina, heeft zich altijd tot het Oosten getrokken gevoeld.
Reeds wordt van den tweeden Generaal der Orde, den H. Brocardus, verhaald, dat hij door den H. Albertus Patriarch van Jeruzalem, van wien hij ook den regel der Orde ontving, naar Damascus werd gezonden om [68] vrede te stichten tusschen Syrië en Egypte om de uitbreiding der Kerk in het Oosten mogelijk te maken. Ook de derde Generaal der Orde, de H. Cyrillus wordt ons in de oude levensverhalen geschilderd als een vurig strijder voor de leer der Kerk, die helaas tevergeefs beproefde den Patriarch van Constantinopel tot de eenheid der Kerk terug te brengen. Beider werkzaamheid moge te legendarisch omschreven zijn om er ons een juiste voorstelling van te maken, het feit blijft, dat zij eeuwen in de Orde zijn vereerd en gehuldigd als Apostelen voor de uitbreiding der Kerk in het Oosten in het begin van de dertiende eeuw. Een meer omschreven werkzaamheid ontplooide omstreeks het midden der veertiende eeuw een H. Petrus Thomas, die niet alleen door den Paus naar het Oosten werd gezonden om er vriendschappelijke betrekkingen aan te knoopen en geschillen bij te leggen, maar later ook als Pauselijk Legaat den kruistocht naar Alexandrië leidde en als Patriarch van Constantinopel opdracht kreeg de Christenen in het H. Land en omliggende gebieden te bezoeken en datgene te bevorderen, dat tot uitbreiding van de Kerk in het Oosten kon strekken.
Toen de H. Teresia de oudste tradities der Orde weer deed herleven, duurde het dan ook niet lang, of opnieuw werd de blik naar het Oosten gericht om er voor de uitbreiding der Kerk te werken. Was eerst in de zeventiende eeuw vanuit het herstelde heiligdom op den Carmel het nabijliggende land van Syrië, later ook Perzië, het terrein van de werkzaamheid van vele Carmelieten met Aleppo, Bagdad en Damascus tot centra, al spoedig strekte zich die werkzaamheid uit tot Engelsch-lndië met Goa als middelpunt, terwijl nog later het vruchtbaarste apostolisch gebied werd verkregen langs de kust van Malabar. Hier is het Apostolaat van de Hereeniging van de Paters Carmelieten wel buitengewoon gezegend. Zij werkten hier op tweevoudige wijze, eerstens voor de bekeering der heidenen, van wie zeer velen, door hen in de Kerk opgenomen, met hen den Latijnschen ritus volgen, vervolgens door een nog grooter aantal afgescheiden Christenen tot de eenheid der Kerk terug te voeren, voor wie zij door inschakeling van geuniëerde priesters reeds zooveel Oostersche parochiën mochten stichten, dat reeds drie Oostersche bisdommen in dit gebied konden worden opgericht met bisschoppen, die eveneens uit den afgescheiden Oosterscben ritus overgingen en door den Paus aan het hoofd der geuniëerden konden worden aangesteld.
Hoewel dus zelf niet tot den Oosterschen ritus overgegaan, werken daar de Paters Carmelieten op buitengewoon vruchtbare wijze aan de uitbreiding der Geuniëerde Christenheid in het Oosten, zoodat er wel geen gebied is aan te wijzen, waar het Apostolaat der Hereeniging in den tegenwoordigen tijd méér [69] resultaten oplevert. Een Reguliere Derde Orde van den Carmel van den Oosterschen ritus ondersteunt dit Apostolaat op schitterende wijze.
Ook op den Balkan zijn enkele kloosters van Carmelitessen van den Oosterschen ritus, die door haar gebed het Apostolaat der Hereeniging door de Orde van Carmel vrucht en wasdom schenken.
Een bijzondere aantrekkelijkheid hebben deze Carmels, doordat zij op zoo treffende wijze in herinnering brengen, dat de Paus de kleine Heilige van den Carmel, Teresia van Lisieux, tot Patrones van het Apostolaat der Hereeniging heeft verheven. Duidelijker kon wel niet door den Paus zijn aangeduid, hoe op de eerste plaats het gebed en het verborgen offer het Apostolaat der Hereeniging moet vooruit helpen op den moeilijken weg, dien het heeft te gaan.
Wij kennen echter allen de mooie voorstelling van Teresia’s machtige tusschenkomst ten gunste van hetgeen zij steunt en beschermt. Wij zien haar, terwijl zij haar rozen over de wereld laat neerregenen, geknield voor de H. Maagd Maria, de Moeder van den Carmel, met het Goddelijk Kind op hare armen. De rozen, die Teresia uitstrooit over de aarde, ontvangt zij uit de handen van Maria, die ze door haar machtige voorbede verkrijgt van Onzen Lieven Heer, haar Goddelijk Kind.
Met Teresia knielen wij neer voor de Lieve Vrouw van Carmel.
Wij allen zijn Maria’s kinderen.
Wie draagt niet haar heilig scapulier, onderpand van toewijding aan Maria!
Door de livrei, door Maria als Koningin des Hemels eens gegeven aan den H. Simon Stock en door hem aan al haar kinderen van den Carmel uitgereikt, voelen wij ons nog meer getrokken om in gezelschap van de kleine Teresia van Lisieux, onze zuster met hetzelfde Scapulier bekleed, tot Maria te gaan en van haar voor het Apostolaat der Hereeniging de rozen te vragen van Gods zegen en vruchtbaarheid, die Maria in hare handen gereed houdt.
- Dr. Titus Brandsma O.Carm.
- ↑ Published in: Mededeelingen van het Apostolaat der Hereeniging, July 1941, p. 67-69.
© Nederlandse Provincie Karmelieten.
Published: Titus Brandsma Instituut 2021