1938
Encyclopedic entry
Legende der Zeven Slapers
Slapers, Legende der Zeven Slapers. Een in Oost en West zeer verbreide legende van zeven (of acht) jongelingen, van wie de eerste somtijds Maximilianus heet. Vandaar heeten de Z. S. ook St. Maximilianus en gezellen.[2] Zij zouden onder de vervolging van keizer Decius in een grot van den Panajir-Dagh bij Ephese gevlucht en daarin ingemetseld zijn; onder keizer Theodosius II zouden zij teruggevonden en voor een korten tijd weder ten leven zijn opgewekt als levende getuigen van de Verrijzenis der lichamen. De legende, van Syrischen oorsprong en het eerst door Jacob van Sarug (521) literair bewerkt, stamt waarschijnlijk uit den tijd van den strijd om het dogma der Verrijzenis, die onder Theodosius II omstreeks het midden der 5e eeuw zijn hoogtepunt bereikte. Van Syrië werd ze naar Griekenland en Armenië en zoo naar Gallië verspreid (Gregorius van Tours). De grot werd vele eeuwen door pelgrims bezocht en werd het middelpunt van een reeks heiligdommen. Hun feest werd gevierd op 27 Juli. Zij werden in het bijzonder aangeroepen als patronen tegen koorts en slapeloosheid. De beste uitgave der oude legende geschiedde wel door A. Allgeier naar een hs. in Sachau (in: Oriens Christianus, 1915-’18).
Brandsma
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2022