De onderwijskwestie

1908

Article

De onderwijskwestie

[1]

Zooals alle landen, het een na het ander, heeft thans ook Italië een binnenlandschen strijd om het karakter van het onderwijs te voeren gehad. De mensch is nu eenmaal te godsdienstig of liever de godsdienst is nu eenmaal zoo redelijk en natuurlijk, dat het zeker niet op den duur mogelijk is den godsdienst uit een of anderen opvoedingsvorm als onderwerp ter bespreking, als beteekenisvollen opvoedingsfactor te weren. En als een deel der maatschappij de godsdienstloosheid van de school ( in welken vorm ook) te ver drijft, kan het niet uitblijven, en waar het dit deed, bleef het ook niet uit, dat het ander deel der maatschappij daartegen verzet aantekent met het gevolg, dat ofwel de school een gematigd godsdienstig karakter behoudt ofwel naast de school zonder God, de bijzondere, godsdienstige school wordt opgericht. In Nederland, in België staan de beide vormen naast elkaar, in Italië was de school, de algemeene school nog altijd in zooverre godsdienstig, dat men nog niet tot afscheiding kwam. Of dit feit nu daarin zijn grond heeft, dat de school in Italië nog zoo is, dat ze het godsdienstig gevoel in den mensch niet stoot en aan de eerste eischen van Godserkenning voldoet, dan wel daarin dat de Italiaansche katholieken niet die zorg voor den godsdienst aan den dag leggen en den godsdienst zoowel als factor van maatschappelijke orde, als uiting van den geschapen en dus afhankelijken mensch niet op die hoogte schatten, als verwacht moest worden, is moeilijk vast te stellen; zeker is het, dat de school nog niet geheel godsdienstloos was, maar even zeker dat zij in een grootendeels katholiek land anders moest zijn. En in vele landen zouden de katholieken het niet zoover hebben laten gaan als het hier en daar in Italië gekomen is. Maar nu is de maat ook van de diepte der Italiaansche onverschilligheid of beter non-chalance, overgeloopen. Hoe slecht ook hier en daar het godsdienstig element in het algemeen onderwijs werd verzorgd, nu men het er geheel aan wilde ontnemen, is het Italaansche katholieke volk opgestaan. En nog al met kracht.

Het had blijk gegeven nog al wat over zich heen te laten gaan, evenals bij de verschrikkelijke belastingen en gewoonlijk is het zóó, gelijk een Italiaan zelf naar aanleiding daarvan schreef, één dag brommen ze, houden ze optochten, werken niet, maar daags daarna is het, alsof er niets was gebeurd.

Maar nu is men te ver gegaan met zijn geduld te treiteren. En het volk werd door den te diepen steek zich nog van zijn leven bewust. De slaap is uit.

Tenminste de slaperigheid is er wat van overgegaan.

Wat er dan eigenlijk gebeurd is.

Daar het Italiaansche volk van huis uit katholiek is en dus de school katholiek was in alles, werd het godsdienst-onderwijs er ook in de scholen gegeven. Bij een geheel katholieke bevolking waren de leeken daartoe in staat, wie niet goed katholiek was, werd door katholieke ouders of hun gemeenteraad niet tot onderwijzer der katholieke jeugd benoemd. Maar een beetje anders werd dat, toen een liberaal-radicale regeering het onderwijs bestuurde en godloochenaars het officieel katholiek onderwijs moesten geven. Treurig zijn de staaltjes welke daarvan zouden kunnen worden voorgelegd. Bij het bespreken onder anderen van Gods alomtegenwoordigheid, werd op het goede antwoord van een kind de spottende tegenwerping gemaakt: “Kijk maar eens onder banken, of ge Hem ziet”, waardoor voor de kleinen onder invloed des onderwijzers niet slechts een der hoofdbegrippen van den godsdienst, maar ook een der eerste beginselen welke het kind betamelijk doen leven, belachelijk was gemaakt.

En zoo zijn er meerdere gevallen, zelfs van in vele opzichten ernstiger aard. Waarom ze aan te halen, een ieder begrijpt, dat op den duur, werd er door de Regeering niet ernstig de hand aan gehouden en toezicht daarop uitgeoefend, het godsdienstig element bij het onderwijs moest ontaarden.

Minister Rava heeft in plaats van toezicht en verbetering, in plaats van maatregelen te nemen om de ontaarding te voorkomen het godsdienstig element maar eenvoudig willen opheffen. Hij zal gedacht hebben en had wezenlijk eeningszins gelijk: beter niets dan zoo.

Maar het ‘niets’ kon in dit geval niet worden toegepast. Hij had dus het ‘zoo’ moeten veranderen. Hij had een wet moeten indienen, het Parlement moeten doen beslissen in deze het geheele volk rakende kwestie. Buiten alle verwachting kwam een ministerieële bepaling. Trouwens zij heeft geen lang leven gehad. Spoedig werd zij door een nieuwe gevolgd, welke de zaken weer ongeveer tot het oude terugbracht. De geheele geschiedenis heeft tot weinig anders gediend dan om de katholieken wakker te schudden en recht te doen eischen. Zoodat men na afloop niet bijzonder heeft te treuren. Het heeft goed gewerkt. Wat is er gesproken, geredevoerd, geschreven, gedebatteerd. Op alle plaatsen van beteekenis zijn ernstige protesten aangeteekend tegen de ontkerstening van het onderwijs, de bladen hebben er niet kolommen maar bladen aan gewijd en ten slotte is in de Kamer een motie behandeld op de meest geagiteerde wijze. Men heeft gezien, dat het katholiek gevoel der Italiaansche bevolking, het moge verzwakt zijn, nog leeft en zich niet laat onderdrukken.

Alles bespreken gaat niet.

Op hoeveel plaatsen vergaderingen werden belegd, handteekeningen bij duizenden, honderdduizenden werden verzameld, protesten geschreven om de Regeering in haar geheel en den hoofdleiders der beweging te beteekenen, dat men een school wilde, welke den godsdienst erkent, is niet te zeggen. Men kan wel zeggen dat in deze dagen ieder Italiaan een meening over dit gewichtig vraagstuk heeft moeten geven en opmerkenswaardig zijn dikwijls getuigenissen van mannen, wier katholiciteit onder ernstige verdenking stond. Italië heeft zich katholieker getoond dan men het veronderstelde, of wil men, sterker voor den godsdienst uitgesproken, dan men er van had verwacht.

Zelfs de katholieke bladen getuigen, dat men niet had voorzien dat naar aanleiding der laatste onderwijsbepalingen zulk een storm zou zijn ontstaan. Bij de behandeling van de motie-Bissolati in de Kamer kwam, kan ik gerust zeggen, geheel het volk in beweging om er zich over uit te spreken. De nieuwe organisatie der kath. Soc. Actie in Italië heeft een niet gering deel gehad in het leiden der manifestatie en de katholieken beter aaneengesloten doen strijden tegen den gemeenschappelijken vijand.

Dinsdag 18 Februari kwam de bewuste motie bij de doorluchte Volksvertegenwoordiging in behandeling; niet door den opsteller ervan verdedigd en door een of ander onaanneembaar verklaard, doch met zooveel strijdlust, dat de president reeds bij den aanvang op kortheid aandrong wijl niet minder dan 44 leden het woord erover hadden verlangd. En het ging er soms heftig toe, zooals men dat in Italië kan.

De heer Bissolati wenschte niets meer en niets minder, dan dat de Kamer zich zou uitspreken voor godsdienstloos onderwijs en alle vermenging van het onderwijs met godsdienstige elementen zou veroordeelen. Het terugtreden zelfs van minister Rava, die zijn besluit tot afschaffing van godsdienstonderwijs had ingetrokken of althans zoo gewijzigd, dat de gemeenteraad bij meerderheid van stemmen tot het behoud ervan kon besluiten en als de gemeenteraad er tegen was, den ouders veroorloofde zelve het godsdienstonderwijs te regelen, dat terugtreden door den minister onder den drang der protesten noodig geoordeeld, kon den afgevaardigde van Pescavolo niet er toe doen besluiten zijn motie in te trekken. Ik voorzie, zeide hij, dat de ministerieële bepaling zal worden goedgekeurd, maar toch ga ik niet terug, wijl het mij dienstig schijnt dat we hier de zaak openlijk behandelen en alle partijen er zich over uit spreken. Hij voor zich wenschte allen godsdienst uit de school geweerd, den gemeenteraad zelfs het recht het erin te erkennen ontzegd. Een nieuwe wet vraagt hij niet, evenmin de authentieke uitlegging der bestaande, wijl naar zijn meening wat de duistere woorden der wet onbepaald laten, door de uitspraak der Kamer bij de behandeling der motie duidelijk genoeg zal worden omschreven. Intusschen doet hij zelf zijn best uit de geschiedenis der onderwijswetten de wet te verklaren in den zin, dat godsdienstonderwijs er volstrekt niet door wordt geeischt. Het mooist was eigenlijk, dat hij den eisch der katholieken een teeken van zwakheid noemde en van gebrek van vertrouwen in hun geloof, dat ze zich van het ontvankelijk kinderhart wilden meester maken om hun geloof te bewaren.

’t Schijnt, dat de heer Bissolati zelfs de elementairste beginselen der opvoedkunde vergeten heeft. Als men zoo wilde redeneeren was het logisch de kinderen als Romulus en Remus der legende maar aan de wolvinnen in het bosch ter opvoeding te geven en na een twintig jaar hun alles wat er op de aarde al geleerd is opeens voor de oogen te stellen. Misschien dat dan de kantiaansche theorie van het zuiver verstand de volmaaktheid aan het menschdom zou geven. Maar misschien ook wel niet. Och, och, wat kan een mensch soms toch doodgewone en vanzelfsprekende waarheden als ze hem niet te pas komen mishandelen.

’t Spreekt dat zoowel van de geloovige als van de streng katholieke leden der Kamer scherpe kritiek op de heillooze strevingen der uiterste lin- [4] kerzijde werd geoefend. Cameroni besprak het vraagstuk meer van theoretische zijde en wees op de onmogelijkheid met een ongodsdienstige opvoeding een grondslag en een waarborg te vinden voor zedelijke en maatschappelijke orde. Stoppato bekeek het vraagstuk meer van politieke zijde en legde met tal van statistieken, het bewijs over dat in Italië en speciaal in alle groote steden de meerderheid het godsdienstonderwijs wil, in Rome bijv. ruim drie-vierden, dat derhalve de Kamer, met zich daartegen uit te spreken, zich tegen den volkswil zou plaatsen. Dit argument won dagelijks in kracht, wijl de manifestaties van den volkswil voor godsdienstonderwijs vooral tijdens de Kamerdebatten steeds talrijker werden en in alle, hoewel in steeds waardige vormen, aan de Regeering werden kenbaar gemaakt, in brieven, in telegrammen, adressen, protestvergaderingen enz. enz.

In schaterend gelach barstte de Kamer uit, toen de katholieke afgevaardigde voor Rome Santini zich eveneens beriep op de meer dan 100.000 handteekeningen van meerderjarige burgers der stad ten gunste van godsdienstonderwijs, en men het argument wilde verkleinen door te zeggen, dat de geestelijkheid die bijeen had verzameld. “Had ge soms gewild, dat we het door Nathan (den nieuwen burgemeester van Rome, Jood-Vrijmetselaar) hadden laten doen,” zeide hij ter snede, zooals hij dat alleen kan. We mogen blij wezen, dat de priesters er zich druk voor hebben gemaakt en het volk in dit dringend geval naar hun woord heeft geluisterd. Meteen legde hij er den nadruk op, scherp en onder bij zijn reden gewone hilariteit, dat al dit woelen en wroeten het werk was der vrijmetselarij. Santini is zoo’n enfant terrible als hij aan ’t woord komt en zonder eigenlijk een rede te houden, waarin draad en verband zit, blijft hij een half uur aan ’t woord met in verband met de kwestie de doopceel der hoofdpersonen te lichten. De minister-president Giolitti kwam er dezen keer nog al genadig bij hem af. Hij was nu niet op bevel der vrijmetselarij werkzaam geweest. ’t Was eigenlijk toch weer ironie, want Rava, de minister van onderwijs, was het naar Santini’s getuigenis wel. Giolitti had eenvoudig de oogen gesloten en zijn gewone schipperspolitiek gevolgd, zich de weelde niet veroorloofd er een eigen meening over het vraagstuk op na te houden, gelijk hij feitelijk zelf den eersten dag verklaarde. Giolitti moet zijn minister-portefeuille behouden; door ze niet open te doen.

Dat hier wel degelijk van vrijmetselaarswerk sprake was, bewijst een brief den 12den Februari 1908 aan de maconnieke kamerleden gezonden, geteekend door den Grootmeester Ferrari:

Italiaansche Vrijmetselarij,

Kabinet van den Grootmeester

 

Rome 12 Februari 1908

 

Doorl.. en Dierbare Broeder,

Veroorloof mij, dat ik U, nu de behandeling der motie-Bissolati aanstaande is, aan hetgeen ik U den 23 Februari van het vorig jaar schreef herinner en U aanspoor volgens ons program voor volstrekt en algeheel godsdienstloos onderwijs. Vertrouwend, dat U aan mijn verzoek gevolg zult geven, U mijn broederlijke groeten aanbiedend,

 

De Grootmeester

Ettore Ferrari.

 

Dus een jaar geleden was in de vrijmetselarij het wachtwoord voor den strijd reeds gegeven. ’t Is trouwens niet het eenige document, dat het bewijst. Reeds voor 4 jaar werd het schoolprobleem in de gewone Nieuwjaarscirculaire der Italiaansche loge, het grond-, het levensvraagstuk genoemd, dat de directe actie van alle krachten der leden-broeders vorderde. In een memorie in Oct. van het vorig jaar door de loges der Tibervallei gegeven, blijkt, dat een der wijste broeders, fratello sagissimo, minister Rava, in den loop des jaars de oplossing der schoolkwestie ter speciale studie aan de loges had aanbevolen, doch de memorie door de loge ‘Mameli’ gegeven duidelijk maakte, dat, hoewel een agitatie ten gunste der godsdienstlooze school moest worden op touw gezet, alleen de tusschenkomst van den minister in dezen iets bepaalds kon doen bereiken.

Men zal zich de agitatie, de verdachtmaking der religieuzen-scholen op het einde van het vorig jaar nog herinneren; van eenigen tijd later dagteekent tevens het eerste besluit van minister Rava, dat het godsdienstonderwijs in de school zoo goed als afschafte.

Men had echter buiten de waard gerekend, het lukte niet. De doorluchtige broeder was zoo wijs nog terug te trekken, wat ook wel niet zal zijn geschied, dan nadat het ‘Groot-Oosten van Italië’ met drie sterretjes het besluit daartoe heeft goedgekeurd. Gelukkig Italië, welks ministers de besluiten teekenen der Vrijmetselarij.

Eindelijk na 10 dagen gepleit over en weer heeft de stemming een einde gemaakt aan den strijd. Tenminste voorloopig. Met verpletterende meerderheid heeft de Kamer zich voor het behoud van het godsdienstonderwijs en daarmee voor min of meer godsdienstig karakter van de school uitgesproken. Men 333 van de 440 bij de stemming van het eerste lid der motie, met 347 van de 407 bij de stemming over het tweede lid werd verworpen het voorstel Moschini-Bissolati, dat de Kamer de onbevoegdheid van den staat het godsdienstig onderricht te regelen, erkennend, dat dus geen plaats kan vinden in de openbare lagere scholen, de Regeering uit zou noodigen het godsdienstloos karakter aan de lagere school te verzekeren met te verbieden, dat daarin, onder welken vorm ook, godsdienstonderwijs wordt gegeven.

Omdat echter minister Rava, zooals boven gezegd is, zijn besluit had gewijzigd, bleef het vertrouwen in het beleid der Regeering behouden. Wel werd sterk aangedrongen op beter regeling, op meer concessies, doch de minister-president Giolitti was niet te bewegen en wilde de handhaving der genomen besluiten, voorloopig tenminste als proef. Indien zou blijken dat de regeling door minister Rava getroffen onvoldoende bleek of tot misstanden aanleiding gaf, zou de Regeering niet in gebreke blijven in een betere regeling te voorzien. Men was er maar half mee tevreden, doch berustte er toch in. Met 279 stemmen van de aanwezigen werd het vertrouwen der Kamer in de Regeering uitgesproken.

Uit was het.

Of daarmee de kwestie van de baan is?

Voor een tijdje wel en misschien dat de actie der katholieken de algeheele ontkerstening der scholen nog tegenhoudt. Maar reeds velen roepen om vrijheid van onderwijs, steeds levendiger wordt het bewustzijn, dat zelfs de school, zooals zij nu is, een geloovige niet kan bevredigen. En als de katholieken niet in staat zullen zijn spoedig voor een godsdienstige opvoeding hunner kinderen meer voldoende waarborgen te hebben in een breedopgevatte wijziging der schoolwetten, zal ook in Italië de bijzondere school naast de openbare verrijzen en gelijke bevestiging eischen. Met de bepaling, dat de vaders van gezinnen, die godsdienstonderwijs verlangen, dit zelve moeten bekostigen, indien de meerderheid in den gemeenteraad dit onderwijs niet wenscht, hebben de radicalen zelve den eersten steen gelegd voor de bijzondere school.

Maar misschien durft een volgend ministerie een wijziging aan en kan een regeling als in Oostenrijk, in Beieren bijv. het afbouwen nog niet noodig maken.

We zullen zien.

Blij zijn kunnen we alles samengenomen slechts ten deele, wel en in hooge mate omdat het Italiaansche volk zijn katholicisme weer is bewust geworden, is wakker geschud en de noodzakelijkheid van godsdienstonderwijs luide heeft erkend, ook omdat de regeling thans getroffen dit godsdienstonderwijs op de meeste plaatsen laat bestaan, doch te betreuren valt, dat van de wisseling der meeningen in een gemeenteraad het geven van godsdienstonderwijs is afhankelijk gemaakt en het daardoor mogelijk is geworden, dat in een staat, waar het Katholicisme staatsgodsdienst is, de toch reeds zoo zwaar belaste bevolking verplicht kan worden voor het godsdienstonderricht der kinderen nieuwe offers te brengen. Maar zoo moet het geloof immers blijven leven.

 

T.B.

 


  1. Published in: De Voorhoede, 14 March 1908, 3-4 [Brieven uit Rome]. The article has been discovered in 2019, by Ineke Cornet, in the archives of ‘Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis’ (Amsterdam), which preserves the magazine.

 

© De Voorhoede: Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam

Published: Titus Brandsma Instituut 2023