Na zeshonderd jaar

1937

Article

 

Na zeshonderd jaar

Inleiding door Prof. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm.

[1]

Wat moet het vroeger mooi hebben gelegen. Woudsend, aan den rand en in de luwte van de daarachter gelegen hoog opgaande bosschen, de Zeven Wouden van Friesland, als een rustpunt voor en na den tocht door het uitgestrekte woud.

De bosschen zijn gekapt. Weelderige greidevelden zijn er voor ontgonnen. Het land is zoo open en vlak, dat de naam Woudsend haast niet meer begrepen wordt. Maar die naam zegt ons, dat er in den loop der eeuwen veel verandert en de geschiedenis ons verplaatst naar toestanden, waarvan we nauwelijks meer begrip hebben.

Het kleine Woudsend had in die dagen een eigen beteekenis, niet als een centrum van het Friesche leven, maar als een toegangspoort aan den waterweg, die het land inleidde aan den zoom van het bosch, dat nog weinig toegankelijk was. Zoo begrijpen we, dat de Lieve-Vrouwebroeders, zooals de Carmelieten in die dagen algemeen genoemd werden, toen zij uitbreiding van hun Orde zochten en naar Friesland gingen, in het kleine Woudsend een geschikte plaats zagen, eensdeels om zich in de rust van dit stille plaatsje aan het gebed te wijden, anderdeels ook om, van Holland komend, daar een eerste rustplaats te hebben en een uitgangspunt voor hun werk in de zielzorg over het Friesche gebied.

Woudsend werd het Friesche klooster, gesticht vanuit Haarlem, waar de Carmelieten zich het eerste vestigden. Holland had reeds zoo dikwijls het oog naar Friesland gericht en het willen winnen. De Carmelieten deden het met vreedzamer bedoelingen en zochten reeds bij de stichting Fries met de Friezen te zijn, als het al geen Friezen waren, die in Haarlem ingetreden gaarne naar Friesland teruggingen.

Te Rome, het centrum der Christenheid, was het heiligdom der Friezen het kleine Sint-Michielskerkje aan den voet van den Vaticaanschen heuvel. Het eerste Friesche klooster van den Carmel zou ook Sint Michiel tot Patroon hebben naast de Lieve Vrouw, die van alle Carmels steeds de eerste Patronesse is.

Woudsend werd uitgekozen niet slechts om zijn ligging om vandaaruit Friesland verder in te gaan, maar zeer waarschijnlijk ook, omdat het zoo klein was, slechts van kerk en zielzorg te voorzien door een klooster, dat met daarbuiten werk en inkomsten te vinden, bestaan kon. Zulk een klooster was er niet voor Woudsend alleen, zulk een klooster kon Woudsend ook niet onderhouden. Het was een klooster voor heel Friesland en is dat ook tot het eind toe geweest. De Orde heeft er tot het laatst toe zegenrijk gewerkt. Al zijn er nu en dan, vooral in den troebelen tijd der Hervorming, waarin alle kloosters in Friesland zijn ondergegaan, ook in den Carmel van Woudsend kloosterlingen geweest, die tot de orde moesten worden geroepen, het klooster hebben verlaten, boven dezen staan vele geleerde en heilige mannen. Het moge tot eer der Orde gezegd worden, dat de Carmelieten te Woudsend in dien moeilijken tijd nog het mogelijke hebben gedaan om Friesland te redden en zij het geweest zijn, die de Jezuïeten hebben opgenomen en gesteund bij hun eerste pogingen om er nieuw leven te brengen.

De Provinciaal der Carmelieten in Neder-Duitschland en de Nederlanden verwees in 1564 Pater Anske Bokkes Bruynsma, den Frieschen Jezuïet, die wilde trachten Friesland te redden, nadat zijn pogingen tot stichting van een college te Leeuwarden en Sneek waren mislukt, naar den Prior van Woudsend, Johannes Paeps, blijkbaar breed genoeg van inzicht om toe te laten, dat Pater Bruynsma niet alleen zelf onderdak in het ontvolkte klooster vond, maar er zelfs een eigen kloostertje inrichtte en een school begon, natuurlijk niet zonder medewerking van den Prior. En toen het in Woudsend niet wilde, zien wij denzelfden Pater nog weder voor zijn al te moeilijk werk steun zoeken en vinden bij de Carmelieten te IJlst, zij het daar niet in hun klooster, dan toch in hun parochie. Hij heeft het na vijf jaren moeten opgeven en is naar België teruggeroepen. De Carmelieten hebben in beide plaatsen nog jaren stand gehouden, te Woudsend langer dan op de meeste plaatsen mogelijk is geweest. [4]

Is dit een eer voor den Prior van Woudsend, dien we 12 jaar na de suppressie der kloosters nog in Woudsend zien, het is ook een eer voor Woudsend, dat zulks er mogelijk is gebleven.

Het is jammer, dat menschenwerk zoo wisselvallig is en tijden van verval volgen op tijden van bloei en dat tenslotte het Woudsender klooster in den nood der tijden is ondergegaan. Maar Woudsend heeft er zijn kerk en zijn eigen zielzorg door gekregen en behouden.

De Paters namen er vanaf 1337 de zielzorg waar. Zij bouwden een kerkje als parochiekerk en daarnaast hun klooster. Zoo is de stichting van het klooster ook de grondlegging van de parochie en viert thans de parochie, die is blijven voortleven, feest bij de herdenking van de stichting van het klooster, nu 600 jaar geleden.

Gaarne deelen de Paters Carmelieten in die feestviering. Al is hun klooster gesloopt, de zielzorg aan anderen overgedragen, zij weten, dat dankbaar wordt teruggezien naar hetgeen zij mochten doen om de parochie te stichten en gedurende meer dan 250 jaar voor de zielzorg deden. En met te grooter vreugd deelen zij in dit feest, omdat op de grondslagen, door hen gelegd, nadat zij gedwongen werden heen te gaan, anderen hebben voortgebouwd, eerst verspreide missionarissen, rond het midden der 17de eeuw gedurende ruim 40 jaar de Paters Jezuïeten, sindsdien reeds meer dan 250 jaar wereldheeren, wier lange rij bij dit feest op zoo waardige wijze wordt afgesloten door den Zeereerw. Heer W.G. Welsing, dien het tot eere strekt, niet slechts voor zijn parochie de meest toegewijde herder te zijn, bedacht op haar innerlijk leven zoowel als op haar uiterlijken luister, maar ook de gelegenheid te hebben aangegrepen om zijn parochianen in dankbaarheid te doen terugzien op Woudsends historie en traditie. Deze herdenking wordt nog verdiept, nu wij in de zoo zorgvuldig bewerkte schets van den heer Henk Aukes een zoo waardevol beeld van het verleden voor ons zien en van het kerkelijk leven te Woudsend zulk een schat van gegevens zien opgedolven.

Moge dit feest er toe bijdragen, dat Woudsend als in het verleden zijn traditie hoog houdt.

Moge men te Woudsend vooral gaarne blijven luisteren naar hetgeen de Carmelieten, die er eens hun klooster hadden, voortbouwend op de tradities der Lieve-Vrouwebroeders van de 14de, 15de en 16de eeuw, nog steeds met bijzondere voorliefde aan de geloovigen voorhouden: Tot Jezus door Maria.

Nijmegen, Feest van Maria-ten-Hemelopneming, 1937.

 


  1. Published in: H. Aukes, F.G. van der Meer, Gedenkboek uitgegeven bij gelegenheid van het 600-jarig bestaan der parochie van Sint Michael te Woudsend 1337-1937, s.l., 1937, 3-4.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2024