Als Geestelijk Adviseur

1941

Letter

 

Nijmegen, 31 December 1941

 

Zeer Geachte Heer,

[1]

Als Geestelijk Adviseur van de R.K. Journalisten-vereeniging, aangesteld door Zijne Hoogw. Exc. den Aartsbisschop, meen ik verplicht te zijn, het volgende onder Uw aandacht te brengen.

Het Journalisten-besluit en de daarbij gegeven toelichting erkennen uitdrukkelijk niet slechts het bestaansrecht, maar zelfs de wenschelijkheid van confessioneele naast andere dagbladen in Nederland. Bij de reorganisatie van de dagbladpers zijn uitgesproken Katholieke dagbladen gehandhaafd. Dat wil zeggen, dat dagbladen worden toegelaten, die de Katholieke beginselen als richtlijnen volgen.

Het Nederlandsch Recht erkent de Katholieke Kerk als een der groote Kerkgenootschappen van het land en staat haar toe, zich in haar inwendige organisatie te richten naar haar eigen beginselen. In die inwendige organisatie staat voorop, dat het den Bisschop toekomt, voor zijn Bisdom met betrekking tot geloof en zeden en de onderhouding van de kerkelijke tucht in geweten bindende beslissingen te geven. Aan den Bisschop is het, te bepalen, welke gedragslijn met betrekking tot principiëele punten door de geloovigen van zijn Bisdom is te volgen. Volgens haar eigen beginselen zoowel als volgens de beginselen van het internationale recht erkent de Kerk in Nederland eerbiedig de rechten van de bezettende macht. Maar het Hoogw. Episcopaat heeft zich gedwongen gezien, krachtens diezelfde eigen beginselen op te treden tegen een Beweging, die die beginselen bestrijdt en beginselen verkondigt die met die van de Katholieke Kerk in strijd zijn. Aan de dagbladpers in Nederland wordt thans veel ter publicatie aangeboden onder de uitdrukkelijke vermelding, dat zij verplicht is dit op te nemen. Waar dit niet in flagranten strijd was met de katholieke beginselen, is daaraan in die mate voldaan, dat de katholieke bevolking haar dagbladen niet zonder ergernis ter hand neemt, de Directies en Redacties echter verontschuldigt, omdat zij bekend is met den op haar uitgeoefenden dwang. Of de Redacties en Directies hierin al dan niet te ver gingen, is voor den gewonen lezer, niet bekend met alles, wat er uitgevaardigd wordt, niet te beoordeelen. Het Hoogw. Episcopaat heeft in zijn eerste rondschrijven tot zijn spijt moeten vaststellen, dat de vroegere glorieuze Katholieke dagbladen thans nauwelijks nog den naam van Katholieke Dagbladen mogen dragen. Waar echter bij verschillende Dagbladen Directie en Redactie oprecht de Katholieke beginselen zijn toegedaan en haar uiterste best doen, zooveel mogelijk het katholiek karakter van haar Dagblad te handhaven, daar erkent het Episcopaat gaarne, dat zij staan voor een zeer zware taak en begrijpt het, dat het in de practijk zeer moeilijk is, de grens te trekken tusschen het al en het niet meer oirbare.

Het Hoogw. Episcopaat erkent, dat zoolang Directie en Redactie er oprecht naar streven, het eigen katholieke karakter van haar Dagblad te handhaven, haar streven eerbied en erkenning verdient. [2]

Maar hoe moeilijk het moge zijn, de grens te trekken, hoever precies onder dwang mag worden gehandeld, waar deze dwang bekend is, sinds eenige dagen is door de leidende instanties in het Dagbladwezen een lastgeving uitgevaardigd, welker opvolging de Directies en Redacties van de Katholieke Dagbladen in strijd zou brengen met de beleving van het katholiek beginsel. Uitdrukkelijk is in die lastgeving, welke het opnemen van advertenties voor de N.S.B. verplichtend stelt, gezegd, dat men zich niet op principiëele gronden daartegen mag verzetten. Hier wordt door deze leiding zelf het beginsel tot punt van tegenstelling gemaakt. Hier kunnen de Katholieke Dagbladen niet meer toegeven, willen zij niet in strijd komen met het gebod van hun Bisschop, dat hen verbiedt, aan die Beweging belangrijken steun te verleenen. Nog is deze lastgeving niet geschied in een officiëele verordening. Door middel van de Telex is ze als bericht aan de Dagbladen verstrekt. Wellicht komt het ook niet tot een officiëele verordening. Des te beter. Maar indien het daartoe zou komen of zoo overeenkomstig dit Telex-bericht op plaatsing van advertenties voor de N.S.B, wordt aangedrongen, zelfs onder bedreiging van zware boete of van schorsing of zelfs opheffing van het betreffende Dagblad, dan moeten de Directies en in overeenstemming met dezen de Redacties voor wat artikelen van dezelfde strekking betreft, indien zij prijs stellen op het katholieke karakter van haar Dagblad, dit beslist weigeren.

Het kan niet anders. De grens is hiermee bereikt. Ik vertrouw, dat de Katholieke Dagbladen met betrekking tot dit open feit zonder aarzeling het katholieke standpunt zullen handhaven. Hoe strakker allen hier één lijn volgen, hoe sterker zij staan.

U begrijpt, dat ik dit niet schrijf dan na rijp beraad en na bespreking met andere leidende personen en met Zijn Hoogw. Exc. den Aartsbisschop. De leidende instanties in het Dagbladwezen mogen vrij kennis nemen van dit standpunt. Erkennen zij niet, dan maken zij de Katholieke Dagbladen onmogelijk en houden deze op te bestaan, zoo niet materieel, dan zeker formeel met het gevolg, dat, zoo zij materiëel blijven bestaan, zij niet meer op de overtuigde Katholieke lezers en abonnés hebben te rekenen en eerloos ondergaan. Het zal zeer zeker hard zijn voor velen, die daaraan tot heden een eervolle en loonende betrekking hadden, de verantwoordelijkheid voor de gevolgen rust alleen op degenen, die het geweten van Directie en Redactie tegen alle beloften in geweld zouden aandoen. Voor alsnog kan ik moeilijk aannemen, dat de verantwoordelijke instanties zoover zullen gaan. Doen zij het, God spreekt het laatste woord en loont den trouwen knecht. Met de beste wenschen voor het Nieuwe Jaar.

P. Titus Brandsma, O. Carm.

 


  1. Letter (NCI Doos 14-1.7).

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2023