Carmel op Java

1926
Article

 

Carmel op Java

[1]

Met veel vreugde schrijf ik eenige regelen over onze Missie in Oost-Java en Madoera ter gelegenheid van de Missieweek te Groningen.

Zij is er niet door een stand vertegenwoordigd. Het Missiewerk heeft in Nederland zulke afmetingen aangenomen, zooveel Orden en Congregaties wedijveren met elkander, dat het niet mogelijk is, tenzij op enkele groote plaatsen, een Missietentoonstelling te organiseeren, waarop aan allen, die een Missie aan hun zorgen zagen toevertrouwd, gelegenheid kan worden gegeven, in hun stand van hun Missiewerk te spreken.

Onze Missie had haar stand te Zwolle, te Enschede, nu heeft het Utrechtsch Diocesaan Missiecomité weer anderen een beurt moeten geven.

Met des te meer vreugde grijp ik de gelegenheid aan, om in Ons Noorden met enkele woorden over de mij zoo dierbare Carmel-missie in Oost-Java en Madoera te spreken. Ik spreek hier over deze missie alleen, de omstandigheden leggen beperking op. Ik had anders gaarne ook een enkel woord gezegd over de zoo vruchtbare missie der Nederlandsche Paters Carmelieten in Brazilië, waar zij binnen kort het zilveren feest van hun eerste komst hopen te vieren.

De Nederlandsche Provincie van de Orde van Carmel had daarmede reeds een zware taak op zich genomen, maar toen nu drie jaar geleden de gelegenheid zich aanbood, om de missie-werkzaamheid ook tot onze eigen koloniën uit te breiden, op Java en Madoera, een missieveld ter ontginning aan te nemen, toen ging ons hart nog wijder open, toen grepen we aan met beide handen en met tientallen gaven de Paters en Broeders zich op om de werkzaamheid in het vaderland te ruilen voor de hardere onder de tropenzon van Insulinde.

Alle begin is moeilijk. We hadden gaarne tien of twintig missionarissen naar Java gestuurd, maar dat zou een te groote sprong geweest zijn. Geleidelijk moet de werkzaamheid worden uitgebreid. Drie jaar geleden gingen de drie eerste Paters naar Malang. Verleden jaar kwamen twee anderen hun hulp bieden, over een paar maanden hopen weer drie of vier hun rijen te versterken, terwijl nu ook Zusters en Broeders naar alle waarschijnlijkheid veel werk zullen overnemen en organiseeren, dat tot heden ongedaan bleef of te veel vroeg van tijd en kracht der weinige Paters.

Er is in drie jaar tijd veel gebeurd. God heeft de onderneming wel gezegend.

Na Hem moeten we hier echter allereerst hulde brengen aan de Paters Jezuieten, die het moeilijk pionierswerk verrichtten, die in Oost-Java, gelijk in alle deelen van Nederlandsch Oost-Indië het missiewerk begonnen, de eerste staties stichtten, door geregelde dienstreizen het eerste verband vormden tusschen de overal verspreide Europeesche Katholieken en den grondslag legden voor het missiewerk onder de inlanders.

In Oost-Java, in de drie residenties Pasoeroean met Probolinggo, Bezoeki en het eiland Madoera was echter nog slechts één vaste statie. Hulde hier aan den zoo pas overleden stichter dier statie, den welbekenden Pater Jongbloedt S.J. en zijn medehelpers, die te Malang niet alleen een statie stichtten, maar ook een kerk bouwden, die een sieraad is van de stad, daarnaast wisten te komen tot stichting van een huis der Eerw. Zusters Ursulinen, wier school over het gehele eiland bekend is, bovendien tot den bouw van kleine kerkjes te Lawang en Pasoeroean.

Malang is een der mooiste punten van Java. Het klimaat is er zacht, het in de nabijheid gelegen Lawang is zoo mogelijk nog gunstiger. Er was een vrij talrijke parochie gevormd.

Men kan het zich voorstellen, dat het den Paters Jezuieten niet licht is gevallen, deze mooie en veelbelovende statie te verlaten en ons de vruchten te laten plukken van veel zaad, door hen in de voren gelegd. Maar toch werden door hen begin Juli 1923 de drie eerste Paters Carmelieten met open armen ontvangen en trokken zij zich 1 Aug. van dat jaar voor ons terug.

Veel medewerking mochten onze Paters ondervinden. Reeds na een paar maanden, 15 October 1923 werd een Hollandsch-Indische school begonnen. De onderwijzer moest eerst nog wonen in de pastorie, voor school diende een privaat huis, maar spoedig werd ook deze toestand beter. 1 Maart 1924 werd een nieuwe school ingewijd voor 120 jongens, nu reeds aangegroeid tot een getal van 150. Ook de Zusters Ursulinen begonnen een inlandsche school voor meisjes, wier getal wel niet tot honderd steeg, maar toch ook geleidelijk toenam.

Einde Maart 1924 kwamen twee nieuwe missionarissen uit Nederland en reeds begin April wordt een tweede vaste statie begonnen te Probolinggo. Dit is een stad van beteekenis op Java, de derde havenstad, maar het klimaat is niet dat van Malang. Men weet daar dat men niet ver van den Evenaar woont. Maar in het zweet des aanschijns moet zeker de missionaris zijn werk verrichten en dit deert hem ook weinig, vooral als hij het gewaardeerd ziet als onze Paters te Probolinggo.

17 Aug. 1924 heeft de eerste steenlegging plaats van een kerk te Probolinggo. 1 December kunnen de Paters er hun woning reeds betrekken en 7 December 1924 wordt de nieuwe kerk plechtig ingezegend, toegewijd aan de Lieve Vrouw van het H. Scapulier.

Voor dit jaar ten einde is, hopen er de Paters ook de hulp van Zusters te ontvangen om met haar medewerking een school te openen voor meisjes, terwijl Broeders worden verwacht voor het stichten van een inlandsche jongensschool. Als een enkel voorbeeld van de vruchtbare maar tegelijk hoogst noodzakelijke werkzaamheid der Paters te Probolinggo moge dienen, dat in 1924 niet meer dan 82 de Paaschcommunie ontvingen, het jaar daarop reeds 130. In het geheel echter zijn er 285 Katholieken van wie 22 inlanders.

Als een ander bewijs van de vruchtbare werkzaamheid en van nieuw opbloeiend katholiek leven te Malang diene, dat daar het aantal Communiën in één jaar in den tijd van drie jaar van 8.000 tot 18.000 steeg, niet gerekend de Zusters Ursulinen en haar school en pensionaat met meer dan zeshonderd leerlingen. In hare inrichting was nog een getal van 47.000 H.H. Communiën.

Zoodra weer nieuwe krachten aankomen, en dat zal dezen zomer zijn, hopen de Paters een nieuwe vaste statie te beginnen in Djember, het centrum van de tabakscultuur in het Oosten.

Intusschen werden nog twee kleine inlandsche staties gesticht. Wel kan hierbij nog niet een Pater vastgeplaatst worden, maar het zijn toch posten, waar geregeld de Pater komt en een klein bedehuis het punt van samenkomst vormt, ook al zijn de Paters niet in staat de H. Mis op te dragen, omdat zij verplicht zijn, dat te doen, waar talrijker bevolking dringender aanspraken doet gelden.

Zoo werd in Augustus 1925 een geheel inlandsche statie gesticht in de dessa Kendjang bij Soekorena in de nabijheid van Djember. Een geheele groep Javanen van Midden-Java, van wie enkelen bekeerd waren tot het Katholiek geloof, was een paar jaar geleden, eensklaps verdwenen en vestigde zich in Oost-Java. Eerst na lang zoeken gelukte het een der Paters Jezuieten van Midden-Java hun vermoedelijke verblijfplaats uit te vorschen. Met een der Paters Carmelieten ging hij hen zoeken. Men vond hen in de nabijheid van Djember. Aanstonds werd het onderwijs in den godsdienst voortgezet, grond gekocht voor een kerkje en inlandsch schooltje, een onderwijzer werd gezocht en gevonden, die tevens als godsdienstleeraar optreedt en nu zijn reeds een kleine honderd gedoopt, terwijl nog een 25 zich tot het ontvangen van het Doopsel voorbereiden.

Een tweede inlandsche statie werd in het December van het vorig jaar begonnen te Baleardjosari, een rubbercultuur in de nabijheid van Malang. Een eerste twintigtal Javanen ontving er reeds het H. Doopsel, terwijl nog een groote groep zich daar toe voorbereidt.

Ik wil niet in nadere bijzonderheden treden. Deze enkele grepen zeggen reeds, dat in drie jaar tijd het terrein ons in Oost-Java toegewezen met kracht wordt bewerkt en hard wordt voortgebouwd op de grondslagen door de Paters Jezuieten gelegd. Het is te verwachten, dat spoedig op vele plaatsen naast de Europeesche Katholieken een evengroot aantal Javaansche Katholieken zal staan. Was het aantal werklieden grooter, waren de middelen overvloediger, het is zeker, dat nog rijker vruchten van bekeering zouden worden verkregen.

Moge de Groningsche Missieweek in vele jonge harten de alarmklok luiden, die hen spreekt van den nood aan werkers in onze Missie, die hen roept tot dit heerlijk missiewerk, opdat ook van dit gedeelte de leuze verwerkelijkt worde:

Java aan Christus.

 

Nijmegen, 20 April 1926.

Dr. Titus Brandsma, O. Carm.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2023


  1. Published in: Ons Noorden, Thursday 29 April 1926, 5.