De H. Augustinus als beeld onzer Universiteit [summary]

1930

Article

 

Rede Prof. Dr. Titus Brandsma, O.Carm.:

De H. Augustinus als beeld onzer Universiteit.

[1]

Bij de hulde aan St. Augustinus te Nijmegen, den zetel der Kath. Universiteit, moge hij een oogenblik voor ons staan als haar beeld, opdat blijke hoe zij een beeld zou kunnen wezen van den H. Augustinus.

Onder vijfvoudig opzicht zou hier de Heilige te beschouwen zijn.

Op de eerste plaats als de rustelooze zoeker naar de waarheid, voor wien de kennis een der eerste levensbehoeften geworden is. Als een onrustige geest zwerft hij van stad tot stad, van Afrika naar Europa en vandaar weer naar Afrika om eindelijk eerst te Hippo tot een rustige werkzaamheid te komen. Wendde hij zich eerst af van het Christendom, omdat hij al te zeer vertrouwde op de macht der rede en werd hij Manichaeër omdat hij in hun leer een godsdienst meende te vinden volgens de rede opgebouwd, eerst hier teleurgesteld, later als aanhanger van de twijfelzieke school der Academici nog minder bevredigd, kwam hij, na eerst tot in de beide uitersten geschommeld te hebben van rationalisme tot scepticisme tot het juiste middenpunt en zag hij in het Christendom de schoonste harmonie tusschen weten en gelooven en achtte hij zich gelukkig in zijn steeds dichter naderen tot de waarheid. Hij trekt zich met zijn vrienden in de eenzaamheid terug om zich geheel aan het wetenschappelijk onderzoek, aan de bespiegeling der hoogste waarheden te wijden. En hij voelt zich steeds weer gedrongen, zijn kennis ook mee te deelen uit liefde tot de waarheid en om ook anderen in haar bezit gelukkig te maken. Niets heerlijker dan het zoeken naar de waarheid, vooral geleid door de Openbaring, waardoor dat zoeken zooveel veiliger geschiedt. Zij, die hetzij als student, hetzij als Hoogleeraar zich hier wijden aan de studie, mogen op dit feest wel een oogenblik de vreugde indrinken, welke de H. Augustinus in de beoefening der wetenschap, in het zoeken van de waarheid genoot.

Op de tweede plaats is in St. Augustinus te verheerlijken de positieve werker. Midden in den strijd en geroepen tot afweer en verdediging heeft hij zich nooit tot negatief werk kunnen bepalen, maar steeds de vragen van den dag in het licht van alle tijden gezien. Zijn “Contra Academicos” is tegelijk een Christelijke Wijsbegeerte, zijn “De Moribus ecclesiae catholicae” naast de moribus Manichaeorum een Christelijke zedeleer. “De vera Religione” is zeker een verweer, maar tegelijk een positief dogmatisch stelsel. Zijn machtig werk “De Civitate Dei” is een wijsbegeerte der geschiedenis zoo positief mogelijk. En als hij in den strijd met Pelagius over de genade misschien, ondanks zichzelven, een weinig te veel kind van zijn tijd is, dan zien we hoe moeilijk het is, zich boven den strijd te verheffen en hoeveel waarde het voor ons heeft, in hem iemand te zien, die in zooveel strijd betrokken, toch zoo meesterlijk de kunst heeft verstaan, voor alle tijden te schrijven, positief werk te verrichten.

Als derde trek in het beeld van St. Augustinus komt zijn universaliteit, waardoor wij hem in elke Faculteit niet alleen, maar ook in de onderdeelen daarvan als een gezag zien erkend, als een meester zien gehuldigd. Hij moge op de eerste plaats dogmaticus zijn, zijn gezag geldt in de zedeleer en in den uitleg der H. Schrift, hij is wijsgeer als weinigen, de grondlegger van een school, die heel de vroege middeleeuwen beheerscht en nog altijd een groote beteekenis bezit, zijn theorie over de kunst, zijn beoefening van de vrije kunsten, in het bijzonder van de muziek, maar nog meer zijn liefde voor de taal en de letteren, zijn eigen heerlijke taal schenken hem eere in de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte, terwijl aan zijn verdiensten in de Staatkunde, in de Rechtsgeleerdheid, in de Geschiedenis van de meest gezaghebbende zijde hulde wordt gebracht. Zoo is hij als een levende Universiteit, toegerust met even zooveel schitterende [2] vermogens als deze wetenschappen omvat. Als aan den hemel der Universiteit de eene ster van de andere in grootte verschilt, dan mogen we in St. Augustinus ook vrij het eene vermogen boven het andere stellen en zullen we niettemin ons kunnen verlustigen in de tinteling van licht aan alle zijden in zijn werken.

De veelzijdigheid van St. Augustinus voert als vanzelf tot den vierden eeretitel, die hem huldigt als den ziener niet slechts van het absolute, maar vooral ook van het relatieve. Hij kon zich niet bepalen van het beschouwen van een ding in zichzelf, maar werd steeds getrokken het te zien in het meest uitgebreid verband, in de velerlei betrekking, waarin het tot andere dingen staat. Daardoor is hij de ziener van orde en harmonie, de bewonderaar van het goede, de leeraar van de liefde, de verheerlijker van de streving, de wijsgeer van affect en wil, de optimist. Door de zucht naar analyse en specialisatie, naar het bestudeeren der dingen in zichzelve buiten alle verband, moge zijn voorbeeld ons voor overdrijving in die richting behoeden en wij het dorre abstracte ook leeren zien in het groote verband, als een straal van het groote licht dat in God zijn middelpunt heeft.

Hieruit volgt eindelijk de vijfde glorie van den grooten Leeraar, dien we den syntheticus bij uitstek mogen noemen en wiens grootste verdienste zeker is, dat hij heel zijn weten tot een hoofdgedachte heeft weten te herleiden en steeds in zijn werken er op uit is, de groote lijnen te geven en zich niet in bijzonderheden te verliezen. Voor hem is de studie zijn leven geworden, zijn weten één met zijn wereldbeschouwing, met zijn levensopvatting. Hij beperkt zich in het verzamelen van feiten, als hij meent feiten genoeg gegeven te hebben om tot een conclusie te komen. Zoo is hij een denker, in stee van een veelweter. Hij weet niettemin veel, maar slechts om er te rijker levensbeschouwing op op te bouwen. En tot die synthese werd hij vooral gebracht door zijn levendige Godsvoorstelling. Deze drong hem er toe, alles tot hem te herleiden en kweekte in hem den synthetischen geest over het geheele gebied der wetenschap. Een aansporing voor ons, die zijn Godsgedachte deelen, ook deze grooter invloed op ons weten te schenken tot bloei van de wetenschap, die toch in de synthese haar hoogtepunt bereikt.

 


  1. Typescript (NCI OP91.35), 2 pages. Summary of the lecture, held 15 November 1930, on De H. Augustinus als beeld onzer Universiteit. Probably the summary is made by Titus Brandsma for a report in the newspapers. See for instance: De Amstelbode 

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2023