1938
Article
De H. Maria Magdalena de Pazzi
‘La Sancta’, de Heilige van Florence. Haar lichaam wordt er nog in de kloosterkapel van de Geschoeide Carmelitessen, oudtijds in de stad, nu op eenigen afstand van de stad gelegen, in groote eere bewaard.
Hierheen trok haar al heel vroeg de volkomen afsluiting van de wereld en het gebruik, in haar tijd, het einde der 16de eeuw, reeds in dit klooster ingevoerd, dagelijks tot de H. Tafel te naderen. Onze Lieve Heer zeide eens tot de H. Teresia, toen Hij haar beval een klooster te stichten, waar de Regel van den Carmel in zijn eerste heerlijkheid werd onderhouden, dat zij niet moest meenen, dat Hij in de bestaande kloosters niet door velen zeer innig werd gediend. Hiervan is het klooster te Florence en het leven van de H. Maria Magdalena de Pazzi wel een schitterend bewijs. Ingetreden 16 jaar oud in 1582, het jaar, waarin de H. Teresia stierf, is zij door God op niet minder wonderbare wijze geleid om in de oude Orde het vuur der liefde en de diepste ingekeerdheid te doen bloeien. Met den Eerbiedw. Joannes van Sint Samson in Frankrijk, een Eerbiedw. Maria Petyt in de Nederlanden is haar leven een aanwijzing, hoe Onze Lieve Heer naast de Teresiaansche Hervorming ook de oude observantie op bijzondere wijze liefheeft en langs beide paden de top van den Carmel laat bereiken. Was zij als kind reeds door extatische gunsten aan Hem verbonden, haar kloosterleven is wel een van de sterkste gebondenheid aan God. In alles wat zij deed, wilde zij den wil Gods volbrengen. ‘De Wil Gods’ werd haar devies, verbonden met dit andere: ‘Niet sterven maar lijden’, een merkwaardige omzetting van dat der H. Teresia: ‘Of sterven of lijden’. Een bijzondere godsvrucht gevoelde zij voor het geheim der H. Drieëenheid en van de H. Menschwording. In een visioen zag zij, hoe de H. Augustinus in haar hart de woorden schreef: ‘Et verbum caro factum est’. Zij is ook een der Heiligen, die de wondteekenen des Heeren in haar lichaam ontving, voor het oog van anderen verborgen. Ook een doornenkroon werd op haar hoofd gezet, die zij waarnam in een levenslange hoofdpijn. Bekend is ook, hoe zij jaren moest leven in geestelijke verlatenheid om daarna weer rijkelijk door God getroost te worden. Zij leed en bad voor de zondaars en ook om voor de Kerk goede priesters en kloosterlingen te verkrijgen. Haar gehoorzaamheid was buitengewoon en zelfs in haar stervensuur scheen zij te gehoorzamen aan haar biechtvader, die geroepen, toen het oogenblik van sterven gekomen scheen, haar liet bevelen te blijven leven, tot hij de H. Mis voor het klooster had gelezen. Zij stierf dienzelfden dag, 25 Mei 1607. Reeds in 1626 werd zij zalig, in 1669 heilig verklaard. Haar feest wordt over de geheele Kerk gevierd op 29 Mei, doch in de Orde van Carmel op 25 Mei, haar sterfdag.
- ↑ Published in: Carmelrozen, Vol. XXVII, May 1938, p. 14.
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2020