De zondvloed van Gods H. Bloed

1923

Article

 

De zondvloed van Gods H. Bloed

[1]

Eens wiesch Gods toorn de aarde schoon met water. Een Zondvloed bedolf het zondige menschdom en liet slechts aan enkelen het leven. De aarde was gezuiverd en van het kwaad gereinigd, maar door een straffende hand, die al het kwaad verdelgde en slechts één uitverkoren huisgezin aan den·algemeenen ondergang onttrok.

Na de openbaring van Gods gerechtigheid kwam de openbaring van zijn liefde.

Weer kwam God tot zijn volk.

Thans kwam Hij als de Koning der Liefde.

En wie toont grooter liefde, dan hij die bloed en leven geeft voor hem, dien hij bemint?

Daarom nam God ons menschelijk lichaam aan.

Nu kon Hij voor ons zijn Bloed vergieten en ons zijn liefde, zijn oneindige liefde toonen.

Zijn H. Bloed stroomde over de aarde.

Een nieuwe Zondvloed reinigde haar.

Geen water, dat in veertigdaagschen regen neerviel, tot het de hoogste bergen in zijn schoot verborg en alwat buiten het water leeft, het leven had ontnomen, neen, bloed stroomt uit den Kelk des heils uit het goddelijk Hart des Heeren. Het regent neer een Zondvloed gelijk zoo overvloedig, het houdt niet op te vloeien, het wordt tot een oneindige zee, die heel de aarde drenkt.

Maar in plaats van er het leven te dooden als de Zondvloed, maakt het haar vruchtbaar als een Paradijs. In plaats van doornen op de dorre aarde bloeien er uit die zee rozen op van onverwelkbare schoonheid, in plaats van giftige kruiden kruipend over den harden grond, klimmen groene ranken langs de rotswanden van Calvaries kruin omhoog beladen met druiven, waaruit Gods handen den nectar perst, die den smaak bekoort der hemelingen. Het wilde dier, symbool van den ouden mensch, is door het stervende lam verwonnen en schaart zich naast het lam, aan hetwelk het gelijk geworden is.

Opziend naar het Kruis des Heeren, van welks hoogte [2] zijn H. Bloed op ons nederregent, hebben eeuw aan eeuw de Heiligen hun heldhaftige acten van deugd gesteld, zijn zij bloemen geworden in den tuin der Kerk, vruchtbare wijnranken in den wijngaard des Heeren, lammeren zijner kudde, die luisteren naar zijn stem en die Hij kent als de Zijne.

Welk een wijsheid in die goedheid, welk een liefde in dien dood!

Hier is meer dan aardsche liefde, hier is liefde van een God, oneindig en een en hetzelfde met zijn ondoorgrondelijke Wijsheid. [3]

Wij waren des doods schuldig.

Een nieuwe Zondvloed aan den eersten gelijk was voor ons een gerechte straf geweest.

Maar de Koning kwam en ging zelf in den dood.

Wij, wij doodden Hem met onze zonden, wij weten ons althans mede schuldig aan zijn vreeselijk lijden.

Maar zijn Bloed sprak niet voor ons als dat van Abel voor Kain ten vloek, maar als van een God, die sterven wilde door ’s menschen hand om den mensch te verlossen, voor heel het menschdom ten zegen.

Gods liefde was sterker dan onze haat.·

Hij streefde sterker met de liefde en de kracht van een God dan het menschdom streefde naar zijn ondergang.

In zijn wijsheid was zijn dood zijn en ons leven.

Boven den Zondvloed van het kwaad rees de Zondvloed van zijn bloed, machtiger, alles zuiverend, alles tot een nieuw leven opwekkend.

Tegen den oneindigen vloed van zijn goddelijk hartebloed is niets bestand.

In dien Genadenrvloed dompelt Hij onze zielen en schoon gewasschen door dat goddelijk Bloed leven wij in dien vloed schooner dan ooit te voren, schooner, dan op een aarde niet door dat H. Bloed gedrenkt zou mogelijk zijn.

O heerlijk heilig Bloed, o stroom van zegeningen, hoe kan ik mij onttrekken aan uw levengevende kracht.

O, dat ik drinke dat heilig Bloed des Heeren.

Dat het dagelijks mijn beker zij, de kelk mijns heils.

Dat het door mijn aderen stroome, nieuw leven in mij wekke, goddelijk leven van goddelijk Bloed, opdat die allerinnigste bloedverwantschap mij Jezus geeft tot Broeder, zijn Vader tot mijn Vader, zijn Geest in mij doe nederdalen en ik aldus één met God in alle eeuwigheid de zegeningen van dit H. Bloed bezinge:

Heilig, heilig, heilig is het H. Bloed des Heeren, dat ons heeft vrijgekocht en weer vereenigd heeft met Hem, die heilig, heilig, heilig is en ons in die heiligheid doet deelen, overstelpt door den zondvloed van genaden aan het drinken van dat H. Bloed in eeuwigheid verbonden.

Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm., Oss.

 


  1. Published in: Kijkjes uit het Missieleven, Vol III, July 1923, 1-3.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022