Duivelverschijning

1935

Encyclopedic entry

 

Duivelverschijning

[1]

Deze heeft een dubbelen vorm. Niet zelden verschijnt de geest der duisternis als een engel des lichts en menig onbeproefde en in de school van het geestelijke ongeschoolde werd het slachtoffer van een echt gewenschte maar inderdaad bedriegelijke verschijning van een engel des lichts. Toch zij men ook hier op zijn hoede en begrijpe, dat hier meer spel der verbeelding en inbeelding in het spel is dan werkelijke verschijning van den duivel. Van den anderen kant staat het vast, dat de duivel ook in zijn eigen gedaante, formeel dus als de geest der duisternis verschijnt en zijn invloed doet gevoelen. Deze verschijningen of werkingen hebben weder een dubbelen zin. Vooreerst treden zij op als aanvallen op heilige Godzoekende zielen, door die aanvallen gehinderd en beproefd. Een merkwaardig voorbeeld hiervan levert het leven van den H. Joannes Vianney, pastoor van Ars, die zeer veel van den duivel te lijden had. Ook in de missiën doen zich merkwaardige gevallen van duivelschen invloed en hindering voor, waarvan de echtheid moeilijk kan worden ontkend, al moet men ook hier voorzichtig zijn. Er is voor den missionaris in landen, waar zooveel aan den invloed der kwade geesten wordt toegeschreven, een zeker gevaar, opmerkelijke en zichtbare hindering in zijn missiewerk aan den duivel toe te schrijven, maar ook al erkent men dit gevaar, dan valt er toch niet aan te twijfelen, of in verschillende gevallen is een direct optreden van den duivel ter hindering van den missie-arbeid onmiskenbaar en alleszins geloofwaardig. Op de tweede plaats treedt de duivel in zijn eigen gedaante op voor personen, die zich aan zijn dienst overgeven en hem formeel als den boozen geest aanroepen en om hulp vragen. Al moeten wij vele vormen van Satansdienst, waarbij de duivel zou optreden, niet als werkelijke verschijningen van den duivel beschouwen, toch staat het wel vast, dat in sommige dier bijeenkomsten van een werkelijk diabolisch karakter de duivel waarlijk[2] is verschenen en zijn aanwezigheid heeft doen erkennen. Uit de middeleeuwen zijn ons verschillende legenden daaromtrent bewaard, waaraan wij[3] niet meer dan legendarische waarde moeten toekennen, maar zoowel uit vroegeren als uit den laatsten tijd zijn gevallen opgeteekend, waarin personen, die zoover van allen godsdienst zijn afgedwaald, dat zij zich positief en formeel aan den Satan wijdden, diens verschijning en [557] aanwezigheid hebben ervaren tot bevestiging en waarmerking hunner toewijding. Toch zij men uiterst voorzichtig in het aanvaarden dezer verschijningen en nog veel meer, waar het geldt de vormen, waaronder deze verschijningen plaats hebben. Al moge er een kern van waarheid zijn en sprake wezen van werkelijk verschijnen en optreden van den duivel, dan kan toch met betrekking tot den vorm der verschijning de verbeelding een zeer groote rol spelen. Zoo kan zeer zeker de duivel verschijnen onder menschelijke gedaante en is bij zulke zintuigelijk waarneembare verschijningen zelfs een geslachtelijk verkeer niet uitgesloten (incubatio of subcubatio); toch is vooral onder dit opzicht het grootste voorbehoud te betrachten en aan gevallen van dezen aard nooit meer waarde dan van een verschijning toe te schrijven. Uitvoerig over deze vormen van duivelverschijningen schrijft o.a. Görres in zijn Geschichte der Mystik.

Brandsma

 


  1. Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. IX. c. 556-557. The NCI preserves the typescript.
  2. In the typescript: ‘werkelijk’.
  3. In the typescript: ‘zij’.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022