1930
Article
Een sympathieke aanmoediging
Zij zijn er al eens geweest.
En nog leeft die avond in de herinnering voort.
Zoo’n avond is een openbaring.
Niet van het groote leed der blinden op de eerste plaats, maar van wat er gedaan kan worden om hun harde lot te verzachten.
Wie heeft er geen medelijden met een blinde?
Waartegen zien wij in het overwegen van lijden en ziekte meer op dan tegen blind-worden.
Een blinde is voor ons het type van een hulpbehoevende.
Er is veel hulp noodig in de maatschappij.
De aanvragen om hulp in allerlei vorm zijn niet van de lucht. Nu er de radio is, in den letterlijken zin zelfs niet. Ook langs dien weg gaan de beden.
Men niet aan alles doen, niet aan alles geven, zelfs zijn belangstelling niet.
Maar aan de blinden…
Hun kan men minstens zijn belangstelling niet onthouden.
Niet meer wordt heden gevraagd.
Een uurtje belangstelling voor de blinden.
Zij komen.
Zij komen niet aan uw huis, aan uw deur. Zij komen in de groote Zaal van de ‘Vereeniging’.
Gij komt daar wel voor minder belangwekkende dingen, dan er op 9 November te zien en te hooren zullen zijn.
Zoudt Gij er 9 November wegblijven?
Dan komen de blinden.
Niet om hun nood te klagen, niet om door U beklaagd te worden, neen, in geheel andere gesteltenis.
Zij komen er zingen, zij komen er jubelen.
Zij komen om U te laten zien, wat er gedaan wordt om hen het leed te doen vergeten, dat de storing van hun voornaamste zintuig over hen gebracht heeft.
Wonderen ziet ge daar.
Ge zoudt niet gelooven, dat het blinden zijn, die daar spelen en zingen, die daar lezen en schrijven, allerlei werk verrichten, waarvoor wij het oog meenen niet te kunnen missen.
Kleine kinderen ziet gij er, die uit hun Braille-boeken vlotter lezen dan kinderen van denzelfden leeftijd uit de gewone. Zij lezen niet iets, dat te voren is van buiten geleerd, het boek wordt willekeurig opgeslagen en zij beginnen te lezen midden in een regel op het eerste gezicht, dat gevoel moet heeten.
Op den aardbol maken zij reizen en kennen zij den weg beter dan menig kind, dat er gezicht op heeft.
Het bijwonen van een demonstratie van het blinden-onderwijs is een uur van onafgebroken verwondering en bewondering.
Ik herinner me nog levendig den laatsten keer, dat ze te Nijmegen waren, de blinden van Grave. De groote zaal van de ‘Vereeniging’ was vol. Geheel de zaal was opgetogen en vol geestdrift over hetgeen zij dien avond gezien had.
De tijd is op zoo’n avond te kort om een volledig beeld te geven, zoodat het is toe te juichen, dat ze thans weer komen om ons een vollediger beeld te geven van hetgeen gedaan kan worden om de blinden te helpen.
Het is goed, dat er meer is dan alleen een demonstratie van het onderricht der blinden, hoe interessant dit ook moge wezen. Het is goed, dat er vreugde gebracht kan worden in het lot van den blinde, dat zij genieten van hetgeen voor hun ontwikkeling wordt gedaan.
Het zal een blijde avond zijn.
Gedeelde vreugd is dubbele vreugd.
Als de blinden komen om hun blijdschap uit te zingen over hun ontwikkeling, deelt dan in die blijdschap. Geeft hun de gelegenheid om in wijden kring te laten zien, wat zij aan de maatschappelijke hulp voor de blinden te danken hebben.
Ge zult er geen spijt van hebben, in plaats van een misdeelden blinde ook eens een blinde, neen, een heele schare blinden te hebben gezien, blij en vol vreugde om hetgeen hun in hun blindheid nog is gegeven.
Maakt van den avond van 9 November een mooien avond voor de blinden door hen op dien avond niet alleen te laten staan, maar te komen in grooten getale om te zien, wat een blinde kan. Gij zult uw ogen uitzien en bovendien op gezichten, die een beeld zijn van het ongeluk geluk zien getooverd.
P. Titus Brandsma, O.Carm.
1 November.
- Published in: De Gelderlander, 5 November 1930, page 7. ↑
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2024