Eenige bemerkingen bij de plannen voor den bouw der Universiteit

1927

Memorandum

 

Eenige bemerkingen bij de plannen voor den bouw der Universiteit

[1]

1. Leidende beginselen: a) Vereeniging van de onderscheiden deelen met behoud van de grootst mogelijke zelfstandigheid daarvan.[2]

b) Zeer groote mogelijkheid tot uitbreiding van elk der deelen, zonder dat deze den groei van de andere deelen in den weg staat.[3]

c) Plaatsing vooral van leeszaal en uitleen op een wijze, dat de benutting van de boeken der bibliotheek zooveel mogelijk wordt bevorderd en zoo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt, waarvoor een centrale ligging van leeszaal en uitleen aangewezen schijnt.[4]

d) Benutting van de groote vlakke ruimte tot de meest doelmatige inrichting van het groote magazijn der boeken.[5]

e) Tegenover de Hendrik-Hoogersstraat een ingang tot het gebouw, welke daaraan een monumentaal karakter geeft, gezien van den Oranjesingel. De hoofdingang blijve niettemin aan het Julianaplein.[6]

f) Eenvoudige monumentale bouw van Nederlandsch karakter en zooveel mogelijk van Nederlandsch materiaal. Toepassing van baksteen, niet van duurder buitenlandschen natuursteen, temeer omdat Nijmegen als stad aan de Waal het beste materiaal in den Waalsteen levert.[7]

g) De plannen worden volgens een ontworpen schema maar met de grootst mogelijke vrijheid overgelaten aan een Katholiek Nederlandsch architect, te kiezen na een prijsvraag, waarbij Nederlandsche, maar niet noodzakelijk Katholieke architecten van naam de Jury vormen.[8] Bij de omschrijving van het schema worde een prijs vastgesteld, waarvoor de plannen moeten kunnen worden uitgevoerd. De plannen omvatten het geheel voor de drie bestaande Faculteiten, niet voor de andere.

h) Begonnen worde met een gedeelte van het gebouw en slechts geleidelijk worde het geheele gebouw gezet, zoo echter, dat een bevredigend architectonisch beeld worde verkregen.

2. Correcties in de plannen. a) In het hoofdgebouw (voorvleugel) is de kamer van den Secretaris van den Rector bedoeld als kamer voor den Secretaris van den Senaat. b) In het hoofdgebouw (zijvleugels) zijn op de bel étage College-zalen aangegeven. Deze zijn bedoeld als Faculteitskamers met tusschen deze een wachtkamertje. Als vijfde Faculteitskamer komt te zijner tijd in aanmerking, wat in den voorvleugel aangemerkt staat als Ontvangkamer. c) De College-zalen zijn alle gedacht op de eerste en tweede verdieping van het hoofdgebouw (voorvleugels en zijvleugels naar behoefte). d) In het Instituutsgebouw moet van de garderobe een vertrek worden afgenomen als wachtkamer voor de Professoren, waar dan tevens de postbussen zijn voor de onderscheiden Instituten. e) Naar behoefte kan van een of ander te groot ontworpen of bevonden lokaal een kamertje worden afgenomen of gebruikt als kamer voor Hss. en overschrijven en fotografeeren daarvan. f) Bij uitbreiding kan de Juridische Leeszaal worden verlegd naar het einde van de Leeszaal en in dat gedeelte ook een Rota daaraan aansluiten. De nu ontworpen Juridische Leeszaal en Rota kunnen dan worden ingericht tot werklokalen voor de bibliotheek. g) De deur in de gang naar de Leeszaal moet eenige meters teruggelegd worden, opdat de bibliotheek kunne worden gesloten, zonder dat de toegang tot de ontworpen Senaatskamer afgesloten zoude wezen. h) Er is geen bezwaar tegen, dan den toegang tot de Leeszaal te laten gaan door de ruimte voor Uitleen en Catalogus. i) In de bibliotheek (beganen grond) moet onder den uitleen in de magazijnruimte een werkkamer komen, waarin de boekenlift uitkomt, die vandaar zoowel naar den Uitleen als naar de Instituten gaat. j) Uitbreiding van het magazijn behoeft niet noodzakelijk mee te brengen, dat ook de bouw daarboven wordt uitgevoerd. Waar de magazijnen zoo laag zijn, levert de afzonderlijke bouw hiervan in den vorm van een terras geen bezwaar. [2]

3. Nieuwe bouw en verbouwing. Voor een vergelijking van beide moet van den ontworpen nieuwenbouw slechts worden genomen het gedeelte, dat door verbouwing ook zou worden verkregen. De lichttoren als louter sieraad, dat kan vervallen moet buiten beschouwing blijven bij de vergelijking. Ook moet rekening worden gehouden met een tijdelijk niet bouwen van het gedeelte aula en van de senaatskamer, terwijl dan de leeszaal tijdelijk – met een kleine wijziging in het plan, welke echter niet van blijvenden aard behoeft te zijn – zou kunnen worden gelegd ongeveer op de plaats van de ontworpen senaatskamer. Eindelijk zijn de instituten aan de beide Singels, wat het leslokaal betreft, ongeveer 3½ Meter te lang ontworpen en kan hier een inkrimping plaats vinden. De ontworpen middenbouw kan na deze besnoeiingen gebouwd worden wanneer men den kubiekmeter berekent tegen Fl. 15, – voor Fl. 500,000. – De prijs van 15 gld. per kubiekmeter is ook door den heer van Ooyen in rekening gebracht bij zijn berekening van het grooter gedeelte. Hiertegenover staat voor de verbouwing een prijs van Fl. 125.000, – Bij nieuwen bouw komen echter ook alle gebouwen aan de Platenmakerstraat en Snijderstraat vrij. De waarde hiervan is niet gemakkelijk op te geven. De waardeering en schatting schommelt tusschen 75 en 125 duizend gulden.

4. Verdere inkrimping. Men kan van het ontworpen gebouw ook alleen dat gedeelte bouwen, dat ruimte biedt voor de bibliotheek. Dit zou practisch neerkomen op den bouw van den beganen grond en de bel étage van den middenbouw. Dit zou dan met een plat dak zijn af te dekken. Later zouden dan daarop de verdiepingen voor de Instituten kunnen worden opgetrokken. Dit zou voor een bedrag van ongeveer 250.000 gld. kunnen geschieden.

5. Verdere inkrimping bij andere indeeling. Het is ook mogelijk, inplaats van twee smalle zijvleugels als in het aangeboden plan, waartusschen dan nog plaats is voor aula en leeszaal, twee breedere zijvleugels te ontwerpen met lokalen aan beide zijden der gangen, zoodat het binnenvlak geheel vrij blijft. Aan den voorvleugel kan dan eenerzijds een instituutsvleugel aansluiten, waarin deze eenvoudig achter en boven elkaar liggen zonder groepeering om een lichthal of uitleen, anderzijds na de Faculteitskamers de aula en daarboven de college-zalen, terwijl in dien vleugel dan verder de bibliotheek met de leeszaal ligt. Aula en leeszaal beslaan dan de breedte van gang en de aan beide zijden daarvan liggende lokalen. Hierdoor wordt het organisch verband wel eeningzins verbroken, maar toch niet geheel opgeheven. Het magazijn vindt niet meer zulk een goede plaatsing, maar de bezwaren tegen deze uiteenrukking van het plan kunnen toch wel eenigzins worden ondervangen. Bouw van een Instituutsvleugel op deze wijze zou, gerekend naar de maten in het ontworpen plan gekozen, en per kubiekmeter berekend, een bedrag vragen van 225 tot 250 duizend gulden. Zou men alleen de bibliotheek willen bouwen, dan schijnt het met het oog op het magazijn niet aan te bevelen, een andere indeeling van den bouw te volgen, daar het ondoelmatig wezen zou, de bibliotheek hoog op te trekken, waar zooveel vlakke ruimte beschikbaar is.

Men zou in overweging kunnen nemen, dat een prijsvraag werd uitgeschreven, als boven omschreven, maar met de speciale opdracht, dat zoowel instituut als bibliotheek voorloopig alleen zouden moeten kunnen worden gebouwd voor een bedrag van ten hoogste elk 250 duizend gulden. Architecten vinden dan allicht een oplossing om ondanks scheidingen van beide, ze niettemin in zeer nauw contact met alkander te houden zonder dat bij bouw van slechts een van beide een architectonisch niet te aanvaarden gebouw zou verrijzen.

 


  1. Typescript (NCI OP121.4), 2 pages, undated. Another typescript (NCI OP121.5), on one page of stationary paper of ‘Carmel-Nijmegen. Kronenburgersingel 31’ is quite similar to the first paragraph and it annotated in the archives (‘leidende beginselen’) with ‘1927’. We present the exact text of this memorandum in the footnotes.
  2. OP121.5 reads: ‘Vereeniging van de onderscheiden deelen met behoud van zelfstandigheid daarvan.’
  3. OP121.5 reads: ‘Zeer groote mogelijkheid tot uitbreiding van elk der deelen, zonder dat dit den groei van andere deelen in den weg staat. ’
  4. OP121.5 reads: ‘Plaatsing van de leeszaal en den uitleen van boeken op een wijze, dat bij behoud van zelfstandigheid, de gebruikmaking van de boeken der bibliotheek zoo gemakkelijk mogelijk wordt gemaakt. Leeszaal en Uitleen moeten het centrale punt zijn. ’
  5. OP121.5 reads: ‘Benutting van de groote vlakke ruimte tot de meest doelmatige inrichting van het magazijn der boeken. ’
  6. OP121.5 reads: ‘Tegenover de Hendrik-Hoogersstraat een Ingang tot het gebouw, dat dit van den Oranjesingel een monumentaal karakter geeft. De hoofdingang blijve niettemin aan het Julianaplein. ’
  7. OP121.5 reads: ‘Eenvoudige monumentale bouw van Nederlandsch karakter en zooveel mogelijk uit Nederlandsch materiaal. Geen natuursteen maar baksteen. Waalsteen. ’
  8. OP121.5 reads: ‘Nederlandsch architect te kiezen na een prijsvraag onder katholieke Nederlandsche architecten. Jury eveneens Nederlandsche architecten, die echter niet katholiek behoeven te zijn. ’ This is the final line of the typescript.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2024