1923
Article
Herdenking en Hulde
We waren hem niet vergeten.
We vergeten hem ons heele leven niet.
Maar toch deed het ons goed, een boek van herdenking en hulde te ontvangen, gewijd aan de nagedachtenis van “Pater de Groot”.[2]
Want de steeds weer nieuw ingedrukte beelden al poogden te vervagen, al zullen ze bij al hun tal nooit den diepen indruk uitwisschen, dien Pater De Groot op ons maakte, dat komt nu toch weer in hooger relief. Sterker spreken weer de lijnen van dat mooie beeld en we leggen het boek bij ons neer op een eereplaats om het weer ter hand te nemen en nog eens en nog eens, opdat steeds de voorstelling levendig blijve, welke wij koesteren als een weldadige, als de gedachtenis aan een vriend, als een dankbare hulde aan een man van groote verdienste, als een voorbeeld, dat trekt om van verre te volgen.
Hij leeft weer voor ons van de kinderjaren in huis en kerk en school in het altijd bemind gebleven Schiedam tot de jaren van zijn professoraat in Amsterdam. Zijn jeugd was wel een lente. In Schiedam vormde zich reeds de knop van de mooie bloem, het bleef lente op het College te Nijmegen, de knop zwol en brak open in het klooster te Huissen. Hij hulde zich daar in het wit-zwarte kleed der Dominicanen, en dat kleed, hem zoo lief, betekende voor hem ook een sprong naar een ideaal. Hij werd Dominicaan, hij wilde het zijn en was het. Een sieraad voor zijn Orde, doordat hij er op uit was, elken dag opnieuw haar geest in zich uit te drukken. Liefde voor de wetenschap, ijver in studie en onderwijs naast vrome godsvrucht en nooit verflauwde of overschatte zielenijver. Hetzij hij hier in Nijmegen in het College voor zijn jongens stond of op zijn cel de pen liet dansen op de maat der verzen, in de kerk de beminde geloovigen tot feestvierenden maakte in het blije bewustzijn van hun roomschen rijkdom, hetzij hij er zijn novicen onderrichtte of als Prior zijn Ordebroeders voorging of eindelijk zijn hoorders inleidde in de hooge wetenschap van hem, dien hij zijn H. Thomas noemde, altijd was hij de Dominicaan van de hooge en ernstige opvatting zijner roeping, het type van een idealen Dominicaan om wien men de Orde eerde, die hare heiligheid beminnelijk maakte, hare wetenschap eerbiedigen deed, haar zielenijver als een fakkel hooghield.
Groot was De Groot in Amsterdam, maar groot was hij al eer, hier in Nijmegen. We zien het thans weer zoo goed, nu de levendige schets van Pater Lector Molkenboer de oude herinneringen weer uit het steen geworden geheugen slaat en in die herinneringen de vonken van zijn priestervuur De Groot weer voor ons doen staan in een aureool. In dat aureool moet Nijmegen hem blijven zien.
Voor Nijmegen is daarom het boek dat herdenking en hulde tegelijk is, het kon niet anders zijn, een aanwinst.
Allen hebben van Pater de Groot gehoord, velen kennen hem, even velen vereeren hem, maar niet allen zijn bij machte zijn beeld vast te houden en in zich uit te drukken.
Mogen zij dit boek koopen.
Het is goed, zulk een boek te hebben.
Het is te mooi, dan dat het ongelezen zou blijven.
Dan blijft Pater De Groot nog lang te Nijmegen leven, te Nijmegen, vanwaar men hem zoo noode naar Amsterdam zag gaan, waar men hem altijd had willen houden. Maar dan blijft hij er niet alleen voortleven, dan zal ook zijn beminnelijke figuur haar weldadigen invloed blijven uitoefenen.
En dat juist moet.
Dat is ten slotte de mooiste hulde.
Dr. Titus Brandsma, O.Carm.
Nijmegen, 21 Nov.
- Published in: De Gelderlander, 24 November 1923, page 1. ↑
- A commemmorative volume on Fr. J.V. de Groot, O.P.(1848-1922): B.H. Molkenboer & A.H.M.J. van Rooy (ed.): Pater de Groot. Herdenking en hulde, ‘s Hertogenbosch, 1923. ↑
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2024