Het Apostolaat der hereeniging, wat het is – Nijmegen

1938

Speech

 

Het Apostolaat der hereeniging, wat het is, hoe het groeide in Nederland, hoe de priesters er hun aandacht aan moeten schenken om het tot den hoogsten bloei te brengen

Rede gehouden op de vergadering van de Diocesane en Dekenale Secretarissen van het Apostolaat op Donderdag 29 Dec. 1938 ter gelegenheid van de Studiedagen van het Apostolaat te Nijmegen.[1]

 

Hoogeerwaarde, Zeereerwaarde, Weleerwaarde Heeren, priesters van Nederland, die U meer in het bijzonder in dienst hebt gesteld van het Apostolaat, laat ik beginnen met U geluk te wenschen met die uitverkiezing, omdat zij een bron is van genade en Onze Lieve meer U er te meer om bemint.

Men heeft mij gevraagd, U in een kort overzicht de ontwikkeling en beteekenis van ons Apostolaat te schetsen. La bouche parle de l’abondance du coeur. lk doe dit gaarne, alleen is het moeilijk, het in zoo kort tijdsbestek, als mij daarvoor kon worden toegemeten, het zelfs maar in groote lijnen te doen. Er is zooveel te zeggen, dat inderdaad uw aandacht zou verdienen.

Hoever moet ik teruggaan? In elk geval tot 1921. Toen kwam er een man in ons land, dien ik voor ons Apostolaat als den man der Voorzienigheid beschouw. Ik zie hem nog voor me, den reus, den held, den martelaar, die als eens Paulus zeggen kon, dat hij de lidteekenen van den strijd in zijn lichaam ronddroeg. Ik bedoel den stoeren Archimandriet van Lemberg, Mgr. Sceptycki. In 1921 kwam hij naar Nederland om te zien en te vragen, of daar geen hulp te krijgen was. Het is wel een heel bijzondere voeging der Goddelijke Voorzienigheid geweest, dat door allerlei schijnbaar heel toevallige omstandigheden Pater van Keulen werd aangewezen en uitverkoren, hier de eerste officieele actie voor het Hereenigingwerk te leiden. Hij stichtte te Amsterdam het Liefdewerk voor de Rutheensche Missie. Wij zijn den grijzen Pater van Kronenburg, toen Provinciaal der Redemptoristen, dankbaar, dat hij die eerste medewerking heeft willen verleenen. [2]

Ik sprak zooeven met een enkel woord over het aandeel van het Apostolaat der Hereeniging aan het Maria-congres te Nijmegen. Deze deelname werkt nog na. Telken jare gaat door Nijmegen de Maria-Omgang, ter gelegenheid van het Congres tot nieuwen bloei gebracht. Dan trekken door Nijmegens straten drie Maria-ikonen, door het Apostolaat der Hereeniging aan den Omgang geschonken om haar Apostolaat te verzinnebeelden, dezelfde Ikonen, die ook in triptieken van papier ter propaganda voor het Apostolaat worden verspreid. Het zijn drie afbeeldingen van Maria op bijzondere wijze in het Oosten vereerd. Het eerste is de Hodigitria, de blijde Moeder Gods, die aan hare kinderen den weg wijst naar den Hemel, die te midden van hare kinderen met Christus haar Zoon vereenigd een beeld is van de Kerk in de eerste tijden van onverbroken eenheid. Dan komt de tweede de Strazdnaya, de Moeder, die weent over den ramp der scheiding en ons opwekt met haar leed in ons hart te gevoelen over het vreeselijke van deze ramp, waaraan we vaak zoo onverschillig voorbijgaan. Maar dan komt als derde Madonna de Madonna van Altijddurenden Bijstand hier in het Westen meer vereerd dan de beide andere, de Moeder die ons zegt, dat zij ons bij zal staan in onzen arbeid voor de Hereeniging. Met hare hulp zijn wij sterk.

En ik doe met te meer aandrang een beroep op uw liefde tot Maria en uw vertrouwen in haar bijstand, omdat gelukkig steeds meer bij de toekomstige priesters de gedachte wordt levendig gehouden, dat gelijk Maria ons Jezus geven mocht, zij nog altijd de Middelares is van alle genade, dat wil zeggen, de middelares van onze en anderer vereeniging met Jezus haren Zoon.

Elken morgen zit gij aan aan de Tafel des Heeren om uw vereeniging met Onzen Lieven Heer steeds inniger te maken. Gij herinnert U den tijd dat Uw aardsche moeder U voor het eerst en later telkens weer als aan hare hand leidde naar de Communiebank. Het was haar vreugde en trots, omdat zij daar uw vereeniging met God verwerkelijkt en bevestigd zag. Met uw aardsche Moeder vereenigde zich uw hemelsche Moeder, aan wie Gij u zelven toewijddet op den dag uwer eerste H. Communie. En elken dag, dat ge te Communie gaat, moogt Ge U voorstellen of Gij er heen gaat aan de hand van uw hemelsche Moeder.

En dan moogt Ge daar in de innigste omhelzing met Jezus voor U zelven de meest innige vereeniging vragen, maar ook bedenken, dat Ge Hem ontvangt, die bij de instelling van dit H. Sacrament met zijn Apostelen na hun eerste H. Communie de beteekenisvolle woorden sprak: Ut omnes unum sint[2] en deze woorden ook met U herhalen wil. [3]

Maar dit vooral heeft de ervaring ons geleerd, het Apostolaat zal slechts groeien en bloeien in Nederland, als de geestelijkheid in haar beste leden zich er achter schaart, als het van de zijde van de priesters den steun ontvangt, welken het verdient. Katholiek Nederland volgt gelukkig nog zijn priesters en zijn de priesters voor dit werk geestdriftig, och, dan is het pleit beslecht.

Maar geestdriftig.

Gij priesters, hier aanwezig, uw aanwezigheid zegt mij, dat gij begrijpt, welke hooge belangen er bij dit werk op het spel staan. Ik doe een dringend beroep op uw priesterlijk hart, dat gij het vuur, dat thans in U brandt voor dit verheven Apostolaat, onderhoudt door het te voeden, U met de werkzaamheid van het Apostolaat verbonden te houden, er belang in te stellen, kennis te nemen van hetgeen geschiedt en van hetgeen verkregen wordt, opdat dit vuur in U blijve gloeien en prikkel blijve tot de meest vruchtbare medewerking.

En ik beveel het niet minder dringend aan in uw gebed. Moet dit al uw priesterwerk vruchtbaar maken, vooral dit moeilijk Apostolaat, dat op zoo bijzondere wijze Gods hulp en genade noodig heeft, moet door gebed vruchtbaar worden gemaakt.

Elken morgen staat gij aan het altaar om de herinnering te vieren aan hetgeen Jezus deed op den vooravond van zijn Lijden. Gedenk in dat oogenblik van herdenking ook, dat Onze Lieve Heer juist toen gebeden heeft en zijn Apostelen, zijn eerste priesters met Zichzelven heeft doen bidden “Ut omnes unum sint“.

Als gij dan voor U op den corporale de heilige Gedaante van Brood ziet, waaronder Christus Zich verbergt, herhaal dan in uw geest dat wonderschoone gebed van de Oostersehe Liturgie:

“Gelijk dit Brood eerst verdeeld was in korenaren, die groeiden op verschillende plaatsen, en gelijk deze verzameld zijn om er één brood van te maken, één enkel Lichaam van Christus, zoo moge Uwe Kerk, o Heer, van de vier hoeken der wereld worden samengebracht om de zielen in volmaakte eenheid te geleiden naar het Rijk der Hemelen”.

Dit geve God op de voorspraak van zijn H. Moeder.

 


  1. Typescript (NCI OP94-9), 3 pages.
  2. See: John 17:21.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2021