Het H. Bloed des Heeren

1921

Article

 

Het H. Bloed des Heeren

[1]

Mijn verbeelding voert mij naar Calvarie en met schilders en dichters zie ik Engelen zweven met gouden bokalen in hun hand om het H. Bloed des Heeren op te vangen, dat spuit en sijpelt uit zijn vreeselijke wonden.

Ik zie die Engelen naden kostbaren dood des Heeren de kelken dragen over de aarde en, waar zij komen, dat H. Bloed uitstorten over hen, die op der menschen bede door Gods genade daartoe zijn uitverkoren.

Zeker, allen zijn door Jezus’ Kruisdood vrijgekocht, allen is de deur des Hemels ontsloten, maar niet allen worden in dezelfde mate deelachtig aan de vruchten van dien Kruisdood, aan de zegeningen van het Kostbaar Bloed des Heeren.

Niet allen ontvangen van de Engelen, die Calvarië verlaten hebben, het teeken des Heils met het Bloed des Lams op hun woning.

Na de Engelen Gods zie ik de duivelen gaan over de wereld en macht uitoefenen over hen, die niet geteekend zijn met het merkteeken der Verlossing. Deernis grijpt mij aan, als ik zoovelen zie, nog niet door de besprenkeling met het Offerbloed onttrokken aan de macht des Satans.

En hijgend van verlangen zie ik uit naar nieuwe Engelen, die de zegeningen van des Heeren Bloed uitdeelen aan de ongelukkigen. En blijde zie ik geheele scharen missionarissen na de prediking van het Evangelie door de toediening van de Heilige Sacramenten het reinigende Bloed des Offerlams sprenkelen over de hoofden, met het slijk der zonde besmeurd en deze wit worden als sneeuw.

Maar hun handen zijn niet toereikend om allen de zegeningen van het H. Bloed deelachtig te maken en duizenden zie ik verstoken van het heil, dat ook voor hen over de wereld is gebracht.

En met nog vuriger verlangen zie ik uit naar altijd nieuwe Engelen, omdat er niet genoeg kunnen zijn voor de talloozen, die ongeteekend ronddolen ter prooi aan de macht des duivels. [10]

Ach, Heer, is Uw Kostbaar Bloed voor hen dan te vergeefs gestort?

En kondet Gij in uwe almacht, Gij, die toch de harten der menschen in uwe hand hebt, kondet Gij niet met een enkele handeling van uw Goddelijken Wil al de velen brengen aan den voet des Kruises, waar Uw H. Bloed uit uw eigen wonden rechtstreeks op hen neerdrupt en hen rein wascht van allen smet? Gij antwoordt mij, dat Gij ons wel geschapen hebt zonder ons, maar niet zonder ons verlost.

Gij zegt ons, dat menschelijke medewerking in het werk der Verlossing wordt gevraagd en niet slechts van een ieder voor zich, maar ook van allen voor allen.

Hoe komt het, dat nog zoovelen de zegeningen van het Kruisoffer niet deelachtig worden, dat het H. Bloed hen niet heeft rein gewasschen van de smetten, welke hun ziel bezoedelen?

Het komt, omdat er niet zijn, die hun de zegening openbaren, hun mededeelen, dat op Calvarië het Goddelijk Bloed voor hen gevloeid is, omdat het ontbreekt aan Priesters, aan Zusters, die het werk der Engelen overnemen, of hun de gelegenheid ontbreekt te doen, hetgeen zij slechts vermogen door de standvastige medewerking der geloovigen.

Ik zie lange rijen Missionarissen, Priesters, Kloosterbroeders en Kloosterzusters, tot werkeloosheid gedoemd, omdat ze de middelen missen om hun zegenrijke werking te verrichten. Ik zie met droefheid, hoe Heilige Missen worden opgedragen, de schat der Kerk verrijkt, de kelken tot den rand gevuld met het Kostbaar Bloed des Heeren, maar helaas, ik zie ook den weg ledig, waarlangs die schatten moeten worden toegevoerd tot hen, die er zoo groote behoefte aan hebben.

Hoeveel Priesters, hoeveel Zusters zouden naar de Missie kunnen vertrekken, hoeveel zouden er de heerlijkste en vruchtbaarste stichtingen kunnen doen verrijzen, hoevelen zouden, in een woord, de zegeningen van het op Calvarie gestorte Bloed van het Heilig Offerlam niet kunnen uitstorten [11] over de hoofden van zoovele heidenen en ongeloovigen, indien de liefde tot dat Kostbaar Bloed de geloovigen bracht tot daden, welke de missies steunen, hetzij door gebed, hetzij door geldelijke offers.

Door gebed.

Ja, ook uw gebed heeft de missionaris, heeft de missiezuster noodig. Uw gebed moet haar van God de genade doen verwerven om haar verheven roeping steeds getrouw te blijven en ondanks allen tegenspoed en schijnbare vruchteloosheid van het jarenlange moeizaam missiewerk te volharden tot eigen en anderer heiliging.

Maar naast uw gebed behoeven zij uw steun en uw waardeering ook in het tijdelijke. Zij doen, wat ook gij ten deele verplicht zijt. Zij vertegenwoordigen U als het ware. En daarom moest ieder geloovige er prijs op stellen zijn waardeering van de zegeningen van het Kostbaar Bloed van Jezus te toonen door de pogingen te steunen, welke worden aangewend om die zegeningen in wijder kring bekend te maken en te verspreiden.

Dat is de eerste en meest werkdadige vorm voor uw godsvrucht tot het H. Bloed.

Door deze uitgave doen de Missiezusters van het Kostbaar Bloed een beroep op U.

Als nieuwe Engelen treden zij in de rijen der Missionarissen en Missiezusters en reeds heeft haar werk blijdschap gebracht in de harten van duizenden heidenen, reeds strekken millioenen handen zich naar haar uit om uit hare handen de zegeningen van het Kostbaar Bloed deelachtig te worden. Zij staan machteloos tegenover zooveel nood.

Hoe rijk de oogst ook wezen zal, de handen ontbreken om die in te halen. Hoe groot deze nieuwe Engelschare door Gods bestier ook reeds is geworden, toch vragen meer dan haar handen kunnen reiken, daaruit de vruchten der verlossing. De priester leidde hen het heiligdom binnen, doch is niet bij machte hetgeen hij plantte te doen gedijen en vruchten te doen dragen zonder de hulp der Zusters. [12]

Zoo is er hulp noodig in den zin, dat steeds weer nieuwe Engelen zich voegen bij de andere en uit dezer handen de kelken overnemen, waaruit zij de zegeningen van het Heilig Bloed over de wereld uitstorten.

Maar wie tot dit offer niet in staat is, door God tot deze daad niet wordt geroepen, hij kan toch de verwerkelijking van anderer roeping mogelijk maken, hij kan door zijn geldelijken steun niet slechts, maar ook door zijn waardeering de roeping van vele anderen versterken en vruchtbaar maken.

Zoo moeten wij allen het Kostbaar Bloed vereeren door daadwerkelijke liefde. Zoo moeten wij ook deze uitgave steunen, opdat ook wij deelachtig worden aan de zegeningen van het Bloed van Hem, die ons gezegd heeft, dat hem die veel bemind heeft, dat wil zeggen, groote liefde heeft getoond, veel zal vergeven worden.

Oss, 1 Juni, 1921
Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm.

  1. Published in: Kijkjes uit het Missieleven, Vol I, June 1921, 9-12.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022