1936
Newspaper article
Het tachtig jaar bestaan van ‘L’Oeuvre d’Orient’
Indrukwekkende feestviering in Parijs[1]
Wij hebben in Nederland ons Apostolaat der Hereeniging, dat nu een tiental jaren bestaat, geleidelijk groeit, ‘n 40.000 leden tellen niet alleen door studie belangstelling van de zijde der menschen, door gebed Gods genade en zegening, maar ook door geldelijke offers de noodzakelijke menschelijke medewerking en steun schenkt aan het werk tot steun en bekeering van het Oosten.
Wij verheugen ons in den stijgenden bloei van dit apostolaat, maar als wij van vandaag zien en hooren, wat in Frankrijk op dit gebied geschiedt, dan begrijpen we, dat we daarvan nog veel kunnen leeren en het goed is, dat het Bestuur van het Apostolaat der Hereeniging in Nederland er toe is overgegaan, aan de schitterende feestviering in Parijs deel te nemen.
Goed is dat, niet in de eerste plaats omdat het goed is, in dezen donkeren tijd weer een vollen lichtstraal te zien vallen op het leven der Kerk, maar vooral hierom, wijl Nederland in het Fransche voorbeeld een prikkel en een opwekking vindt, in het groote Hereenigingswerk niet achter te blijven, maar dit steeds doeltreffender uit te breiden.
Zoo zijn dan Woensdag de voorzitter van het Apostolaat der Hereeniging Pater H. van Keulen, C.s.s.R. en ik als lid van het Bestuur en voorzitter van de Studieclub naar Parijs getogen.
Het huis der Paters Redemptoristen Boulevard Montparnasse 170 nam ons gastvrij op.
We hoorden hier reeds, welke uitgebreide maatregelen waren genomen om de feestviering van Donderdag zoo schitterend en indrukwekkend mogelijk te doen zijn. Niet minder dan drie Kardinalen en vier en dertig Bisschoppen zouden assisteeren en luister schenken aan een gezamenlijk door vijf Oostersche priesters gecelebreerde Liturgie. Z. Em. Kard. Baudrillart zou een feestrede houden. Wat vooral luister bijzette was de komst van den nieuwen secretaris der Oostersche Congregatie te Rome Kardinaal Tisserant. Mede om te dezer gelegenheid den kardinaal te begroeten in het bijzonder belast met de zaken, waaronder het Apostolaat der Hereeniging een eerste plaats inneemt, en het werk van dit Apostolaat in Nederland met Z. Em. te bespreken had het Bestuur van het Apostolaat het nuttig geacht, twee leden naar dit feest af te vaardigen.
Wat beiden leden bijzonder veel genoegen deed, was het weerzien van Z. H. Exc. Mgr. Chalavazis uit Griekenland wiens bezoek aan Nederland nog in veler herinnering voortleeft.
Parijs is niet verstoken van de intieme heerlijkheid van de viering eener Oostersche Liturgie. Het heeft eerst en vooral in St. Julien Ie Pauvre zijn mooi kerkje voor de Grieksch-Melchieten, dan kerken of kerkjes voor de Syriers, voor de Maronieten, voor de geunieerde Russen. Waarlijk de gelegenheid ontbreekt niet om in een Oosterschen ritus de H. Mis te zien en te hooren.
Maar nu zou het iets heel bijzonders zijn. Oostersche Bisschoppen uit Rusland, Griekenland, Klein-Azië, Oostersche priesters hetzij in Europa, hetzij in het Oosten werkzaam, maar van nog meer verschillende landen en talen zouden allen samen aan één altaar plechtig de H. Mis opdragen, zooals dat in de Oostersche Liturgie geoorloofd en gebruikelijk is. Wordt hierdoor al op treffende wijze ondanks de vele tegenstellingen tusschen de nationale kerken van het Oosten de diepere eenheid in de ééne Katholieke Kerk verzinnebeeld en wordt tegelijk in verschillende talen eenzelfde ritus gecelebreerd, bijzonder indrukwekkend was – de Paus had er in een schrijven sterk den nadruk op gelegd – dat deze concelebratie omstuwd was en ingesloten door een krans van drie Kardinalen, den Pauselijken Nuntius en vier en dertig Bisschoppen van den Romeinschen ritus.
De Paus heeft zelf reeds enkele malen bij een plechtige Oostersche Mis op den troon willen assisteeren en heeft ook meer dan eens zulke vieringen van Oostersche Liturgieën in onze Westersche kerken aangemoedigd, maar een plechtigheid, als Donderdag In St. Sulpice te Parijs, is wel zeer zeker overeenkomstig zijn verlangen en wenschen geschied. En daarom is er ook zooveel relief aan geschonken.
Al vroeg waren we Donderdagmorgen in St. Sulpice, na de Notre Dame de grootste kerk van Parijs en daarom ook voor deze plechtigheid gekozen.
Het verwonderde ons eenigszins, dat voor de viering dezer Liturgie, waarvoor overigens moeite noch kosten gespaard waren, geen ikonostase in de kerk was aangebracht. Toch had dit zijn reden, omdat deze de viering der Liturgie zooveel minder toegankelijk maakt voor wie haar juist bijwonen om er vooral de uiterlijke schoonheid van te bewonderen. Wij, Westerlingen, leven te weinig in de gemeenschapsgedachte om zonder te zien met levendige godsvrucht de H. Mis bij te wonen. Men was ons dus tegemoet gekomen met de Ikonostase weg te laten. Hoewel de H. Mis om tien uur begon, trad reeds om halftien de stoet van dienaars, diakens, priesters en bisschoppen aan om de eerste inleidende gebeden en ceremoniën te verrichten. Tegen tien uur ging deze geheele Oostersche stoet in haar kleurige en fleurige gewaden de paars-roode schare der Westersche Bisschoppen en Kardinalen tegemoet. Het was een treffend moment deze ontmoeting en begroeting, waarna allen het hooge priesterkoor opgingen en de Kardinalen links onder een troon de Nuntius rechts op een eerezetel, de 34 bisschoppen in een grooten halven cirkel als een levende afsluiting van het koor met de Oostersche prelaten en priesters plaats namen. Het zou ‘n te lange lijst worden, allen te noemen. We noemen daarom slechts de kardinalen Verdier, aartsbisschop van Parijs, Baudrillart, rector van het Institut Catholique en Tisserant van de Oostersche Congregatie te Rome.
De groote kerk was vol tot de uiterste hoeken. Een eereplaats was gereserveerd voor den vertegenwoordiger van den president der republiek M. de Saint-Quentin, een tweede voor maarschalk Franchet d’Espery, die op twee stokken steunend met oprechten en echt hartelijken eerbied werd binnengeleid. In de aanzienlijke rij van generaals, admiraals enz. die allen een bevoorrechte plaats ontvingen traden wel op den voorgrond Generaal de Castelnau, generaal Weygand en oud-minister Louis Marin.
De plechtigheid zelve wil ik niet beschrijven. Het is moeilijk te zeggen, wat meer indruk maakte, de viering zelve met de grootst mogelijke plechtigheid of de uiterlijke omstandigheden dezer viering. Iets merkwaardigs was – Kardinaal Tisserant sprak er des avonds nog over – dat door een samenloop van omstandigheden als leidende der vijf diakens een Nederlander De Kaluwe, met een sonoren bas-zang de plechtige Liturgie inleidde. Het was een merkwaardige concelebratie, waarin zeker Oostersche Bisschoppen en priesters de meerderheid vormden, maar in harmonische eenheid met priesters uit het Westen, die tot dien Oosterschen ritus zijn overgegaan en hun leven in dienst van de Hereeniging hebben gesteld. Men volgde den ritus van den H. Joannes Chrystomus, maar gelijk ik reeds zeide, de Grieken in het Grieksch, Roemenen in het Roemeensch, de Russen in het OudSlavisch, anderen wellicht in nog weer andere talen. Maar bij de gezamenlijke Consecratie zongen allen indrukwekkend-samenstemmend in het Grieksch de H. Woorden.
Het koor zong de gezangen op één na alle in het Oud-Slavisch. De hymne ter eere van de H. Maagd werd in het Grieksch gezongen.
De zang was verzorgd tot het uiterste. Nooit hoorde ik de Oostersche liturgische gezangen zoo heerlijk uitgevoerd. En allen zonder uitzondering prezen de voortreffelijke wijze, waarop de directeur D. Aristoff uit La Garenne (voorstad van Parijs) zijn gemengd koor had geoefend en geleid. Wij spraken hem na de plechtigheid en hij beloofde ons, de muziek te zullen doen overschrijven om ons in de gelegenheid te stellen, bij viering eener Byzantische Liturgie in Nederland dezelfde heerlijke muziek als begeleiding te kunnen geven.
Rest ons nog een enkel woord te zeggen over de rede van Zijne Eminentie Kardinaal Baudrillart, een lange rede rijk aan gedachten, levendig van herinnering aan de geschiedenis van het Werk van het Oosten, heerlijk van stijl en bewoording.
Bijzonder treffend was het gedeelte van de rede, waarin Zijne Eminentie hulde bracht aan de nagedachtenis van den stichter van het werk Kardinaal de Lavigerie en dringend was ten slotte zijn warm opwekkend woord, onder verwijzing naar het goed, dat l’Oeuvre d’Orient in de 80 jaren van zijn bestaan gedaan had. Dat moet in dezen tijd, die zooveel voor het werk der Hereeniging belooft, alle katholieken toch overtuigen van de noodzakelijkheid eenerzijds van het gebed anderzijds van een offer voor dit heerlijke doel.
Ik zou in mijn correspondentie over onze deelneming aan deze feestviering ‘n groote leemte laten, indien ik aan het slot nog niet melding maakte van de audientie, welke pater van Keulen en ik, als vertegenwoordigers van het Nederlandsche Apostolaat der Hereeniging des avonds hadden bij Zijne Eminentie Kardinaal Tisserant. Mgr. Chalavazis van Griekenland was zoo vriendelijk deze audientie voor ons aan te vragen en ons aan Zijne Eminentie voor te stellen. Bijna een uur sprak de Kardinaal met ons over het werk der Hereeniging en wat wij er in Nederland voor kunnen doen. Hij herinnerde er aan, dat hij zeIf eenige malen in Nederland was geweest, een paar keer bij zijn vereerden vriend en studiegenoot, de zoo vroeg gestorven pastoor dr. van Koeverden, eens ook ter gelegenheid van een congres te Leiden. Hij drukte er niet slechts zijn eigen groote vreugde over uit, dat het Apostolaat der Hereeniging in Nederland als met sprongen vooruitging, maar zeide ook nadrukkelijk, dat dit den Paus tot bijzondere vreugde stemde, Omdat Z. H. het werk der Hereeniging zoo bijzonder ter harte gaat. Zijne Eminentie hoopte, dat gesteund door de geestelijkheid het Apostolaat der Hereeniging de harten van Nederlands katholieken veroveren zal en Nederland, gelijk het zooveel voor de Missiën doet, verschillende parochies door het St. Petrus Liefdewerk zoo heel bijzonder de missie steunen, zij zoo ook het Apostolaat der Hereeniging als een heel speciaal werk onder de parochieele liefdewerken opnemen.
Zijne Eminentie wees nog op den grooten nood, waarin dit Apostolaat verkeert en hoeveel meer daarvoor zou kunnen worden gedaan en met succes, indien er meer middelen beschikbaar waren.
Hij verzocht ons nog heel bijzonder, het gebed van Nederlands katholieken te vragen om Gods hulp in de zware taak door de Voorzienigheid op zijn schouders gelegd. Nederland mag zich verzekerd houden, dat hij dit dankbaar gedenkt en met de grootste belangstelling dien bloei van het Apostolaat der Hereeniging volgt.
De audientie beteekende voor ons en voor het Apostolaat der Hereeniging een mooien avond van een blijden dag, die nog lang in onze herinnering zal voortleven.
- Parijs, 10 Dec. 1936.
- Titus Brandsma, O.Carm.
- ↑ Published in: De Maasbode, 14 December 1936.
© Nederlandse Provincie Karmelieten.
Published: Titus Brandsma Instituut 2021