It famke fen ‘Us Heit’

1930

Article

 

It famke fen ‘Us Heit’

[1]

Die Friezen hebben altijd iets aparts.

Ook voor de Koningin hebben zij hun eigen vereering.

En op den vijftigsten verjaardag van Hare Majesteit is het zeker in het heele land, maar toch bijzonder in Friesland feest.

De Koningin is populair in Friesland.

Reeds als kind heeft zij er de harten veroverd. En het heet, dat zoo iets in Friesland niet gemakkelijk gaat.

Er wordt van de Friezen nog al kwaad gesproken, of, om me juist uit te drukken, gelasterd.

De laatste weken hebben een aantal bladen het heel druk over de nationaliteitsgedachte in Friesland, over Frieslands saamhoorigheid met Nederland, over de Friesche Beweging.

In de strooming, welke er thans in Friesland is voor beter onderhoud van zijn eigen oude taal, van zijn mooie oude volksgebruiken, van zijn ouden Frieschen aard, zijn er natuurlijk punten van overeenkomst met bewegingen als de Vlaamsche, de Poolsche. Onwillekeurig worden van tijd tot tijd vergelijkingen gemaakt tusschen deze bewegingen onderling en in sommige opzichten de eene aan de andere ten voorbeeld gesteld.

Maar elke vergelijking gaat mank.

En dit soort vergelijkingen lijden niet weinig aan dat euvel.

Omdat er aan de Vlaamsche beweging een heel sterk staatkundige beweging is verbonden, wordt door enkelen ook wel eens de aandacht gevestigd op de staatkundige beteekenis van de Friesche beweging. Een of andere, heel onschuldig bedoelde uiting van Friesch zelfbewustzijn en fierheid wordt dan uitgelegd als een gevaar voor den Nederlandschen staat.

En in de verbeelding van sommigen staan de Friezen al haast weer aan de zuidelijke grenzen om den Hollanders hun “niet verder” toe te roepen. De reeds beroemde afsluitdijk zou der Friezen macht en trots nog versterken en hen weer in verbinding brengen met de West-Friezen van Noord-Holland en reeds de eerste expansie van Groot-Friesland beteekenen.

Het lieve Vaderland kan heel gerust zijn.

De beroemde ‘afsluitdijk’ wordt door de Friezen wel meer als een ‘verbindingsdijk’ gezien, maar als een verbindingsdijk met Holland, waarmee het zich gaarne steeds nauwer verbindt. Het is typisch, hoe dit in de waardeering van dezen dijk tot uiting komt.

Dat neemt niet weg, dat de Friezen zich zelve willen wezen. Zij werken voor het behoud van het Friesch-eigene op velerlei wijze.

Maar evenmin als Limburg, ondanks Belgische lokmiddelen, er aan denkt, de eenheid met Nederland te verbreken, integendeel die eenheid op prijs stelt, evenzoo leeft in Friesland liefde voor het één geworden Vaderland en voelt zich Friesland sterk in die eenheid. Het heeft er offers voor gebracht. Het heeft in niet geringe mate meegewerkt om die eenheid te bevestigen. Maar het wil in die eenheid zichzelf blijven.

Ik schrijf hier geen geschiedenis van Friesland. Maar dit mag ik wel in herinnering brengen uit onze Vaderlandsche Geschiedenis, dat de Friezen lang en zwaar voor hun zelfstandigheid hebben gevochten en toen in den Omwentelingstijd omstreeks het einde der zestiende eeuw de Nederlandsche Provinciën zich ontworstelden aan het Spaansche Bestuur, namen ook de Friezen deel aan den strijd, die tot doel had, de eigen zelfstandigheid weer te bevechten, maar tegelijk onderling die Provinciën nauwer verbond. De stadhouder, die in Friesland het Spaansche Bestuur vertegenwoordigde, maakte plaats voor een Stadhouder van Friesland, die het practisch zelfstandig bestuurde en Friesland weer het gevoel gaf, alsof het zichzelf regeerde. De eerste Nassau, die onder de nieuwe omstandigheden naar Friesland werd geroepen, wist met het Friesche volk goed rond te komen, wist de edelen te beheerschen en toch ook geleidelijk aan zich te binden, en deed veel, dat al sinds jaren wensch en eisch was van het Friesche volk.

Hij heeft den roem der Nassau’s in Friesland gevestigd en deze is sindsdien in het Friesche hart bewaard. Men pakt de Friesche harten niet zoo licht, maar heeft men ze eens, dan verliest men ook niet licht de liefde. De eerste Nassau heeft de Friesche harten door een kalm en rustig aan de behoeften beantwoordend bestuur weten te winnen, hij bracht het zoo ver, dat men, zooals men in Holland sprak van den ‘vader des Vaderlands’, in Friesland den Stadhouder den eerenaam gaf van Us Heit, een titel, die, wat de letterlijke beteekenis aangaat, niet veel verschilt van dien van ‘Vader des Vaderlands’, maar in toon heel wat meer zegt en van veel meer aanhankelijkheid en vereering getuigt.

In zijn miniatuur-standbeeld voor het Gouvernementshuis te Leeuwarden is de gedachtenis aan Us Heit in Friesland bewaard. Hij leeft in de geschiedenis der Provincie voort als de man, aan wien Friesland heel wat dankt. Enkele weken geleden mocht ik nog te Franeker spreken over de Universiteit, die zijn bemoeiingen na talrijke vroegere pogingen daartoe aan Friesland schonken. En zoo zou er meer te noemen zijn. Doch de naam Us Heit, waarmee Friesland hem nog altijd aanduidt, zegt ons genoeg, dat hij er groote liefde en zorg voor aan den dag legde en die zorgen ook met succes werden bekroond, zoodat Friesland op zijn bestuur terugziet als op een tijd van opkomst en bloei, als op een tijd, waarin vele lang gekoesterde wenschen werden vervuld. Zoo werd het huis van Nassau Friesland dierbaar en bleef het er in hooge eere. En toen in den tak, die in Holland regeerde, geen erfgenaam meer kon opvolgen en het erfrecht op den in Friesland regeerenden tak overging, vormde het huis van Nassau een band tusschen Friesland en Holland, die niet meer werd verbroken en die nog heden op den hoogsten prijs wordt gesteld. Friesland ziet in het Huis, dat in Koningin Wilhelmina over Nederland roemrijk regeert en in haar dochter, zij het onder een nieuwen naam blijft voortleven, tevens het oude Friesche huis voortleven en dit doet Friesland de Koningin eeren als van Frieschen huize. Friesland is het huis Oranje-Nassau bijzonder genegen en waardeert het bijzonder, als de Koningin ook kleur voor Friesland bekent. Populair is er nog altijd haar beeltenis in Friesche landsdracht, die haar als wel alle vrouwen allerbekoorlijkst staat. Het is in Friesland oprecht feest, als de Koningin er komt en op Koninginnedag is het feest in geheel de Provincie. Dan is de traditioneele harddraverij te Leeuwarden, waarbij van ouds de gouden zweep verdraafd werd, een unieke gelegenheid om den Koninginnedag in de hoofdstad der provincie met bijzonderen luister te vieren, niet alleen voor de stad maar voor het geheele gewest, waaruit men dien dag van alle hoeken naar Leeuwarden gaat. Friesland gaat er groot op, dat een telg van het oudtijds in Friesland regeerende huis thans de kroon van Nederland draagt, het gevoelt er zich gewichtiger door, het gevoelt zich ook bijzonder verplicht, haar te eeren, juist omdat zij tot hooger glorie steeg en daarbij haar afkomst niet verloochende.

Dat de Friesche beweging streeft naar een meer zelfstandig Friesland, met leede oogen ziet, hoeveel schoons van den ‘goeden ouden tijd’ verloren gaat en dat in eere tracht te houden, sluit geen gevaren in. Sterk leeft er de organische opvatting van de maatschappij. De Friezen voelen er weinig voor, alles juist gelijk te regelen en zich in alles te voegen naar de gebruiken in andere Provinciën. ‘Fen bugjen frjemd’ meenen zij zich daaraan niet te moeten onderwerpen, maar vast te moeten houden aan hun eigen opvattingen. Geen Gedeputeerde Staten treden zelfstandiger op dan de Staten van Friesland en voelen zich zóó, als de Staten van Friesland meer de onmiddellijke bestuurders van hun gewest, dan de vertegenwoordigers van het hoogste staatsgezag. Uit de min of meer zelfstandige Provinciën moet het Rijk door haar onderling nauw verband groeien, zonder dat elk lid van dit lichaam aan het andere geheel gelijk heeft te wezen. Friesland meent heel goed zichzelf te kunnen zijn en tegelijk een goed lid in het algemeen verband. Het meent, dat juist de handhaving en ontwikkeling van zijn oude tradities van waarde zijn voor Nederland en den nationalen rijkdom niet alleen niet bedreigen, maar integendeel versterken en vergrooten.

En zoo is de Friesche beweging allerminst een gevaar voor Nederland, maar een beweging, welke door den bijzonderen bloei van de oude Provincie te bevorderen het Vaderland doet leven in een van zijn organisch nauw verbonden, maar niettemin nog altijd onderscheiden deelen.

In plaats van de Friezen daardoor verder af te brengen van de nationale viering van den vijftigsten verjaardag van Nederland’s Koningin, doet de herleving der oude traditiën de Friezen zich juist dichter om haar troon dringen, omdat zij zich haar nauwer dan de andere gewesten verwant en dierbaar weten.

Fryslan boppe”, ‘Friesland boven’ is niet tegenstrijdig met het “Oranje boven” van Nederland, integendeel, het eene sluit het andere in en geen ‘oprjuchte Fries’ denkt er aan, daarin een tegenstelling te zien. Zingt Friesland sterker dan in het naaste verleden zijn “Fryslan boppe”, het “Oranje boven, leve Wilhelmien” klinkt er niet minder geestdriftig om, het heeft er door in kracht gewonnen en ik weet me den tolk van alle rechtgeaarde Friezen, als ik hier de hartelijkste gelukwenschen, de “hertlikste lokwinsken” van de Friezen aan hun vereerde en geliefde Koningin “de dochter fen Us Heit, fen âlds in famke fen Fryslan” “de afstammelinge van den Vader der Provincie, van ouds een kind van Frieschen huize” aanbied.

 

Nijmegen.

Prof. dr. Titus Brandsma, O. Carm.

 


  1. Published in: De Maasbode, 30 August 1930, [jubile-edition], page 7. Special edition on the occasion of the 50th birthday of Queen Wilhelmina.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2023