Machtige Maagd

1915

Article

 

Machtige Maagd

Door T. B.[1]

Voor eenige jaren brak er in den grooten Liefdadigheidsbazaar te Parijs een brand uit, welke om het groote getal der slachtoffers uit de hoogste kringen der Fransche hoofdstad niet spoedig uit het geheugen zal worden gewischt. De Semaine de Luçon ontving kort na den brand een brief, welke het volgende merkwaardig voorval verhaalt, dat bij gelegenheid van die ramp plaats had. Van een rijk gezin waren moeder en dochter des middags om drie uur naar den bazaar gereden in gezelschap van den zoon des huizes, die, zooals helaas zoovelen, alle godsdienstplichten verwaarloosde. Om vier uur brak de brand uit. De jonge man neemt zijn moeder op zijn armen en is zoo gelukkig, haar buiten het gebouw te brengen; wel hebben beiden eenige brandwonden, doch hun leven is gered. De jonge man snelt terug om ook zijn zuster, een engel van liefde en godsvrucht, te redden. Hij staat midden in het vuur, een brandende balk valt naar beneden en komt terecht op zijn hoed, doch deert hem, wonder boven wonder, in het geheel niet. Hij redt ook zijn zuster. Wel heeft deze ernstige brandwonden gekregen, maar haar leven wordt er niet door bedreigd.

Daags daarna zitten broeder en zuster over het voorgevallene te praten. “Het kan zijn zoo ’t wil,“ zegt de jonge man, “’t is toch wel opmerkelijk geweest, dat ik dien brandenden balk op mijn hoofd kreeg en toch geheel ongedeerd ben; als ik aan godsdienst deed, zou ik zeggen: “het is een wonder.”

“En waarom nu niet?” antwoordde zijn zuster, “ga je hoed eens halen.”

Verwonderd haalt de jonge man al lachend zijn hoed.

“Kijk eens onderin en zie eens, wat ik er in gedaan heb, een uur, vóór we naar den bazaar gingen.”

Meer en meer verslagen kijkt hij in zijn hoed en vindt er in de voering een wonderbare medaille van de H. Maagd.

“God zij eeuwig geloofd en gedankt” riep hij uit, ”Ik geloof nu, dat er een wonder is gebeurd. En morgenvroeg ga ik biechten en te Communie om Onzen Lieven Heer te bedanken”.


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. IV, Nov. 1915, p. 165.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2021