Moedeloosheid

1937

Encyclopedic entry

 

Moedeloosheid

[1]


Moedeloosheid, een verderfelijke geestelijke gesteltenis, welke voortspruit uit gebrek aan hoop en vertrouwen. Zij houdt het midden tusschen kleinmoedigheid en vertwijfeling. Wanneer de mensch het vertrouwen in zijn medemensch en de hoop op diens soms noodzakelijke medewerking verliest, kan daarvoor in de omstandigheden een grond aanwezig zijn, maar in den regel verliest men dit vertrouwen te spoedig en laat men de hoop varen zonder voldoenden grond. Het is echter steeds onjuist, het vertrouwen op God en de hoop op zijn hulp te laten varen, al kan het noodig zijn, de hoop en het vertrouwen op een bepaalden vorm der Goddelijke hulp en bijstand prijs te geven. De H. Teresia zegt: God weet beter te geven dan wij te vragen. M. doodt de werkkracht, die in het geestelijke noodig is, omdat het winnen van het Rijk der Hemelen geweld vraagt, en die in onze tijdelijke ondernemingen onontbeerlijk is, omdat deze het eerste middel is om het mogelijke te bereiken. Opdat men niet het onmogelijke nastreve en aldus tot m. vervalle of deze versterke, is inzicht in de juiste verhoudingen een eerste geneesmiddel, vervolgens opwekking van den wil, die op het mogelijke en goede gericht moet worden. Toelichting van die mogelijkheid en goedheid is van groot belang. Woorden wekken, voorbeelden trekken. De eene sterke neemt den anderen mede. M. wordt verminderd of voorkomen door vrijwillig moeilijkheden te trotseeren, voor alles waarheid en klaarheid te zoeken, rustig te blijven, zich in alles aan God over te geven en op Hem te bouwen.

Brandsma

 


  1. Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. XVII., c. 764. The NCI preserves the typescript.


© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2019