Na twaalf en een half jaar

1936

Article

 

Na twaalf en een half jaar

[1]

Het was een blijde dag, toen we, twaalf en een half jaar geleden, het Twentsch Carmel-lyceum begonnen. Het was geen gemakkelijke taak, die de Paters op zich namen, maar ze namen ze met blijdschap op de schouders om velerlei reden.

Er werd voortgebouwd op een oude traditie, niet slechts in de Orde maar ook te Oldenzaal.

Het was al lang geleden, dat de Paters Carmelieten in Oldenzaal werkzaam waren. Het dagteekende nog van vóór de Hervorming, toen de Paters van Gelre er hun termijnhuis hadden en op gestelde tijden in de oude Plechelmus biechthoorden en preekten. De Hervorming verbrak de banden, welke Oldenzaal met de Orde van Carmel verbonden. Tachtig jaar geleden, na de stichting van het klooster te Zenderen, werden de verbroken banden weer aangeknoopt. Van het klooster te Zenderen, spoedig meer bekend dan het oude klooster van Gelre, kwamen vrij regelmatig de Paters Carmelieten te Oldenzaal om ter gelegenheid van allerlei oefeningen en kerkelijke feesten assistentie te verleenen. Ze werden zoo geleidelijk de Paters van Twente, op wie men in Twente allereerst beroep deed. Ze voelden er zich thuis en menig Twentenaar, die zich tot het kloosterleven getrokken gevoelde, klopte ook allereerst in Zenderen aan om daar te vinden wat hij zocht.

De vele Twentenaren in de Orde opgenomen en vaak tot leidende posities opgeklommen, maakten de banden met Twente steeds inniger. Het Gymnasium te Zenderen, waar niet alleen toekomstige Priesters, maar ook velen, die later een plaats zochten in de wereld, hun middelbare en hoogere opleiding ontvingen, had tot gunstig gevolg, dat ook het onderwijs door de Paters gegeven in breeden kring werd gewaardeerd. Toen dan ook in Twente het verlangen naar een eigen Katholieke middelbare en voorbereidende hoogere school, een Katholieke H.B.S. en gymnasium, vereenigd in een Lyceum, steeds levendiger werd, dacht men allereerst aan de Paters Carmelieten. Als het kon, moesten zij dat op zich nemen. En de Paters, die reeds zooveel eeuwen zich gunstig hadden onderscheiden op onderwijsgebied, die het eenigermate tot de traditie der Orde rekenden, op de plaatsen, waar zij een klooster hebben, zich ook verdienstelijk te maken op het gebied van onderwijs, zij zagen het geheel in hun lijn liggen, aan dezen wensch van Twente tegemoet te komen.

Er was eenige moed voor noodig, de school te beginnen. Er was geen zekerheid te krijgen, of de Regeering de nieuwe school voor Rijkssubsidie in aanmerking zou doen komen. Er was een ‘stopwet’, die dit zelfs zeer vragelijk maakte, al was er hoop, dat een uitzondering zou worden gemaakt. Maar ook dan nog bleef er risico over, dat niet aanstonds gedekt was. Men moest wel eenig vertrouwen hebben in de toekomst om de school aan te durven, maar gelukkig, dat vertrouwen was er, vooral omdat men in Twente, in het hart van Twente was en de bevolking, die de school wilde, de Paters niet in den steek zou laten.

Dat laatste bood een tweede reden tot vreugde. Het was geen opzet, die van de Paters uitging, al namen zij de school heel gaarne op zich en steunden zij de plannen met kracht. Het was en zou zijn een school van Katholiek Twente. De wensch er naar, neen sterker, de eisch er om werd luide op den Twentschen Katholiekendag uitgesproken. Men wilde zulk een school, omdat men er het groote belang van inzag, omdat men voor het Katholieke Twente minstens in één centraal punt zulk een school een eisch vond, geboden door de positie, welke de katholieken in Twente innemen. Men achtte het beneden de volkskracht van het Katholieke bevolkingsdeel, dat de ouders, die hun kinderen Katholiek middelbaar en gymnasiaal onderwijs wilden doen genieten, verplicht waren, deze kinderen naar ver afgelegen internaten te zenden. De voortschrijdende ontwikkeling der bevolking, de technisch steeds hoogere ontwikkeling van het bedrijfs- en handelsleven vorderde, dat steeds meer kinderen niet slechts voortgezet lager, maar ook middelbaar en voorbereidend hooger onderwijs volgden.

De Twentenaar kijkt te helder de wereld in, dan dat hij niet zou hebben gezien, dat hier niet alleen een groot godsdienstig goed in gelegen was, maar eveneens een belang van maatschappelijke orde. Zoo kwamen zij de Paters in de stichting tegemoet, ja, beschouwden de school als op de eerste plaats gesticht voor de godsdienstige en maatschappelijke belangen der Katholieke bevolking van Twente. Zij begrepen, dat zij deze zaak, vooral in de moeilijke omstandigheden, waarin de stichting plaats vond, niet aan de Paters mochten overlaten.

Zelf staken zij de handen uit de mouwen om deze mogelijk te maken.

Oldenzaal werd, na veel discussie en vergelijking met de andere centra, ten slotte aangewezen als zetel van de nieuwe school. En dit was een derde reden tot verheugenis. Daar leefde evenzeer een traditie. Nog herinnerde men er zich de oude Latijnsche school, eens de glorie en roem van Oldenzaal. Bovendien was Oldenzaal van ouds het Katholieke centrum, de oude hoofdplaats van het Katholiek Twente. Al was het in zielental door andere plaatsen overvleugeld, het was door zijn overwegend Katholiek gebleven bevolking, vervolgens door het feit, dat het sinds de opheffing der Latijnsche school geen middelbaar of voorbereidend hooger onderwijs meer had, als aangewezen om het Lyceum te krijgen. Het achtte er zich door onderscheiden. Nergens was er meer geestdrift voor. Zoo ergens, dan waren daar de Paters met hun school welkom. Zoo werd dan ook van het stichtingscomité, dat zich uit de Katholieken van Twente vormde, de heer Bloemen, toen lid van Ged. Staten van Overijssel, wonende te Oldenzaal, thans Oldenzaals Burgemeester, de ziel.

Hebben velen zich beijverd om de stichting voor te bereiden en mogelijk te maken, heden mag nog wel eens op bijzondere wijze naar voren worden gebracht, hoe de Heer G. Bloemen daarin zulk een groot belang voor Oldenzaal en voor heel Twente gelegen zag, dat hij jaren aan een stuk door er geestdrift voor te wekken en er belangrijke bijdragen voor bijeen te halen, voor deze stichting heeft willen werken, ik mag wel zeggen, zwoegen.

Dat men ter plaatse zoo met open armen werd ontvangen, de stichting der school zoo algemeen als een zegen voor de plaats en de streek werd beschouwd, deed de Paters met recht spreken van een blijde inkomste.

Was zoo om allerlei reden de vreugde groot bij de opening van de school, het verdere verloop der feiten heeft die vreugde nog doen stijgen. Steeds meer beantwoordt de school aan het doel, waarvoor zij werd gesticht. De eerste jaren waren natuurlijk de moeilijkste. Maar met den steun, waarvan ik boven sprak, kwam men ze glansrijk te boven. Niet slechts door de bevolking werd groote financieele steun geboden om de school over de eerste groote bestaansmoeilijkheden heen te helpen maar ik wil hier ook dankbaar betuigen, dat van de zijde der ouders, toch op de eerste plaats geroepen tot de opvoeding hunner kinderen, de grootst mogelijke medewerking werd verleend en men te Oldenzaal steeds heeft begrepen, dat de stichting ook van een Katholiek Lyceum de ouders niet ontheft van de zorg voor de opvoeding. Men heeft begrepen, dat het een geheel onjuiste opvatting is, deze van het Lyceum te verwachten. Zonder gestadige medewerking van de zijde der ouders, of liever zonder dat deze op de eerste plaats hun zorgen aan de opvoeding wijden, zal de opvoeding van de beste school gebrekkig, zeer gebrekkig zijn.

Door samenwerking wordt hier echter iets moois verkregen.

Blijde mogen we dan ook vaststellen, dat men in heel Twente, niet slechts te Oldenzaal, de school steeds meer is gaan waardeeren. Als duidelijk bewijs daarvan behoef ik slechts te vermelden, dat ’t aantal leerlingen, de eerste jaren nauwelijks honderd ook toen de school was uitgebouwd, thans reeds aanzienlijk boven de twee honderd gaat. Ook over de resultaten van het onderwijs als zoodanig kunnen we meer dan tevreden zijn. Het is onjuist, hierin op de eerste plaats verdiensten van de leeraren te zien, veel is hier te danken aan den goeden geest en den ijver, waarmede door de leerlingen wordt gewerkt en deze hangt weer allernauwst samen met de medewerking van de ouders. De tijd is te kort om cijfers te laten spreken, maar het moge hier toch dankbaar worden gezegd, dat het ons in niet geringe mate verheugt, op zeer behoorlijke resultaten te kunnen wijzen.

Een enkel woord moge hier nog gezegd worden met betrekking tot de leiding van de school gedeeltelijk door Paters, gedeeltelijk door leekenleeraren. Vrij mogen we zeggen, dat, indien niet een religieuze Orde zich bereid had verklaard, de school onder haar leiding te nemen, de stichting en exploitatie met salarissen naar rijksregeling niet mogelijk zou zijn geweest. Slechts doordat een aantal kloosterlingen van een volledige salarieering afziet, kan aan een vrij groot aantal leekenleeraren een naar rijksregeling gesalarieerde betrekking worden gegeven. Hier is dus wel een zeer gelukkige oplossing van een elders soms sterk gevoerde tegenstelling verkregen. Het is in het belang der leekenleeraren dat een deel der leeraarsplaatsen door paters worden bezet, terwijl de Paters het bijzonder op prijs stellen met de hulp van leeken te kunnen doen, waartoe zij alleen niet in staat zouden wezen, omdat zij wel eenige maar niet zulk een groot aantal Paters voor het onderwijs uit het werk in de zielzorg kunnen vrij maken en ook niet wenschen vrij te maken. Dit gemengd karakter van het leerarend personeel onder leiding van de Paters biedt nieuwe eigen voordeelen, waarover we hier niet willen uitweiden, maar dat we op dezen gedenkdag als een andere reden tot vreugde naar voren brengen.

Wij sluiten met een woord van hulde aan de geestelijkheid van Twente, dat de school steeds zulk een sterken steun heeft verleend. Zijn Hoogwaardige Exc. Mgr. H. van de Wetering gaf indertijd een schitterend voorbeeld door niet slechts f 1000 in het stichtingsfonds te storten, maar ook de school “zijn school” te noemen om uit te drukken hoezeer haar stichting hem ter harte ging. Dat voorbeeld van den Aartsbisschop hebben de geestelijken van Twente royaal gevolgd.

Zij hebben bevorderd, dat de noodige bijdragen er voor werden gegeven, zij hebben bij de ouders er voor gepleit, als dezen kinderen hadden, die voor het bezoek der school in aanmerking kwamen zij hebben rondom het Lyceum een sfeer van waardeering en erkenning gekweekt, die daarvoor van het allerhoogste belang is. En als wij hulde brengen aan de geestelijkheid van Twente, dan moge niet minder hulde worden gebracht aan het burgerlijk gezag, dat op meer dan een plaats en op meer dan een wijze de school en het schoolbezoek tegemoet kwam.

Zoo bloeie en groeie dan verder, onder de bescherming van haar Patrones, de Lieve Vrouwe van den Carmel, Zetel der Wijsheid, het Twentsch Carmel-lyceum te Oldenzaal.

Nijmegen, Maart 1936.

 

Prof. Dr. Titus Brandsma, O. Carm.

Secretaris van het Bestuur van het Twentsch Carmel-Lyceum.

 

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2023

 


  1. Published in: De Oldenzaalsche, 10 Maart 1936