Overgeving aan Gods wil

1937

Encyclopedic entry

 

Overgeving aan Gods Wil

[1]

Overgeving aan Gods wil[2], voor Ruusbroek de grondslag van het geestelijk leven, de eerste deugd, waarop de mensch, die zich naar God wil keeren, bedacht moet zijn. In de erkenning van God als God, Schepper en Zaligmaker, moet de mensch niet alleen zijn volkomen afhankelijkheid van God beseffen, maar daarin tevens de waarborg zien van zijn geluk. Zichzelven voortdurend beschouwen als het voorwerp van Gods liefde, van Gods wil, doet het eigen bestaan met alle omstandigheden daarvan zien als door Gods wil geleid en beheerscht, als een gave van zijn liefde en goedheid, zoowel als van zijn macht en heerlijkheid. Zij is aldus de bron van de eerst noodzakelijke deugden als nederigheid, liefde gehoorzaamheid, zelfverloochening, versterving, reinheid, enz.

Lit.: dom V. Lehodey O.Cist., De Heilige Overgave (1932).

Brandsma

 


  1. Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. XIX., c. 327. The NCI preserves the typescript.
  2. In the typescript: ‘Gods H. Wil’.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022