Uit het mirakelboek van O.L. Vrouw van Zevenwouden

1938

An article in seven parts

 

Uit het mirakelboek van O.L. Vrouw van Zevenwouden

[1]

Onder de vele beelden van de Lieve Vrouw en Moeder Gods Maria, eertijds in Friesland vereerd, neemt dat van de Lieve Vrouw van Zevenwouden, nog heden in de Minderbroederskerk te Bolsward vereerd, wel een zeer bijzondere plaats in. Niet alleen omdat de verering er van zich uitstrekt tot op onze dagen, omdat het in de storm der Hervorming gespaard bleef, maar ook omdat het oudtijds reeds de verering van heel Friesland genoot en men van heinde en verre naar Bolsward kwam om het te vereren.

In noden van alle soort nam het gelovige volk vol vertrouwen zijn toevlucht tot Maria op de plaats, waar die verering haar bijzonder aangenaam moet zijn geweest. Als getuigen hiervan beschouwde men de vele gebedsverhoringen, welke men bij een bedevaart naar Bolsward deelachtig werd. Petrus Thabor zegt in zijn ‘Historie van Vriesland’ bij het jaar 1520 uitdrukkelijk “Veele volkes reyst te Boelswer in die omdracht onser liever Vrouwen”. Deze omdracht had plaats op de Zondag na Pinksteren en werd voor enige jaren, zij het binnen het kerkgebouw, door Pastoor Burgers weer hervat. De omdrachtsdag is aldus ook nu weer een dag van bijzondere godsvrucht. Ook Winsemius noemt het Bolswardse beeldje, “van zoo groote faam en door zoovele mirakelen beroemd”.

Het beeldje heeft niet altijd in de kerk der Minderbroeders gestaan, ook niet in de oude op het Hengstepad, de Broerekerk. Het had een eigen kapel, gebouwd over de Kampenshaven op de hoek van de Broerenstraat en de Kerkstraat, ongeveer waar nu nog de brug ligt. Men sprak dan ook van het kapelletje op de Post.

In het jaar 1580 werd het uit deze kapel weggehaald. De overlevering zegt, dat de soldaten van Bronkhorst het met andere beelden wilden verbranden, dat het kleine beeldje hun echter ontglipte en in het water terecht kwam en zo afdrijvend, enkele dagen later door een schipper in de onderwal van een der grachten werd gevonden. Winsemius deelt op gezag van Tetardus Siccama mee, dat het beeldje werd verbrand, doch het is heel begrijpelijk, dat hem de redding verborgen bleef. De Katholieken zullen de eerste tijd wel voorzichtig zijn geweest met het teruggevonden beeldje, thans te Bolsward vereerd, […][2] gers wel in de waan gelaten hebben, dat het met de brand en beeldenstorm verdwenen was en zij er geen onheil meer van te duchten hadden. Het oude […][3] enbeeldje, thans te Bolsward vereerd, vertoont aan de achterzijde lichte sporen van blootstelling aan het vuur, maar toch te weinig om hieruit voor de geschiedenis veel te kunnen besluiten.

Tegelijk met dit beeldje bewaart men, in het Archief der kerk, nog een oud Mirakelboek uit het begin der 16de eeuw, uit de tijd dus, dat het beeldje nog in zijn eigen kapel over het water aan de Broerestraat werd vereerd. Het loopt over de jaren 1515 tot 1534, naar het schijnt en omvat dus een tijdperk van 20 jaar. Het zou niet in de geest der Kerk zijn, de daar opgetekende gebedsverhoringen voor even zovele mirakelen aan te zien. Wij moeten ze veeleer beschouwen als overtuigende getuigen voor de grote verering, waarin het beeldje stond, en vervolgens in het algemeen als een aanwijzing, dat er zeer merkwaardige gebedsverhoringen werden verkregen. Over elk teken of wonder in het bijzonder ontbreken al te zeer de nadere gegevens om met enig recht in elk bijzonder geval van een bovennatuurlijke tussenkomst Gods te mogen spreken.

Met dit, eigenlijk vanzelfsprekend voorbehoud, menen wij goed te doen, hier dit oude Mirakelboek nog weer eens open te leggen als een welsprekend getuige van de godsdienstzin der vaderen en hun vertrouwen op de tussenkomst van Maria.

Wij geven het oude verhaal, geheel gelijk het in het boek staat opgetekend. Dit leek ons aardiger dan het in een nieuw kleed te steken. Slechts de Latijnse zinsneden, welke hier en daar in het boek voorkomen, hebben we terwille van de lezers, die het Latijn niet verstaan, door een vertaling verstaanbaar gemaakt.

Tot beter begrip is het wellicht ook nog dienstig op te merken, dat oudtijds op vele bedevaartsplaatsen het gebruik bestond, was voor kaarsen te offeren. Dikwijls deed men dit in de gewone vorm en gaf kaarsen om te ontsteken. Dikwijls echter gaf men de was en moest de pastoor daar zelf te zijner tijd maar kaarsen van laten maken. Hierbij bestond nog weer het gebruik, in die was enigermate zichzelven of een ziek lichaamsdeel aan God op te dragen. Vandaar dat men zich liet wegen en zijn gewicht aan was offerde, of handen, voeten, harten enz. van was gaf. Deze vormen bleven dan vaak wel enige tijd als ex-foto’s bewaard, maar werden toch te zijner tijd versmolten. Wij laten hier thans het Mirakelboek volgen:

“Dit zijn de tekenen ende Miraculen daar de H. Moeder Gods ende reine Maagd Maria gedaan heeft, door dit Beeld dat hier tegenwoordig staat, over veele menschen die haar in hunnen nood devotelijk aangeroepen hebben. Ende bijzonderlijk dat aan dit Beeld zelfs gezien is een wonderwerk.

Als dat in ’t Jaar onzes Heeren 1515 drie dagen tevoren eer dat Zwarte-Hoop, Bolsward innam, daar zommige menschen beide mannen en vrouwen gezien hebben, dat dit Beeld nat is geweest van Zweet, gelijk of het met water overgoten hadde geweest, dat een zeer wonderwerk ende Mirakel was, ende naderhand als dat de Stad Bolsward verbrand was van de Zwarte-hoop, en het huisken daar dit Beeld in stond, is mede verbrand, zo is dit Beeld uit dat huisken geschoten nederwaarts in ’t water, en is gevonden dat het niet plat leggende dreef in ’t water zo als natuurlijk was, maar dreef opwaarts staande in ’t water, ’t welk niet natuurlijk koste geschien, dat is geschien, dat is geweest een wonderlijk groot teken.

Nu zult gij voortaan hooren de Wonderwerken en teekenen daar de Moeder Gods gedaan heeft aan diegeene, die haar ootmoediglijk hebben aangeroepen.

In ’t eerste. Daar is een kind te Harlingen geweest, ’t welk drie dagen blind was, welkers kinds ouderen geloofden het hier voor dit Beeld te weegen, ende hunne offerande te brengen, zo gering (ras) zij dat beloofden, wierde het kind ziende.

Item. Een burger van Bolsward die anderhalf etmaal lang beroofd is geweest van zijn zinnen, en was ook geheel doof, zo beloofde zijn wijf, alhier een wassen hoofd, terstond kreeg hij zijne zinnen weder en konde hooren zo hij pleeg, en sprak terstond zijn biegt.

Item. Een kind hier in de stad dat drie weeken oud was, en had niet meer dan eens in drie weeken zijne ogen opgeslagen, zo beloofden zijne ouders dat kind alhier te wegen, en haare offerhande te brengen, terstond als ’t kind gewegen waar, is ’t ziende geworden. Een kind hier bij de stad dat verdronken was, en de ouders daar geen twijfel aan hadden of ’t kind was dood, zo beloofden zij een pond wasch hier te brengen, ende dat kind’s broeder nam het op zijn schouder en liep er tweemaal mede om het huis, terstond wierd het kind weer levendig.

Item. Een kind uit Molqueren dat anderhalf jaar oud was, hadden nog nooit zijn dagen, zijn hoofd ofte zijne Leeden stil gehouden, ofte op zijne beenen gestaan, terstond als dat kind alhier gewegen was, zo stond het vast en vouwde zijne hantjes, en zag het Beeld Maria aan, als of het verstand had als een kind van agt Jaaren.

De Priester te Coudum, die van vervaarnisse in de nagt beroofd wierd van zijne zinnen, lag een vierndeels jaars bedroefd, en ging op twee krukken en daar na bij een stok, terstond als hij zijne offerhande gedaan en gebragt hadde, zo ging hij als te voren gezond, eer hij beroerd wierd.

Een wijf te Stavoren, die een zeer borst had, en konde geen baat of hulp van eenig meester krijgen, zo beloofde zij haare offerhande alhier te brengen, van stonden aan begon het borst te beteren en te genezen. Een wijf te Dedgum, die zeer vervaard wierd in haar kraam, ende was lang krank leggende in ’t bed, zij wort gedragen voor dit Beeld, en wort gezond en genezen, en wierd na huis gevoerd, is gezond gebleven.

Een Meisjen van 14 of 15 Jaaren dat in de pokken geboren was, en drie jaaren bij krukken ging, zo beloofde zij haare offerhande hier te brengen met gebeden, gaat van stonden aan, liet haare krukken van weelde leggen en kwam van Sneek gaan en deed hier haare offerhande.

Een kind te IJlst, dat in drie jaaren nooit op zijne beenen had gestaan, ende ouders des kinds beloofden alhier haare offerhande te brengen, en als dat kind alhier gebragt wierd, zo was ’t Visitationis Mariae ende het Beeld wierd omgedragen, en voorbij dat kind gedragen, zo stond het kind op, en ging waar het wilde.

Een wijf van Sneek welke een jaar lang bedleedt (bedlegerig) lag, en zeer weinig eeten en drinken mogt, beloofde alhier haare offerhande te brengen, en als zij alhier haare offerhande gebragt had, zo wort ze genezen, en volgde de processie, en hadde zeer grote verlangen eer de omgang gedaan wierde, zo eene grote natuurlijke honger had zij gekregen in ’t omgaan.

Een wijf van Harlingen die in haar kraambed lag in rasernie, en haar dagt dat de viand van der helle met haar wech wilde, en haar dagte dat zij de Moeder Gods altijd aanriep door dat lieve vrouwe beeld te Bolsward op de post, en zij is van de krankheid door die gedagtenis verlost, en heeft haare offerhande aldaar gebragt en is gezond en magtig na huis gereisd, en deeze voorzeide vrouwe lag in haare krankheid gesloten met drie ijzere banden, dat men ze op ’t bed niet wel konde houden.

Een Jonge te Harlingen in de rasernij in de pestilentie, en de ouders beloofden alhier haare offerhande te brengen, en de jonge is gezond geworden van de rasernij en pestilentie.

Een man van Wier die ook lag in de rasernij, en zijn wijf beloofde alhier te brengen, een figuur van een Man van drie pond wasch gemaakt met eene gekruiste penning, als zij nu dat beloofd hadde, zo wierd hij gezond van de rasernij, en zijn tezamen devotelijk alhier gekomen en haare offerhande gebragt.

Een kind te Lions, dat verdronken was ende ouders missen het wel drie Uuren lang, dat het gedreven was door de wind wech in ’t water en als de ouders het kind vonden, zo hebben ze onze lieve Vrouwe een pond wasch met een gekruisten pennink beloofd, en dat kind is levendig geworden van stonden aan door God’s gratie.

In ’t Jaar onzes Heeren 1529 agt dagen voor Mey, is er geweest een groot Tempeest in de zee, dat er zommige schepen met lieden gebleven zijn, onder allen is er een schip gebleven, daar de Bootslieden God almagtig aanriepen, en beloofden haare offerhande te brengen voor onze Lieve Vrouwe beeld te Bolsward, zij zijn door Gods hulp en zijner Moeder en Maagd Maria gezond met de boot aan land gekomen, en haare offerhande geofferd, en die Bootslui welke daar Maria niet wilden aanroepen, zijn tezamen verdronken.

In ’t zelfde Jaar ontrent misvasten is er een kind verdronken geweest in een put ende de ouders het kind dood vindende hebben God aangeroepen en zijnen lieven Moeder en Maagd Maria en beloofden haare offerhande te brengen binnen Bolsward voor het Beeld Maria, en het kind heeft zijn natuurlijk leven wedergekregen, ende ouders hebben hunne offerhande aldaar devotelijk gebragt.

In ’t zelfde Jaar te Vasten-avond is [3] er geweest een kind van Pietersbierum, dat zijn Lijf heel zwaarlijk was uitgegaan, dat er niemand was die ’t leven toebetrouden, zo hebben de ouders God almagtig aangeroepen en beloofden hem offerhande te brengen voor ’t beeld van de reine Maagd en Moeder Maria binnen Bolsward met dat kind te laten wegen en dat kind is zijn Lijf bij hem zelven alzoo weer natuurlijk te pas gekomen en de ouders hebben met haar kind haaren offerhande gebragt, en het kind laten wegen voor het Beeld Maria.

Deeze en veel meer andere groote Teekenen zijn geschied in ’t Jaar onzes Heeren 1529.

In Dolsterhuisen is geweest een kind dat gebroken was, en zijn lijf was uitgegaan, dat men het niet wederom in konde krijgen, de ouders hebben voor dat kind onthieten eene offerhande te brengen tot Bolsward ter eere van de reine Maagd Maria, ende het kind is terstond genezen ende een weinig tijds daar na is ’t kind wederom krank geworden, eer dat de ouders de offerhande hadden gebragt.

Displicet nimirum Deo vovere et non reddere”: “Het mishaagt aan God, dat men belooft en dan niet geeft”, en de ouders hebben wederom onthieten, alhier eene offerhande te brengen en dat kind is terstond wederom genezen: “Oculos ideo culpa clausit, poena aperint”: “Schuld sloot de ogen, maar de straf opende ze weder”.

Een kind is er zeer haastelijk te Schooterbuuren dood gebleven ende is ontrent twee uuren dood geweest, de ouders hebben ontheten en beloofd onze lieve Vrouwe alhier te verzoeken. Et ecce qui mortuus fuit, resurrexit. Ende ziet! Die gestorven was, is opgestaan.

In Sexbierum is een kind geweest wiens oog met een handboog was uitgeschoten, de Moeder was geheten Margareta, angst hebbende dat het kind blind zoude blijven, en zo zij nu geen troost van de menschen konde krijgen, heeft haar gekeerd en toevlugt genomen tot Maria, en heeft Maria alhier ontheten te bezoeken, en dat kind is miraculeuselijk weder gezond geworden. In een teken van waarheid heb ik Wybrandus van Nyenhuis die vrouwe voorzeid, en dat kind gezen, en de Moeder geëxamineerd de causa meritis debitam faciendo indaginem, d.w.z. door naar de waarde der zaak het vereischte onderzoek in te stellen.

(Wordt vervolgd).

 

Uit het mirakelboek van O.L. Vrouw van Zevenwouden

[4]

In Stavoren is geweest een kind het welk haastelijk is nedergevallen ende is dood geweest ontrent drie Uuren lang. De ouders hebben onthieten voor onze lieve vrouw binnen de stad Bolsward te wegen, en het kind is terstond levendig geworden.

Een Man is er geweest die langen tijd op krukken had gegaan, die drie paar of twee paar hadde versleten, hij hoop hebbende in God zijn betrouwen stellende en in de vrou van de hemel, heeft Mariam onthieten te eeren, ende alhier zijne offerhande te brengen, is genezen en heeft zijne krukken alhier in de Capelle gelaten.

Een kind had gebrek in zijn oog zo dat het oog lag op zijn wang en is door Maria miraculeuselijk gesond geworden.

Anno 1534

mersus, mortuusqe inventus: facta diligenti inquisitione inventus fuit mortisque signa certa a fide dignos visa. Voto emisso a parentibus pro puero ad beatam Mariam virginem in Bolsverdia statim revixit. Hoc in Maedwerd prope Bolsverdiam. (Vertaald luidt dit als volgt: In het jaar 1534: Een knaapje had al geruime tijd onder water gelegen en was dood gevonden. Ook na een ernstig onderzoek bevond men het dood en zagen geloofwaardige personen de zekere aanwijzingen van de dood. Maar de ouders deden een belofte ter ere van de H. Maagd Maria, te Bolsward vereerd. Ineens herleefde het knaapje. Dit geschiedde te Maerwerd bij Bolsward.)

Een ander Mirakel:

Het is geschied op de Elve dat er is geweest een schip met volk, ende onder allen was daar ook mede een priester die Doctor was, zo is daar geweest zulken storm en onweder, dat zij geen moed hadden om haar lijf te behouden, zo is er een geweest, die wel eertijds te Bolsward hadde geweest, en vermaande den priester van de teikenen die te Bolsward wel eer geschied waren van onze lieve Vrouwe op de post. En die Heer heeft met zijn volk onthieten haare offerhanden ende een Mis te laten doen. Ende zo zijn daar ook vier mannen geweest en hebben gesproken aldus; Wat is onze lieve vrouw beter dan Uwe vrou of de mijne, van stonden aan zijn die vier mannen genomen van het ander volk met groot gekrijt in die storm, alzo dat die andere niet wisten waar zij stoven of gebleven waren, ende andere zijn gesalveerd en behouden te land gekomen, ende hebben onze lieve vrouwe geofferd, zoals zij beloofd hadden.

Een ander Mirakel

Daar is geweest een schip dat gezeild was in Noorwegen tusschen de klippen met een storm, en zij hadden geen hoop om haar lijf te salveeren, maar zij hebben onthieten heur offerhande en drie Missen doen te laten te Bolsward in onzen lieve vrouwen Capelle; van stonden aan is dat onweder gecesseerd en zij zijn gesond en magtig te land gekomen.

Daar is geweest eene Maget van Amsterdam, die is zeer bezeten geweest ende is hier gebragt in onze lieve vrouwe Capelle te Bolsward; daar wezende is er gedaan een Misse; als de Misse is uitgeweest, is de duivel uit de Maget gevlogen door een glas, in de tegenwoordigheid van veele menschen en de maget is van stonden aan verlost geworden.

In ’t Jaar 1524 is te Harlingen geweest eene volwassen maget, die beroofd was van haare zinnen, zo heeft de moeder onthieten, die maget te laten wegen met weit en wijn en een Mis te laten doen, en die maget is gezond geworden.

Item te Balk in Gaasterland is een man geweest, die zo gewond was, dat hij overgegeven was van alle Meesters, zeggende dat hij zich zoude bereijden, want hij moeste sterven; toen heeft hij zijn toevlugt genomen tot God en Maria ende heeft twee krukken doen maken om die te Bolsward in de Capelle voor het beeld van Maria met een offerhande te brengen, ’t welk hen gedaan hebbende, is gesond geworden.

Item te Pingjum is een maget geweest die het eene been gebroken had, welke maget geen hulp van Meesters had kunnen krijgen, zo heeft zij Maria voor eene meesteres gekozen, en onthieten Maria te Bolsward in ’t Capelleken te verzoeken, hetwelk zij gedaan heeft, en den derden dag daar na, heeft zij alhier in het Capelleken de krukken gebragt.

Item te Cornwerd is een man geweest, die in zijn uiterste lag, en had niet gebiegt, zo heeft hij gedacht; zal ik alzo [3] in mijne zonden versmooren dat moet God geklaagd zijn, en heeft gedagt bij hem zelven Maria te Bolsward in de Capelle te bezoeken met een half pond wasch, en drie brandende lichten, het welk hij gedaan heeft en is gezond geworden.

Item, nog een ander van een jonge wonende te Hartwerd ende hij was uitgevaren met een schip, en die ouders zogten daar wel drie Uuren om, en ten laasten als zij weder ’t huis gekomen zijn, zo hebben zij de jonge gevonden in een damdobbe, en toen zij ’t huis gekomen zijn, hebben zij hem op de vloer neergeleid en toen onthieten zij hem te wegen, toen riep hij zeer luid: Jesus Maria Johannes! Maria de moeder heeft mij verbeeden, dat ik mijn lijf weder gekregen heb.

Nog, een man van Huisum bij Leeuwarden, die een absteuni in zijn Lijf had wel zes jaar lang, toen onthiete hij onze lieve vrouwe een pond wasch, een Misse te laten doen, en een gekruisten pennink te offeren, ende zo ras als hij onthiete, zo kreeg hij terstont baat, en al dat kwaad liep hem (met het water) uit.

Nog een kind te Huisum dat gebroken was, en zo dra als de ouders dat kind alhier beloofden te wegen, zoo kreeg het kind baat.

Een Maagjen van de Dijken dat ’s avond wee in ’t hoofd was, zeide tot hare moeder; mij is zo wee in mijn hoofd, en is te bedde gegaan, en ’s morgens vroeg heeft de Moeder dat kind dood gevonden, en de nabuuren ingeroepen, zo begonden zij daar te kermen, en de moeder beloofde alhier een pond wasch, en een Misse te laaten doen, en een gekruisten penning te offeren, ende zo ras zij dat beloofde zoo werd het kind weer levendig.

Nog een andere jonge te Leeuwarden van Zes Jaaren, wiens voeten aan zijn aars gegroeid waaren, en zijne handen waren ook krom gegroeid, en zijne moeder was in Holland, en dat kind beloofde onze lieve vrouwe te Bolsward, een beeld van een half pond wasch met een gekruisten pennink te offeren, en toen de moeder weder gekomen was, zo heeft het kind het zelfde aan de Moeder gezeid, ende het was de moeder zeer lief dat het kind zulks gedaan hadde, en zij kwamen te zaamen alhier, en des anderen daags moest het kind op krukken gaan. Ende de moeder beloofde nog een half pond wasch, op dat Maria en haar Kind haar ’t zamen wilden ontfermen dat hij zijne krukken voor onze lieve vrouwe mogt nederleggen, en terstond wierd het Kind gezond. Amen.

Een ander Mirakel

van eene vrouwe uit de Joure die vijf weeken zeer krank is geweest, alzo dat haare tonge heeft uit de mond gehangen zo dat zij niet spreeken konde, maar zij heeft gedagt op onse lieve vrouwe te Bolsward en toen dagt haar dat zij onze lieve vrouwe te Bolsward zag in een figuur zo als zij te Bolsward staat in onze lieve vrouwe Capelle, toen beloofden zij haar te laaten wegen voor onse lieve vrouwe Beeld te Bolsward als het haaren man geliefde; van stonden aan heeft zij gesproken, en zij heeft haar laten wegen voor onze lieve vrouwe te Bolsward op de post en zij is gezond geworden.

Een maget van Lollum heeft zo mal geweest, dat zij niet wist wat zij deed ende daar is onthieten haar te laten wegen voor onse lieve vrouwe te Bolsward op de post en is gesond geworden binnen den tijd van drie of vier dagen.

Hier is geweest een man van Wijnaldum en heeft ons gezeid dat hij is gevallen van de balken en heeft hem een stok in ’t Lijf gevallen spans langte also dat het ingewand gantschelijk stukken is geweest ende heeft geenen troost van eenig meester konnen bekomen, zo heeft hij Maria tot zijn meesteresse gekosen en heeft hem alhier laten wegen en is terstond geneezen.

Hier is geweest een kind van Harlingen ’t welk drie dagen blind geweest is, zo hebben zij ontheeten het alhier te laten wegen, ende van stonden aan is dat kind ziende geworden.

Nog een Burger alhier binnen deze stad woonagtig, die anderhalf etmaal beroofd is geweest van zijne zinnen en konde noch spreeken noch hooren, zo heeft zijn wijf beloofd alhier een wassen hooft, terstond kreeg hij zijne zinnen wederom, en konde horen en spreeken.

Item. Een kind dat hier bij de stad verdronken was, ende ouders daar geen twijfel aan sloegen, of ’t kind was dood, zo hebben zij alleen beloofd een pond was te brengen. Ut supra. (Als boven).

Nog van een kind uit het dorp Wolsum leggende hier bij de stad, ’t welk dood geboren was, ende zij beloofden dat Beeld alhier te bezoeken wollen en barrevoets op dat het kind leven in zich mogt krijgen; zo haast zij dat beloofd hadden wierd het kind levendig.

Van een kind uit een Dorp met naame Oosterend leggende 2 Uuren noordoostwaard van Bolsward, ’t welk drie Uuren in ’t water gelegen had ende was gantsch dood na de meninge van de getuigen die daar waren en hadden dit kind uit de grond weder gekregen, en haaren offerhande beloofd en het kind heeft het leven wederom gekregen.

Item. Een Vrou wonende in een dorp met naame Marsum bij Leeuwarden leggende dewelke het drie jaren in haar zijde hadde, dat zij zich reppen noch roeren konde, zo heeft zij alhier gebragt een pond wasch ende een gekruiste penning, ende is van stonden aan genezen geworden, dat zij arbeiden en werken kon, gelijk te voren, eer dat zij dat gekregen had.

Een wijf van Campen die het H. Kruis te Sneek bezogt hadde en ook onze lieve Vrouwe te Leeuwarden en heeft geen baat kunnen vinden, ten laasten zo heeft zij dat Beeld ofte figuur van Maria ontheeten te bezoeken en heeft terstond baat vernomen, zij is van Campen alhier gekomen en haar kruk alhier gelaten.

(wordt vervolgd)

 

Uit het mirakelboek van O.L. Vrouw van Zevenwouden

[5]

Daar is ook een man geweest, die heeft gehad in zijne beenen drie vierendeels Jaars lang, dat hij gaan noch staan konde, noch de grote pijne uitstaan, zo heeft hij zijne offerhande alhier beloofd te brengen, en heeft hier gebragt een Zilver Vrouwen beeld en twee wassen beenen, yder van een pond, en is van stonden aan genezen.

Een Ander

Van een man dewelke een buidel met geld in ’t water had laten vallen, zo heeft hij onze lieve vrouwe ontheeten, waar ’t zake hij de buidel weer konde krijgen, de eerste penning die hij daar uit taste, zo heeft hij met een instrument in het water getast en heeft het met den eersten streek te lande gestreeken.

Nog zo is alhier een Man geweest van een dorp Snikzwaag geheten, met zijn wijf, en hebben een kind gehad van tien jaaren, dat vier jaar blind geweest was, ende zij hebben het laten meesteren van den eene voor en den anderen na, en niemand konde haar helpen, en ook hebben zij geweest met dat kind te Sneek voor dat Heilig Kruis en te Leeuwarden voor de Figuur v. Maria, en hebben geen baat konnen verkrijgen, maar ten laasten hebben zij gehoord, hoe wonderlijk dat onze Lieve Vrouwe haare teekenen hier binnen Bolsward was tonende, ende zij dat Kind hier onthieten te wegen, en van stonden aan is het ziende geworden.

Nog is alhier een Vroutjen geweest van het dorp Wirdum, leggende bij Leeuwarden, die daar geweest is in onuitsprekelijke pijn, want zij gebonden was met den band der natuure en konde niet ontbonden worden also dat de Priester daar bij is gekomen en heeft haar berecht en gebiegt, en betrouwende haar het leven zo lang niet, als hij haar de H. Oly had aangestreken, ende was geheel overgegeven van alle vrouwen die er bij waren, zo heeft de priester tot haar gesproken, dat zij haare offerhande alhier voor onze lieve Vrouwe te Bolsward brengen zou met alle wijven die daar bij waren, ende zij is van stonden aan ontbonden, met dat zij ontheeten heeft, ende heeft eene Karsten Ziele ter wereld gebragt, en zij zijn eendragtig gekomen, en hebben haare Offerhande alhier gebragt.

Nog van eene Vrouwe welke haare offerhande alhier gebragt had, en heeft ons verteld, hoe dat zij in arbeid is geweest, ende heeft een dood kind ter wereld gebragt, zo heeft zij onthieten onze lieve Vrouwe alhier te bezoeken ende haar eene offerhande te brengen, op dat het kind levendig mogt worden en van stonden aan, als zij dat beloofd had, is het kind levendig geworden.

Een ander

Nog zijn hier Bootsgezellen geweest van een schip met de schipper; en hebben haare offerhande alhier gebragt, ende hebben ons verteld, hoe dat zij zijn geweest in een schip, en daar kwam een dier aan dat schip tegens de nagt, en heeft haar gebragt in een steenklip zo dat zij in groot gevaar zijn geweest van haar leven, want daar de nagt op handen kwam, zo hebben zij onze lieve Vrouwe alhier onthieten te bezoeken, ’t welk zij gedaan hebben en zij zijn door de hulpe van Maria uit dat perykel verlost.

Nog is hier geweest Sierk Duongia zuster van Huisum, ende heeft ons gezeid, dat zij is geweest in arbeid van S. Driekoningen Avond tot onze lieve vrouwe Ligtmis, en heeft niet konnen worden ontbonden van den band der natuur, zo heeft zij onthieten alhier te brengen haare offerhande. Een pond wasch en een keers en een Mis te laten leezen. Zij wierd terstond ontbonden, en is beroerd geworden, alzo dat zij 21 weeken in haar kraambedde heeft gelegen. Ende op een tijd is zij geweest in een Visioen, en haar dagte dat haar te kennen wierd gegeven van Maria dat zij alhier brengen zoude een levendig hart, ende zij heeft het dus onthieten ende heeft het haaren man te kennen gegeven, zo heeft de man tot haar gezeid: Hebt u een levendig hart onthieten? Zo gaat heen en geeft onze beste koe van drie en twintig, op dat zij de gezondheid van haar lief kind wil verwerven, van stonden aan toen zij dit aldus onthieten hadden, is zij gezond geworden, en heeft den voorzeide koe alhier gebragt.

Nog zijn alhier geweest een paar lieden van een dorp Tiirngum, wijl haaren zoon beroofd was van zinnen, ende zij hebben hem alleen laten wegen, en hij heeft bate bekomen, maar is nogtans niet geheel geholpen geweest, en zij zijn ’t huis gekomen, en zijn wankel geweest in het geloof, zo dat de pastoor haar bestraft heeft, waarom zij geen vast betrouwen op Maria gehad hebben, zo hebben zij onthieten alhier haare offerhande te brengen, en zijne zinnen zijn hem wederom gegeven, en heeft de boeyen alhier gebragt in onsen aanstaanden ommegang, met zijn Vaders en Moeders offerhande.

Nog is alhier geweest een man uit Heeg, welke bezeten was met den bozen viand, en heeft hem alhier laten wegen voor het Beeld en Figuur Maria, en heeft alhier in de Capelle een Mis laten leezen, ende als ’t tot den Evangelie gekomen was, zo is hij opgestaan en heeft zijne handen gaargevouwen, en heeft eene groote klaarheid van Maria en haar gebenedijden Zoon gezien, en is terstont verlost van hier gegaan.

Nog is er geweest een Burgers wijf uit deze stad, dewelke in arbeid is geweest, en heeft groote bangigheid gehadt, als alle menschen dat kundig was die in zulke periculen zijn geweest, ten laasten is zij ontbonden, en heeft een dood kind ter wereld gebragt. Alzo dat de vrouwen, welke daar bij waren, het drie Uuren als dood behandeld hebben; ten laasten hebben zij dat voorzeide kind onthieten alhier te wegen, ende van stonden aan heeft dat kind leven in zich gekregen, en leeft nog alhier binnen de stad Bolsward.

Nog is alhier geweest een man van Huins, die agt Jaaren gesloten op zijn bed gelegen heeft, en is razende geweest, dat hij zijn eigen kind wilde dwingen, dat het zijn broeder met een mes de keel zoude afsteeken, en heeft deeze voorzeide agt Jaren in razerny geweest; zo heeft zich alhier laten wegen voor het beeld Maria, en heeft zijn zinnen weer gekregen en is genezen.

Nog is alhier geweest een Man van Oppenhuizen leggende bij Sneek, dewelke gebroken was (een breuk had gekregen), zo dat zijn ingewanden in zijne magten lagen, en is zo krank geworden, dat alle die er bij stonden, meenden, dat hij dood was, zo komt hem in een Visioen zo hij dagt, Maria bij hem staande, zeggende: staat op, en gaat na Bolsward in dat Capelleken, en doet daar offerhande voor dat figuur, dat daar zo elendig getracteerd is, als gebrand en gehouwen enz. en die is van stonden aan geheel gezond opgestaan, en is verreisd en heeft alhier zijne offerhande gebracht.

En nog is er geweest een pastoor van Hennaard, welke zijn Misse had gedaan, en kwam in zijn huis en zoude aan tafel gaan zitten, en is haastig omgevallen in ’t vuur; alsof hem de moord sloeg en zoude hem zelven geheel verbrand hebben, hadde de huisvrou niet gewaar geworden, en heeft aldus langen tijd gelegen, zo dat de Gemeente bij malkaar is gekomen, en hebben een man uitgemaakt aan den pastoor von Bons, welke dorp daar na bij ligt, om dezen priester te olijen, ende als deze daar kwam en heeft deze man beolijd, zo concludeerden en besloot hij met de gemeente alzo dat zij alhier met malkander zouden komen, om haare offerhande te brengen, op dat Maria hulp en bijstand zoude doen aan de voorzeide pastoor, dat hij zo haastig niet zoude sterven en smoren in zijne zonden, van stonden aan als zij dat onthieten hadden, kwam de pastoor tot zich zelven, stond op en konde weer gaan. Tot teeken van waarheid, zo heeft den priester, welke met de H. Olij daar kwam, alhier geweest met de gantsche gemeente, en hebben haare offerhande alhier gebragt en hebben ons zelven de gelegentheid van dit Mirakel verteld.

Nog is geweest een man uit Verwolde, die zijne offerhande alhier gebragt heeft, ende ons verteld dat hij zijn water niet heeft konnen maken in vijf vierendeels jaars, zo heeft hij Maria alhier bezogt en aangeroepen, terstond heeft hij (met oorlof gezeid) stukken gelost zo groot als vingers, en is geheel genezen geworden.

Nog is er geweest eene maget uit een dorp leggende bij Bolsward, Abbega genaamd, die vijftien Jaaren oud was, en was zeer beroerd, en heeft onthieten haar alhier te laten wegen; deze maagd is van stonden aan door de hulp en bijstand van Maria genezen.

Wordt vervolgd.

 

Uit het mirakelboek van O.L. Vrouw van Zevenwouden

[6]

Nog is hier een kind geweest van Workum ’twelk zeer razende was, ende zij hebben onthieten het hier te laten wegen en het kind heeft van stonden aan zijne zinnen weerom gekregen, en is gantsch genezen.

Van een Burger binnen deze stad, dewelke van een hooge ledder gevallen was, zo dat het volk dat daar bij was niet anders dagten of die man was dood, zo is hij alhier voor dit Beeld van Maria geweegen en is geheel gezond van gegaan.

Nog is alhier een man van Campen geweest welke insgelijks door de voorspraak van Maria van lelijke kwaal genezen is.

Nog is hier geweest een vrou van Sneek welke zeer deerlijk met den duivel bezeten was, en heeft haar gebed devoot en ootmoedig voor het Beeld van Maria gestort, ende zij is verlost geworden zonder eenige priesters hulp.

Nog is hier geweist een man van Oppenhuisen die geheel van zijn zinnen beroofd was, wierd in boeyen gesloten en also alhier gebragt en geweegen voor dat Eerwaardige Beeld, terstond is hij verlost geworden, en zij hebben de Boeyen weer mee na huis genomen, of het gebeurde dat God hem weder bezogt. Een half Jaar daar na zijn zij met de boeyen alhier gekomen en hebben ze alhier gebragt, en hebben gezeid dat deeze man gantsch gezond gebleven is.

Nog is hier geweest een man van Sneek welke beroerd was aan zijn eene zijde zo dat hij die niet konde roeren, en daar toe noch gaan noch staan konde; zo heeft hij onthieten zijn offerhande alhier te brengen, en is geheel genezen en ’t anderendaags zijne offerhande alhier gebragt.

Nog is alhier een Vrou geweest, die ons verteld heeft, hoe zij in groote watersnood is geweest, alzo dat zij geen zeil konde gebruiken, en het anker ging al met de wind drijven; zo dat zij geen vastigheid konde krijgen, ten laasten heeft zij onthieten alhier te brengen een wassen anker van een half pond, van stonden aan heeft het anker vast gehegt, en is van het perykel verlost, en heeft het alhier gebracht.

Nog is hier geweest een Schipper van Workum, die in groote watersnood geweest is, want de golven der Zee sloegen over het schip, zo heeft hij onthieten alhier zijne offerhande te brengen zonder spreiken, en is terstond van die grote bangigheid verlost.

Item is hier geweist eene vrou van Lutkewierum met nog eenige, ende hebben onze lieve vrouwe alhier bezogt barrevoets, en verhaald het volgende wonderwerk: als dat er een vrouwe geweest is, welke vijf dagen in arbeid is geweest, en konde geheel niet verlossen, ten laasten riepen zij de Moeder Gods alhier aan, en zij hebben het kind gekregen, en drie Uuren lang voor dood gehouden. Dit ziende hebben zij met grote devotie Maria weder aangeroepen, en onthieten alhier in de Capelle een Mis te laten leizen, en haar offerhande alhier te laten brengen, en van stonden aan is het kind levendig geworden, en is gedoopt.

Item, een ander van een Burger Jan Cornelis genaamd, welke een kind had, ’t welk drie dagen in rasernij is geweest, zo dat hij dagt dat het sterven zoude, toen heeft hij beloofd hier offerhande te brengen, en het is van stonden aan geneezen, en begon te eeten.

 

Uit het mirakelboek van O.L. Vrouw van Zevenwouden

[7]

Daar is geweest een Schipper van Amsterdam met vijftien Bootslieden, welke van Hindelopen en Molquersum waren, en zijn onder Noorwegen in nood geweest, zodat den Eene hier en den andere daar dreef, zo heeft haar de Moeder Gods geopenbaard, zeggende; hebt gij mij al vergeten? en heeft meer gezeid, dat zij haar Beeld te Bolsward zouden bezoeken, ’t welk zij beloofden te doen, en zijn weder in ’t schip gekomen, en hebben haare offerhande alhier gebragt.

Item. Daar is een Schipper in nood van ’t IJs geweest tusschen Stavoren en Enkhuizen, maar beloofd hebbende het Beeld van onze lieve vrouwe te bezoeken, zijn zij ongehinderd overgekomen.

Op Nijland is een kind verdronken want het hadde wel vier Uuren lang in ’t water gelegen, terwijl de moeder van ’t kind gemolken had, en ’t huis komende miste zij het kind, heeft het gezogt en in ’t water weder gevonden al stijf zijnde, zo heeft de Moeder het uit het water gehaald en de Vader heeft het op zijne armen genomen, en is er mee naar de buuren gelopen, en wat ze liepen, het kind bleef dood, zo hebben zij beloofd het kind te Bolsward te laten wegen voor het beeld van onze lieve vrouwe in de Capelle, ende Misse te laten doen, ende het kind is levendig geworden.

Te Folsgara is ook een kind in een put verdronken, en de ouders hebben gedaan zo als hier vooren gemeld is en het kind is gezond geworden.

Te Wolsum bij Bolsward is een vrouw geweest in arbeid en heeft van de vrugt niet konnen verlost worden voor zij onthieten hadde haar te Bolsward in de Capelle te laten wegen.

Er is geweest een vrouwe te Burgwerd, die een dood kind hadde, zo is daar een kind in huis gekomen als of het een knegtjen van vier jaren was, zeggende: dat zij God en Maria zouden aanbidden, en het kind te Bolsward laten wegen in de Capelle en het kind is levendig geworden, en het knegtjen is van daar gescheiden.

Item te Abbega is ook een dood kind geweest, toen men het kind zoude onder de aarde brengen, zo was daar een wijf, zeggende: laat ons God ende zijne lieve Moeder innerlijk aanroepen en het kind in de Capelle te Bolsward laten wegen op avontuure wat Gods gratie geeft en hebben alzo gedaan, en het kind is levendig geworden.

Er is geweest te Makkum een geusman die gesloten was aan handen en voeten, en ook boven zijn knieën en heeft beloofd zich te Bolsward voor onze lieve Vrouwe te laten wegen, en is vrij geworden, zittende bij zes mannen die hem bewaarden.

Item een priester met vier mannen uit Dongeradeel zijn in Exmonderzijl omgestelpt, zo heeft de priester beloofd onze lieve vrou te Bolsward te bezoeken en aldaar misse te laten doen, en zijn zo te Lande gekomen.

Te Sneek is een man geweest, welke een gat in zijn keel had, waar de adem uit en in ging, en was van alle Meesters overgegeven, zo heeft hij voorgenomen onze lieve Vrouwe te bezoeken en drie Missen tot haar Eer te laten leezen, hij is gezond geworden en heeft binnen drie dagen zijne offerhande alhier gebragt.

 

Uit het mirakelboek van O.L. Vrouw van Zevenwouden

[8]

Te Leeuwarden op de Hoek is een wijf geweest, welke van een slegte kwaal door de beloften van onze lieve vrou te zullen bezoeken genezen is.

Een Man van Stavoren is onder Noorwegen tusschen de klippen, in nood geweest, de Schipper beloofde indien God hen beliefde te helpen, hij zijne Offerhande te Bolsward voor onze lieve vrouwe zoude brengen, en Mis te laten doen, en gedaan zijnde is hij behouden overgekomen.

Te Oosterlittens is een klein kind dood geweest, vier Uuren lang, zo is er een klein kind in huis gekomen ’t welk aldus sprak: Bid God om gratie en Maria zijn lieve Moeder, en beloof dit kind te laten weegen voor het Beeld van Maria te Bolsward in de Capelle; toen het kind aldus gesproken had, zo wierd het wech, en de ouders hebben alzo gedaan, en het kind is levendig geworden.

Een man van Huininga-dijk bij Nijland is in ’t veld gegaan om zijne beesten te boonen, zo heeft hij een knegtjen gehad van zeven Jaaren, aan dewelke hij bevolen had om op het kind in de wieg te passen, zo is dat kleine kind begonnen te schreyen, en het oudste kind zoude zulks aan den vader zeggen, zo hij daar naar toe liep is hij in de put gevallen en heeft daar in gelegen tot dat de vader weder ’t huis kwam. Als dit de vader vernam, zo heeft hij egter het kind niet konnen krijgen, want hij had geen ledder, zo liep hij bij de buuren en haalde een ledder, welke nogtans te kort was, want het kind lag op de grond, bonden een ton aan de ledder, en lieten hem also in den put zakken, en hij kreeg het kind met de voet boven water, en als zij hem ophaalden, is het kind hem ontvallen en zelfs mede, zo heeft God en Maria hem geholpen dat hij weer op de ledder kwam, en het kind weder kreeg al stijf en dood zijnde gelijk wel te geloven staat, en is uit de put gekomen, en heeft het kind op zijne schouders genomen en daar mee gelopen, doch al wat hij deede mogt niet helpen, het kind bleef dood, ten laasten hebben de ouders beloofd aan onze lieve vrouwe in de Capelle haar beste koe te offeren, en het kind is haastig weder levendig geworden.

Vijf kinders te Stavoren zijn langen tijd ziek geweest en de ouders beloofden alhier haare offerhande te brengen, en de kinders zijn kort daar na gezond geworden.

 

Uit het mirakelboek van O.L. Vrouw van Zevenwouden

[9]

Item. Twee Mannen van Sneek zijn drie Uuren lang in ’t water leggende, in groot gevaar geweest en geen troost hebbende noch uitkomst ziende, hebben ze beloofd haare offerhande te Bolsward in de Capelle te brengen, en er is haastig een visscher met een schip gekomen en heeft haar verlost.

Bij Sneek is een kind geweest, dat zo dik v. waterzucht was dat men vreesde dat het barsten zou; zo hebben ze beloofd het kind alhier in de Capelle te laten weegen, en het kind is het water terstond kwijt geworden, zes of zeven weken daar na is het kind wederom ziek geworden, en hebben wederom beloofd het zelve te laten wegen, en ’t is gezond geworden.

In de Wouden is ook een kind in een put geweest wel drie Uuren lang, want de ouders wisten niet waar het kind was, ten laasten hebben zij het kind uit de put gekregen, reeds stevig en dood zijnde, zo heb zij voorgenomen het kind voor onze lieve Vrouwe Beeld te Bolsward te laten weegen, en een Mis te laten doen, ’t welk zij gedaan hebben, en het kind is levendig geworden.

Te Cambuur bij Leeuwarden is een rijke Vrouw geweest, die van hare genen beroofd was, zo hebben ze overleid die vrou te Bolsward te laten weegen, en een Misse te laten doen voor het beeld van Maria in de Capelle, ende vrou is gezond geworden. Dit is gebeurd in ’t Jaar 1523 op de omgang.

Het is geschied dat er een vrousperzoon is geweest in arbeid, en konde niet verlost worden, en is zo krank geworden, dat zij lang voor dood heeft gelegen, zo hebben de vrouwen van harentwege onthieten haar met haar kind te wegen, voor het lieve vrouwe Beeld te Bolsward op de post, van stonden aan heeft zij een kind gebaard, en de vrouw is gezond geworden.

Een Ander Mirakel geschied in Iglewolde. Aldaar was een vrouspersoon die bezeten was, dat alle man genoeg te doen had aan haar, en zij wist ydereen zijn gebrek te zeggen, en daar is onthieten haar te laten wegen met beddegoed voor onze lieve vrouwe beeld te Bolsward op de Post in onze lieve Vrouwe Capelle; van stonden aan is die persoon nedergevallen in onmagt, toen dagt haar dat bij haar was onze lieve vrouwe in de figuur zo als zij staat, ende zij is aldaar geweegen, en is van stonden aan verlost en gezond geworden.

Een ander Mirakel is te Harlingen geschied. Daar is geweest een Schipper van Harlingen, die in een tempeest op zee was zo dat het anker niet houden konde en het schip dreigde te zinken, en zij hebben beloofd onze lieve vrou in de Capelle een anker van twee pond wasch te offeren, en van stonden aan heeft het anker gehegt, en het is goed weer geworden.

Een Ander. Het is geschied dat Burgers van Leeuwarden, zijn van Enkhuisen zeil gegaan na Vriesland, en er is een tempeest opgekomen, dat zij niet konden ankeren, en het schip is omgeslagen, en yder is zijnderweege gedreven, en in dien nood hebben zij onthieten, haare offerhande te brengen te Bolsward voor onze Lieve Vrouwe in de Capelle op de post, van stonden aan is het weer gebeterd, en bij haar is geweest een ander schip zonder dat iemand wist hoe het daar gekomen was, en zijn gekomen in dat schip met haar goed, en het schip daar zij in geweest waren is wech gebleven maar met het ander schip zijn zij gezond te Stavoren aangeland.

 


  1. Published in: Ons Noorden, 30 April 1938 [Frisia Catholica, p. 2-3], not signed. See NCI OP31.11.
  2. At this point in the publication (at least) one line is erroneously missing. In het preserved document in the archives of the NCI, the following part of this paragraph is omitted.
  3. In the publication (at least) some letters are erroneously missing here.
  4. Published in: Ons Noorden, 7 May 1938 [Frisia Catholica, p. 2-3], not signed. See NCI OP31.12.
  5. Published in: Ons Noorden, 14 May 1938 [Frisia Catholica, p. 3], not signed. See NCI OP31.13.
  6. Published in: Ons Noorden, 21 May 1938 [Frisia Catholica, p. 3], not signed. See NCI OP31.14.
  7. Published in: Ons Noorden, 28 May 1938 [Frisia Catholica, p. 3], not signed. See NCI OP31.15.
  8. Published in: Ons Noorden, 4 June 1938 [Frisia Catholica, p. 3], not signed. See NCI OP31.16.
  9. Published in: Ons Noorden, 18 June 1938 [Frisia Catholica, p. 3], not signed. See NCI OP31.17.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2024