Uitleg van den Regel – Hoofdstuk ter inleiding

undated

notes for a talk

 

MR.

Uitleg van den Regel

Hoofdstuk ter inleiding

[1]

De wet van natuur en verstand. Eigenlijk geen geschreven wet noodig. Waarom zijn wij in de Orde getreden. Wat zochten we daar en wat hebben degenen gezocht, bij wie wij ons aangesloten hebben. Zoo is er niet alleen een wet van de natuur en van het gezond verstand, maar bovendien een traditie.

De geschreven regel is er de bevestiging van, bepaalt nader, wat in natuurwet en traditie vaag omschreven blijft. Veel waarde aan den regel te hechten. Verplicht op dagelijksche zonde. Maar dan hebben we toch eens na te gaan, wat eigenlijk volgens den regel zelf nog hooger staat, in den regel werd omschreven, opdat op ons niet van toepassing zij, dat de letter ons dood maakt. De geest maakt levend. En zoo moeten we den regel dan ook levend nemen.

Regel niet noodig, omdat de H.H. Vaders al duidelijk genoeg hebben omschreven, hoe we te leven hebben. Eerst het klooster leven in zichzelf, dan eerst de nadere omschrijving. Niet het bijkomstige boven het essentieele. Kloosterleven weer een uitbloei van het algemeen stichtend christelijk leven.

Het particularisme van de Orden en Congregaties.

Pereat ecclesia vivat ordo.

Niet tegenstelling, maar overeenkomst.

Geen concurrenten, maar medestrijders.

Geen vijanden, maar vrienden.

Maar het leven moet af zijn. Ook in bijzonderheden geregeld. Groote waarde aan den regel en constituties te hechten. Wie het kleine versmaadt, zal allengs tot groote dingen vervallen. Daarom van veel belang, hoe in iedere Orde de onderhouding van de evangelische raden is omschreven.

 


  1. Typescript (NCI OP89.53), 1 page. Undated. The text is probably written by Brandsma for a house chapter while he was prior of the Carmelite Convent of Nijmegen (1929-1932). The text is about the 2nd chapter of the Carmelite Rule.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2024