1938
Encyclopedic entry
Versterving
Versterving. In het geestelijke leven moet de oude mensch in een nieuwen worden herschapen, moeten de kwade neigingen worden onderdrukt, deugden worden geoefend. Aldus is de eerste trap in het geestelijk leven, na inkeer en boete voor het bedreven kwaad, maar nog veel meer ter voorkoming van nieuw kwaad,[2] het doen sterven van het verkeerde in ons. In de middeleeuwen sprak men van “het stervende leven”, het leven van versterving, de via purgativa of den weg der zuivering. In vele gidsen van het geestelijk leven, o.a. bij Ruusbroec en Herp, werd die weg in 12 “stervingen” verdeeld. Het is geheel onjuist, de v. op de eerste plaats lichamelijk te zien in kastijding, vasten, onthouding, vermoeienis, opsluiting, eenzaamheid, stilzwijgen enz.; voornamer is de geestelijke v. door bedwinging van oordeel en onderdrukking van allerlei innerlijke neigingen en gemoedsbewegingen. In dezen zin is v. verwant aan zelfbeheersching, ingekeerdheid, ingetogenheid en de naaste trap tot innerlijk gebedsleven. Men kan deze ook de eerste vruchten der v. noemen. Hoewel de v. uiteraard een eenigszins negatief karakter heeft, is het goed, haar steeds zooveel mogelijk positief te zien als grondslag voor de beoefening van het geestelijke leven, als een geestelijke vrijmaking. In dien zin heeft vooral de Ned. Devotie der 14e en 15e eeuw daarop sterk den nadruk gelegd.
Brandsma.
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2019