Volmaaktheid

1938

Encyclopedic entry

 

Volmaaktheid

[1]


Volmaaktheid…[2] In het geestelijk leven is volmaaktheid een term, waaronder in het algemeen wordt verstaan het verkeer met God door een leven van deugd. Hoewel tot de v. van het geestelijk leven ook het → mystieke behoort, wordt dit in den regel niet dan indirect onder dit begrip begrepen, maar vooral beschouwd hetgeen de mensch zelf moet doen om aan de inzichten Gods te beantwoorden met als grondslag de versterving en als vrucht daarvan de beoefening en het bezit van de onderscheiden deugden, welke de mensch zich kan eigen maken. Ingekeerdheid is haar schild en haar voedsel. Het spreekt vanzelf, dat de v. in den regel slechts geleidelijk en niet zonder oefening verkregen wordt, al kan God iemand in dien staat brengen en bevestigen en al zijn ook de natuurlijke aanleg en de natuurlijke deugd groote hulpmiddelen om de v. te verwerven en te bewaren.

Hoewel elk mensch in zekeren zin overeenkomstig den staat, waarin de Voorzienigheid hem plaatst, naar de volmaaktheid van dien staat moet streven, roept God velen tot bepaalde graden van v. en geeft daarvoor zijn bijzondere genade. Zoo onderscheidt men trappen van v. en wordt dit begrip niet steeds in volstrekten zin genomen. Bepaalde wijzen van leven leiden gemakkelijker en zekerder tot de hoogere trappen, terwijl voor het bereiken daarvan God in het Evangelie de evangelische raden heeft gegeven, welker opvolging den grondslag vormt van het kloosterleven, dat dan ook een staat vormt, waarin men de verplichting op zich neemt, naar de v. in hoogeren zin te streven. Ook zijn er staten in de Kerk, waarin de daartoe uitverkorenen een hoogen graad van v. moeten bezitten, zooals de bisschoppelijke en pauselijke waardigheid, welke daarom ook staten van v. worden genoemd. Nog kent de Kerk de gelofte, steeds het volmaaktste te doen, al schrijft zij voor, dat deze slechts in zeer bijzondere gevallen mag worden toegelaten. Zulk een gelofte legden o.a. de H. Teresia en de H. Andreas Avellinus af.

Het voorbeeld van den Christen om tot de v. te geraken is God zelf. “Weest volmaakt, gelijk Uw hemelsche Vader volmaakt is” . Gelijkvormingheid met God overeenkomstig het beeld, dat God Zich van den mensch schiep, dien Hij schiep naar zijn beeld en gelijkenis, is het ideaal van den Christen. Het klassieke werk, dat in het streven naar de volmaaktheid leiding geeft, is, al zijn het aantal handleidingen niet te tellen: Alphonsus Rodriquez S.J., De Oefening der Christe- [629] lijke Volmaaktheid, nieuwste bewerking voor Ned. door J. Alberdingk Thijm S.J. ( 4 dln 41936).

Brandsma.

 


  1. Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. XXIII., c. 628-629. The NCI preserves the typescript.
  2. In the publication the entry starts with an introduction on ‘betrekkelijke en absolute volmaaktheid’, by v.d. Berg.


© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2019