1920
Review
Vondel’s Altaergeheimenissen
We mogen zeggen: Er was maar één roep over den voordrachtavond door Pater Zey verleden Zondag gegeven: “Heerlijk, prachtig.”
Wij willen niet verhelen, dat wij een zwaar hoofd hadden, in een Vondel avond te Oss. Maar ’t is schitterend geweest.
De opkomst reeds viel mee.
Een woord van lof mag zeker niet onthouden worden aan den heer Jos Wolters en zijn ijverige helpsters, die Vrijdag, Zaterdag en Zondag heel Oss hebben afgeloopen om reclame te maken voor het schoone leerdicht van den grootsten onzer dichters en te zorgen dat de zaal van het Patronaatsgebouw vol was, toen pater Zey zijn voordracht begon, dat wil dus zeggen, dat er een 500 bezoekers waren.
Ook de werkliedenorganisaties hadden woord gehouden en gezorgd, dat haar leden den verheffenden avond in grooten getale bijwoonden.
Van buitenaf waren eveneens verschillenden opgekomen.
De velen, die gekomen zijn, zullen er geen spijt van hebben.
Wij hebben ze gesproken van allen rang en stand en leeftijd, maar niet één toonde zich onvoldaan.
Het Comité der Kath. Soc. Actie heeft een stap gezet in de goede richting.
Het applaus, dat het woord van den voorzitter, Dr. Wasmann uitlokte, toen hij Pater Zey niet slechts bedankte, maar hem bovendien een tot weerziens toeriep, ja, hoopte dat hij de geheele Altaargeheimenissen in een reeks van voordrachten aan de bevolking van Oss zou doen kennen, dat applaus bewees, dat er behoefte wordt gevoeld aan leerzame, boeiende verheffende voordrachten, welke meer doen dan den bezoeker een paar uur ontspannen en bezig houden, maar haar doet leven en opvoeren tot iets hoogers, genot schenken van verhevener aard dan de fantastische filmen en de vaak drakerige vertooningen op het toneel.
Het was een echte Roomsche avond.
Het deed het Roomsche hart goed, den ouden Vondel te zien en te hooren, hoe hij dichtte en zong van het heiligste, het schoonste, dat wij hebben in ons H. Geloof.
Hij herleefde voor ons in de verklaringen, in de beelden, in de woorden door pater Zey hem nagezegd.
***
Wij zien hem in nederig gebed en vol schroom de pen op nemen voor de lofprijzing van het heilig Sacrament.
Hij bidt, dat evenals de Engel Isaias’ lippen zuiverde met een kool van het altaar, zoo ook zijn mond gezuiverd worde om het heilig Sacrament te bezingen. Dan ziet hij de voorafbeeldingen van het H. Sacrament. Hij verplaatst ons in het aardsche Paradijs, waar Adam en Eva aten van den Boom des Levens, totdat zij zondigden. De vrucht van dien boom onderhield hun stoffelijk leven op de meest volmaakte wijze. Wat moet dan de prijs zijn, waarvan toen die vrucht van den Boom des Levens een voorafbeelding was?
Pater Zey kan op één avond niet al de schoone beelden geven, welke Vondel in het Oude Testament zag als voorafbeeldingen van het H. Sacrament. Hij geeft nog het beeld der wachtels, die in groote menigte neerstreken over het kamp der hongerige Joden om hen te voeden met hun vleesch. De dichter ziet ze nederdalen en peinst en vraagt, welke hemelsche spijze neer zal dalen om met zijn lichaam het hongerig menschdom te voeden en voor het leven te bewaren? Eindelijk ziet hij Samson, die sterker dan een leeuw, dezen doodt en in het gebeente van den kop later een bijenzwerm vindt en daaruit honig eet. Wie zal de leeuw zijn uit Juda, die na zijn dood door de woorden van zijn mond de zoetste spijze schenkt? Weer peinst en vraagt de dichter.
En terwijl hij peinst, komt St. Joannes de Evangelist om hem de voorafbeeldingen uit te leggen. Maar nog spreekt Joannes, of valsche tegensprekers komen om als de harpijen van de fabelleer de spijze uit den mond der uitverkorenen te stooten, er de waarde aan te ontzeggen en het door hun ketterij te verontreinigen. Maar een gebaar van Sint Jan doet hen verstommen. De voorspelling van den grijzen Simeon moet vervuld worden, dat Christus ook is een teeken, dat zal worden tegensproken. Dan voert de dichter de Kerkvaders aan en de woorden van de H. Schrift.
Hij doet zien, dat de woorden van Christus: “Dit is mijn Lichaam” letterlijk zijn te verstaan. De voorafbeeldingen in het Oude Testament zouden anders verre gaan boven de verwezenlijking er van in het Nieuwe. Christus wilde meer geven dan wat in de voorafbeeldingen vervat was. Uitdrukkelijk zeide hij dit van het Manna. Christus heeft bovendien duidelijk doen zien, dat Hij die woorden letterlijk bedoelde. Terwijl allen Hem om die woorden dreigden te verlaten, herriep Hij ze niet, maar zeide zelfs tot zijn Apostelen, of ook zij soms wilden heengaan. Dan, is het aan te nemen, dat Christus op het oogenblik dat hij ons die woorden als een testament naliet, dubbelzinnig of overdrachtelijk heeft willen spreken? De dichter gaat zoo achtereenvolgens de gronden na, die pleiten voor hetgeen de Kerkvaders leeren. Hij ziet hen allen datzelfde belijden en met den H. Hieronymus of Sint Jeroen aan het hoofd ziet hij hen den triomfwagen der Kerk voortbewegen en hun woord is voor hem als de tonen van een prachtig orgel, waar één windstoot in alle pijpen verschillende toonen hooren doet, maar toch allen dezelfde waarheid, zij het dan ook in verschillende vormen, spreken.
***
Dit alles is ons Zondag voorgehouden in een prachtige taal, rijk in woordkeus en in beeldspraak, toegankelijk gemaakt en verklaard door de heldere inleiding en toelichting, aangenaam geillustreerd door een reeks allergelukkigst gekozen voorstellingen, op een groot scherm duidelijk geprojecteerd.
Alles werkte bovendien mee om ons in stemming te brengen.
Reeds aanstonds kwamen de heeren Nico van Ederen en Peterse door een prachtig tweestemmig ‘Adoro Te’ ons brengen in een stemming van aanbidding voor dit hoogheilig Sacrament. In de pauze riep de tenorsolo van van Ederen ‘Dies Irae’ ‘Dag van Toorn’ van Verhulst ons in de gedachte, hoe wij op den jongsten dag gelukkig zullen zijn, in dit leven het onderpand der eeuwige zaligheid te hebben genuttigd, terwijl het Panis Angelicus van Franck, door Peterse gezongen, zich weer geheel aansloot bij de behandelde stof door het uit te jubelen, dat het Brood der Engelen een einde heeft gesteld aan de voorafbeeldingen en de Heer den slaaf ten voedsel strekt.
Beide zangers oogstten een warm applaus.
Aan het applaus, na de voordracht van Pater Zey, kwam schier geen einde.
Moge hij ons spoedig weer een avond schenken, als hij Zondag heeft gedaan.
- Published in: De Stad Oss, 10 February 1920, page 2. The text is unsigned and attributed to Titus Brandsma (NCI OP 028-13). ↑
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2023