1938
Encyclopedic entry
Waarachtigheid
Waarachtigheid. Bij God de eigenschap, die aanduidt, dat Hij niet alleen waar is, maar ook bezitter, drager, openbaarmaker van de waarheid. Bij den mensch de deugd, die zijn uitingen en handelingen in overeenstemming doet zijn met de waarheid. Het is een deugd, die allereerst den mensch in zijn [765] natuur vervolmaakt. De w. heeft echter tevens een sterke maatschappelijke strekking. De grond van de deugd is de natuurlijke drang van den mensch tot kennen van de waarheid en tot handelen overeenkomstig die kennis. Dit is een der edelste gaven der menschelijke natuur, waarin zijn beeld-zijn-van-God in hooge mate uitkomt. De w. is bron van vrede en geluk in de samenleving. Afwijking daarvan zonder ernstigen grond verlaagt den mensch. Onwaarachtigheid bemoeilijkt in hooge mate de ontwikkeling van de maatschappij, omdat zij den mensch dwingt tot naspeuren van de waarheid, welke hem moet leiden, vaak nog zonder resultaat, wat leidt tot onvoldoende gemotiveerde handelingen. W. vereenvoudigt de samenleving, vergemakkelijkt opvoeding en leiding, maakt bij misstanden en misslagen de noodige voorziening en juiste rechtspraak mogelijk. Vandaar is bevordering van de w. in breeden kring een zegen en in het bijzonder in de opvoeding noodzakelijk. Af te keuren is intusschen een overdreven openbaren van de waarheid zonder doel of reden, vaak tot leed of schade van anderen. Zonder onwaarachtig te zijn, kan en moet men vaak een voor anderen hatelijke waarheid verbloemen of verbergen. Verschillende waarheden zijn uiteraard niet mededeelbaar en voorwerp van natuurlijke of verbonden geheimhouding. De redelijke geheimhouding is met de w. niet in strijd. Vgl. → Leugen; Restrictio mentalis.
Een bijzonder afkeurenswaardige vorm van onwaarachtigheid is de → huichelarij.
Brandsma.
- ↑ Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. XXIII, c. 764-765. The NCI preserves the typescript.
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2019