1923
Article
Wie mijn Bloed niet drinkt
Hij zal het leven in zich niet hebben. – Het leven, dat wil zeggen het leven der genade, het leven in de vriendschap, neen, meer, in de vereeniging met God, zonder Wien wij niets vermogen, dat leven zal ons ontbreken, dood zullen wij zijn, niet in staat iets in de bovennatuurlijke orde te verrichten, indien wij het Vleesch van den Zoon des Menschen niet eten en zijn Bloed niet drinken.
Een dubbelen zin hebben deze woorden.
God besloot in zijn goedheid tot ons neer te dalen tot onze verlossing en Hij dreef die goedheid, die liefde zoover, dat Hij zijn eenigen Zoon schonk, opdat Hij uit de handen van het verblinde menschdom den dood, den schandelijksten dood aan het kruis aanvaarden en door dien kruisdood juist dat Menschdom zou verlossen.
Geen redding voor den mensch dan door den dood van Jezus, geen heil dan door het eten van zijn Vleesch, het drinken van zijn Bloed in het vreeselijk offer op Golgotha.
Tot den laatsten druppel heeft daar het Menschdom het Bloed des Heeren gedronken. Het H. Bloed heeft daar als een stroom van levend water den dorst van het Menschdom verzadigd en het overstroomd met zijne zegeningen. Het heeft hun niet slechts het leven gegeven, maar het leven in volle overvloedige kracht.
Eens terwijl de H. Teresia de H. Communie ontving, scheen het haar, als was haar mond gevuld met H. Bloed des Heeren en als was geheel haar lichaam door dat H. Bloed overstroomd.
Het is ons een beeld, hoe in de H. Communie hetzelfde geschiedt als op de kruin van Golgotha.
Wij weten het, de H. Eucharistie is de voortzetting van het Offer van het Kruis.
In de H. Mis wordt van den opgang der zon tot haren ondergang aan God het zuiver offer opgedragen van zijn eenigen Zoon en het kruisoffer vernieuwd en voortgezet, opdat wij er allen in zouden deelen.
Zeker, God had kunnen volstaan met het offer op Golgotha. [130]
Hij heeft ons niet als weezen willen achterlaten en bij ons blijvend in de H. Eucharistie zich willen blijven offeren ons tot heil en verlossing, ja, we mogen het zeggen met Jezus zelven, tot overvloedige verlossing.
Hij heeft gewild, dat wij in de H. Eucharistie telkens opnieuw konden deelen in het offer van Calvarië en met betrekking tot de H.Eucharistie herhaalt Hij dan ook de woorden: Indien Gij het Vleesch van den Zoon des menschen niet eet en zijn Bloed niet drinkt, zult gij het leven in U niet hebben.
Hoe dood en dor is de wereld.
De oorzaak wordt in de woorden des Heeren duidelijk aangegeven.
Zij versmaadt te drinken van het levendmakend water, zich te dompelen in het genezend bad, zij laat den verfrisschenden en verkwikkenden, voor het leven noodzakelijken stroom van Jezus’ H. Bloed haar doodende dorheid niet veranderen in overvloedige levenskracht. Ach, dat ook onze mond gevuld was met het H. Bloed des Heeren om het met volle teugen te drinken, ach, dat ook wij door dat H. Bloed ons overstroomd gevoelden, opdat het ons tot nieuw leven wekke.
Neen, wij willen niet langer van dorst versmachten, terwijl in het huis des Vaders de beker met het Goddelijk Bloed gereed staat om dien dorst te lesschen.
Wij willen niet als dorre ranken neerhangen bij den stam, op gevaar, dat de eeuwige Hovenier ze afsnijdt en naar het vuur verwijst, wij willen door onze aderen het H. Bloed doen stroomen, opdat zij zwellen en nieuwe levenssappen voeren in al onze geledingen.
Paschen zal ons verrezen zien door het H. Bloed des Heeren.
-
- Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm., Oss
- ↑ Published in: Kijkjes uit het Missieleven, Vol II, March 1923, 123-130.
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2022