Woord vooraf. Zondagsmissaal

Dutch translation of ‘Foarwird‘ (Sneinsmissael)

by Jan K.H. van der Meer

 

Woord vooraf

[1]

Met genoegen wil ik met een enkel woord dit Zondagsmissaal inleiden.

Ik weet dat niet alle Friezen warm liepen voor het plan dit missaal uit te geven. Met des te meer nadruk durf ik te zeggen dat ik er erg blij mee ben en de uitgave van dit Zondagsmissaal als een grote aanwinst beschouw voor ons Roomse leven.

Dit kerkboek zal meer goed doen dan velen denken. Het zal ons bidden verdiepen en verinnerlijken, dat wil zeggen, dat het ons dichter brengen zal bij Onze Lieve Heer. En die kant moet het toch op.

Wij zijn bidden in het Fries niet gewend en wij voelen het niet als een gemis dat wij niet anders dan in het Nederlands bidden. Wij denken het wel te kunnen missen en zijn heel tevreden met de vertrouwde gebeden. Zo gaat het ook met het preken in de kerk, met het leren van de catechismus, in het maatschappelijk verkeer. Maar wanneer we onder elkaar zijn, dan spreken wij nochtans Fries en het doet ons vreemd aan wanneer na een maand of wat iemand die buiten Friesland is geweest het Fries verleerd schijnt te zijn. Zo iemand raakt dan niet meteen thuis. Dat overkomt hem weer na enkele dagen als zijn Fries weer terug is. Wat kan het een verlichting zijn wanneer men in uren van zorg en groot verdriet geen Nederlands hoeft te spreken met troosters en bezoekers, maar gewoon Fries. Men kan zich zoveel te beter uiten en uitspreken in de taal van het hart. Dikwijls heb ik het zelf ondervonden hoe mijn woorden beter ingang vonden wanneer ik Fries sprak onder Friezen. Wat een geestdrift was er bij de eerste Friese preek tijdens de eerste nationale bedevaart naar Dokkum.

Wij eisen het niet, wij verstaan ook Nederlands wel en spreken het gaarne met wie het Fries niet verstaat, maar dat neemt niet weg dat de Friezen diep in hun hart verzot zijn op hun taal, van die taal houden, [dat] die taal er beter bij hen ingaat, in één woord, nu eenmaal de taal van hun hart is.

Tegen dat feit valt niets in te brengen, het ligt er. En dan kan het in het begin vreemd zijn in het Fries te bidden, dan mogen verschillende Friezen die niet voorop willen lopen, die geen buitengewone dingen wensen, zo’n Fries missaal raar en vreemd vinden, wanneer zij over het eerste vreemde heen zijn zullen zij het niet genoeg kunnen waarderen weer in het Fries te bidden. Tegen hen die van bidden in het Fries niet willen horen, daar niets voor voelen, durf ik te zeggen: jullie weten niet wat jullie onbenut laten. Het is dikwijls niet zo makkelijk de godsvrucht en de innigheid bij het bidden te bewaren. Zouden wij van een middel dat daartoe zoveel kan bijdragen geen gebruik maken? Wij begrijpen dan ook dat de Aartsbisschop van Utrecht, Mgr. Dr. J. de Jong, de uitgave van dit Zondagsmissaal niet alleen heeft goedgekeurd maar [dat] die uitgave zijn volle sympathie geniet en hij mij gemachtigd heeft dat open en ronduit te zeggen. Ook hij ziet het als een middel om de Roomse Friezen de grote steun, de stille kracht die uitgaat van de moedertaal, te laten gebruiken en hun leven met Onze Lieve Heer dieper en inniger te maken, vooral bij diegenen bij wie een grote liefde voor de moedertaal leeft. Omdat die taal die kracht heeft en het bij menige Fries veruit wint van het Nederlands, daarom moest dit boek er komen en zal het ertoe bijdragen om het mooie Roomse leven in de Friese streken en ook van menige Fries buiten Friesland mooier en rijker te maken.

Friesland vereert vanouds de Friese Lieve Vrouw.

Moge Zij door de taal van het Friese hart ons, Haar kinderen, gemakkelijker de weg doen vinden naar het hart van Haar Goddelijke Zoon,

Nijmegen,

Prof. Dr. Titus Brandsma, O.Carm.


  1. Published in: Sneinsmissael. Oersetting yn it Frysk fen J.H. Galama R.K. Pr. Mei Gebeden oerset fen Ts. van der Zee. Yn opdracht en ûnder taforsjuch fen it Roomsk Frysk Boun. – [Zondagsmissaal. Vertaling in het Fries van J.H. Galama, R.K. Pr. Met gebeden vertaald door Ts. van der Zee. In opdracht en onder toezicht van de Rooms Friese Bond.] Leeuwarden 1940, page 5-6.

Translation: Jan K.H. van der Meer.

Published: Titus Brandsma Instituut 2020