Zaden en vruchten

1923

Article

 

Zaden en vruchten

Door P. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm., Oss.1

 

De Carmelitessen van Lisieux besluiten het levensverhaal, dat de Zalige Teresia zelve schreef en zij aanvulden met de beschrijving van hare laatste levensdagen, met de woorden van het Evangelie: “Indien de graankorrel , die in de aarde valt, niet sterft, blijft zij alleen; maar indien zij sterft, brengt zij vele vruchten voort.” Wel mochten zij met deze woorden dit leven besluiten.

Enkele dagen voor haar dood brachten de Zusters haar in de ziekenzaal een graanschoof. Zij nam er een aar uit, zoo zwaar met korrels beladen, dat zij zich op haar stengel boog, en beschouwde haar langen tijd.

Toen zeide zij: “Moeder, deze aar is het beeld mijner ziel, de goede God heeft mij met genaden beladen voor mij en voor vele anderen ….

Na haar dood treedt deze verborgen Bloem eerst in het daglicht, is zij niet meer alleen met haar Beminde, maar is zij omstuwd door duizenden vereerders, die haar willen volgen naar den troon van het Lam. Zij is als de graankorrel, die na ontbonden te zijn, hoog opschiet en rijke vruchten voortbrengt.

Na haar dood worden aan hare zending de rijkste vruchten geschonken, is hare apostolische zending eerst in waarheid begonnen, trekt zij steeds [44] meer zielen tot Jezus door de bekoorlijkheid harer verschijning en de weldaden, welke God door hare hand uitstrooit.

Op haar sterfbed getuigde zij zelve aan de Moeder Priorin des kloosters: “Ik gevoel, dat thans mijn zending gaat beginnen, mijn zending om den goeden God te doen beminnen, gelijk ik Hem bemin ….mijn kleinen weg aan de zielen te doen kennen. Ik wil mijn Hemel doorbrengen met goed te doen op aarde. Dat is niet onmogelijk, daar zelfs in den schoot der zalige aanschouwing de Engelen over ons waken. Neen, ik zal mij geen rust gunnen tot het einde der wereld. Eerst als de Engel gezegd zal hebben: “ Er is geen tijd meer” zal ik uitrusten en zal ik kunnen genieten, omdat dan het getal der uitverkorenen vol zal zijn.”

Welke die kleine weg is, dien zij den menschen wil wijzen?

“Den weg van het vertrouwen en de algeheele overgeving. Ik wil hun de kleine middelen aanwijzen, waarmede ik zoo volkomen geslaagd ben, hun zeggen, dat hier beneden slechts ééne zaak te doen is: Voor Jezus de bloemen der kleine offers strooien.”

“Ik reken er op, in den hemel niet werkeloos te blijven, mijn verlangen is, er nog voor de Kerk en de zielen te arbeiden. Ik vraag het aan God en ben er zeker van, dat Hij mij verhooren zal.”

Hare bede is wel verhoord.

Hetgeen haar oog op haar stervenssponde met profetischen blik aanschouwde, ziet ons oog als blijde werkelijkheid. [45]

Was haar leven op aarde een ontbladering van de bloem des levens, haar geschonken, na haar dood bloeit zij nog rijker op en doet zij bloemen neerregenen op aarde, bloemen van liefde en goedheid, die door haar liefelijke geuren de zielen trekken en medesleepen.

Het woord is vervuld, dat zij tijdens haar leven eenmaal sprak: Na mijn dood zal ik het rozen laten regenen.

Waarlijk, een regen is het geweest, zoo daalden overal de gunsten des Hemels neer op degenen, die hare voorspraak inriepen.

“Rozenregen” is de titel geworden van boeken, vele in getal, waarin de gebedsverhooringen staan opgeteekend, na het inroepen van haar tusschenkomst van God verkregen.

Sinds haar dood, zoo schrijven de Zusters van Lisieux in het Slotwoord na haar levensbeschrijving, ontvangen wij van alle zijden de schoonste getuigenissen van de vervulling harer belofte, dat zij het rozen zal doen regenen en zij haar Hemel wil doorbrengen met goed te doen op aarde. Nu eens geldt het de genezing van een lichamelijk zieke, nog meer echter de genezing, de opheffing, de vertroosting van een ziel.

Haar leven is niet alleen in bijna alle voorname talen vertaald, in elk land vereert men haar met een bijzondere godsvrucht. Het zal moeilijk zijn, een Heilige of Zalige aan te wijzen, die zich zoo in de algemeene liefde en godsvrucht mag verheugen en wiens vereering zoo door God gezegend wordt. [46]

Ook in Nederland is de godsvrucht tot de “kleine Teresia” alom verspreid.

Het zou niet moeilijk zijn, een geheele aflevering van ons Maandschrift te vullen met dankbare getuigenissen van gebedsverhooringen, in binnen- en buitenlandsche tijdschriften door Katholieken van Nederland geplaatst.

Het was voor de Zaligverklaring niet moeilijk, wonderen te vinden, welke haar hemelsche gelukzaligheid in het licht konden stellen. Tal van gebedsverhooringen waren zoo merkwaardig en zoo overtuigend van bovennatuurlijken aard, dat het zelfs moeilijk viel, een keuze te maken. Ten slotte heeft het onderzoek zich bepaald tot de twee wonderbare feiten, op blz. 44 en 45 afgebeeld.2

Het eerste is de plotselinge en volkomen genezing van een theologant Charles Anne, lijdend aan snel voortwoekerende tuberculose in het meest gevaarlijke stadium, (tuberculosis florida hemoploica in periodo cavitaria), het tweede de niet minder wonderbare genezing van een Zuster van de Congregatie der Dochters van het H. Kruis, Zuster Aloysia van den H. Germanus, lijdend aan maagzweer verbonden met maagbloeding (ulcus ventriculi formae hemoragicae).

Uitvoerig is het verloop dezer beide genezingen beschreven en onderzocht en na kennisname van alle bijzonderheden voor bovennatuurlijk verklaard.

Juist waar deze twee de bijzondere bevestiging van het hoogste kerkelijk gezag verkregen, maken wij er hier melding van en meenen wij daarop in dit feestnummer boven alle andere de aandacht te mogen vestigen.

Zij zijn een zoo boven allen twijfel verheven bewijs van de groote macht der Zalige in den Hemel en van de vervulling van haar belofte, de menschen ook na haar dood bij te staan, dat geen andere meer ons vertrouwen in haar voorspraak bevestigen.

De stoffelijke gunsten zijn echter slechts de weg tot genadewonderen in de zielen. Hier ligt vooral het terrein harer zegenrijke werkzaamheid. En niet zonder reden is zij gesteld als Patrones van alle Missie-actie.

De zielen tot Jezus brengen, het was het doel van haar leven, het is haar taak gebleven in het rijk der Hemelen.

 

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022


  1. Published in: Carmelrozen Vol. XII, June 1923, p. 43-47.
  2. Referring to pictures of a ‘wonderbare genezing’.