undated
notes for a talk
MR.
Zelfstandigheid
Een zekere reactie op het sociaal voelen. Meer originaliteit, meer vrijheidszin, geen banden, geen conventie. Geen beredeneerd leven, maar zichzelf uitleven naar den drang des harten en des gemoeds.
Teresia over den grondslag van den bloei der tucht. Elk moet goed zijn en den regel onderhouden. Dwaas zich op de gemeenschap te beroepen, daarachter te schuilen. Men moet de consequentie van zijn levensstaat aanvaarden.
Gnosis seautou. Karaktervorming. Zelfcultuur. Heel veel goeds en vooral voor personen aan een universiteit van groot belang, maar zich wachten voor de schaduwzijden.
Paradoxen van het Evangelie. Chesterton. Het leven behouden door het prijs te geven. Zelfstandig zijn door zich over te geven. Verstand en wil beperkte vermogens, die leiding behoeven. Veel zelfbedrog. In der Beschränkung zeigt sich der Meister. Zichzelf breidels aanleggen. Het onbewuste is te sterk, dandat men het niet zou moeten vormen. Berouw komt na de zonde. Achteraf oordeelt mijn heel anders dan bij den eersten drang tot een daad. Gewetensonderzoek niet genoeg. Zich in een gareel sluiten. Men moet het juk dragen vanaf zijn jeugd.
Zelfstandigheid met betrekking tot God. Hyper-supernaturalisme. God wil, dat wij zelve werken en onszelve zijn. Onze zelfstandigheid wordt niet opgegeven ook niet in de innigste verbinding met God. Beeld van God moeten wij ons zelve doen blijven, omdat wij onszelve beheerschen. Maar beheerschen wij onszelve voldoende. Wat wil God van ons en zijn wij sterk genoeg, onszelve te zijn. Heiligen, kracht van wil, vereeniging met God, overgave aan den wil Gods. Onderwerping aan het oordeel Gods. Vreugde.
Zelfstandigheid met betrekking tot de oversten. Kinderlijk en eenvoudig, maar de wenschen van den overste voorkomen. Zichzelve maken, zooals men raden kan, dat de overste wil, dat men is. Niet wachten op allerlei bevelen. Men weet wel, wat moet. Om zich te oefenen, alles doen in den geest van gehoorzaamheid. Vir obediens loquetur victorias.[2]
Zelfstandigheid en ootmoed, versterving, onthechting, liefde tot elkander. Nemo majorem charitatem habet, quam qui animam suam dat pro amicis suis.[3]
- Typescript (NCI OP 89.44), 1 page. Undated. The text is probably written by Brandsma for a house chapter while he was prior of the Carmelite Convent of Nijmegen (1929-1932). ↑
- See: Prov. 21:28. ↑
- See: John 15:13. ↑
© Nederlandse Provincie Karmelieten
Published: Titus Brandsma Instituut 2024