Zijn de Friezen Nederlanders?

1936

Causerie

 

Zijn de Friezen Nederlanders?

Causerie voor het Dietsch-Studentenverbond Nijmegen 3 Dec. ‘36.

[1]

Volgens de regels van de Logica ontwikkeld luidt de vraag: Ligt het begrip ‘Friezen’ binnen den kring van het begrip: ‘Nederlanders’? De eerste vraag is dus, wat onder ‘Nederlande[rs’] is te verstaan. Van ouds de bevolking aan de Lage landen aan de zee, die bevolking van Neder-Duitschland, welke langs de zeekust, tusschen de monden der groote rivieren Rijn, Maas en Schelde woont, zonder dat daarom aanstonds de grenzen landwaarts juist omschreven zijn. Die hebben dan ook nog al wisseling ondergaan. Men kan ze enger, men kan ze wijder nemen.

Dan heeft men echter bovendien die bevolking te zien in een uit de gemeenschap dier bevolking gegroeid staatsverband, dat eveneens in den loop der eeuwen wisseling en verandering en ook ontwikkeling onderging.

De geschiedenis van Nederland is een voortdurende worsteling om de vrijheid van de samenstellende elementen, die weliswaar begrepen, op elkaar te zijn aangewezen ter behaling van gemeenschappelijke voordeelen en ter afwering van gemeenschappelijke gevaren. Het Bourgondisch Bestuur bracht ons enger samen, het Keizerlijk Bestuur vooral onder Karel V en het koninklijk onder Philips bracht ons nog inniger samen, niet slechts omdat de macht van boven ons aaneenhield, maar nog meer wellicht omdat vooral onder het Bestuur van Philips de gemeenschappelijke drang naar vrijheid en zelfstandigheid ons nauwer vereenigde om onder Spanje uit te komen. Daarna echter was de eenheid nog sterk federatief. Ten tijde van oorlog was er een Kapitein Generaal, die allen samenhield om gemeenschappelijk te strijden, maar zoodra was niet de gemeenschappelijke strijd ten einde, of elk gewest hernam weer zijn vrijheid en werd beschouwd als een min of meer zelfstandig element van samenstelling der Vereenigde Republiek. De eenheid won het heel geleidelijk van de gewestelijke zelfstandigheid. De weerstand der Friezen werd aanzienlijk verminderd, doordat de stadhouder van Friesland ten slotte de heer der Vereenigde Nederlanden werd. Bovendien was de eigen macht hoe langer hoe meer ingekrompen en voelde men zich geheel op elkander aangewezen, waartoe de internationale regelingen van het Congres te [2] Weenen en de begroeting van een Koning na de Fransche overheersching machtig veel bijdroeg. Door Willem I als Koning der Nederlanden te aanvaarden en te erkennen zag men eindelijk kans, zooveel mogelijk zichzelf te zijn. Men schikte zich niet slechts in het onvermijdelijke, maar begroette den nieuwen toestand ook als een zeer groote verbetering en als een gelegenheid onder elkaar de gemeenschappelijke belangen te bespreken en te behartigen. Nationale eenheid bleek het eenig mogelijke niet alleen, maar ook de grondslag voor een nieuw opbloeiend bestaan. Vertegenwoordiging werd hoe langer hoe effectiever, vooral door de invoering van den Constitutioneelen regeeringsvorm. De afscheiding van België was een ongelukkig gevolg van een verkeerde politiek der Regeering met betrekking tot een groot deel van het land, maar deed het noodlottige van een nog verdere verbrokkeling steeds levendiger beseffen. De overblijvende Provinciën voelden zich te inniger samengebonden, streden nog een korte wijle voor het behoud der eenheid, maar moesten ten slotte berusten.

Zoo is een politieke eenheid gegroeid, waarbij om redenen van politiek, van opportuniteit, maar tevens op grond van traditioneele verbondenheid geen der samenstellende elementen ernstig dacht aan verbreking van het ten gevolge van allerlei omstandigheden steeds inniger gegroeide verband. Dit te minder omdat de banden niet knellend waren, er een zekere gelijkheid werd nagestreefd door de Regeering met betrekking tot de samenstellende elementen der bevolking. Men ondervond meer de zegeningen van de eenheid en verbondenheid, dandat men de nadeelen ondervond van het niet-zelfstandig zijn. Men werd niet verdrukt en had ook niet het gevoel van verdrukt te worden tenzij eenigszins de oude Generaliteitslanden, het donkere Zuiden, het Katholieke deel te midden eener zich nog steeds het uitverkoren deel der bevolking wanende Protestantsche bevolking, die in de bestuurslichamen de overhand had. Maar zelfs deze wilden geen afscheiding, alleen meer billijkheid, welke zij echter beter meenden te kunnen bereiken in verband dan door een verdere afscheiding. Men verlangde België niet te volgen, al voelde men zich er nauw aan verwant en betreurde men levendig de afscheiding.

Wat is nu die nationale eenheid van het Nederlandsche volk?

Welk karakter heeft de Nederlandsche staat? [3]

Het is nooit een Fransche staat geworden met een sterke allesbeheerschende centrale macht. Het is altijd een sterk gedecentraliseerde staat gebleven met groote autonomie van gemeenten en Provinciën. De elf Provinciën vormden met elkander het Rijk der Nederlanden, maar gingen daar niet geheel in op. Elk gewest had zijn eigen afvaardiging in de Rijksregeering, voelde zich daar vertegenwoordigd, wilde daar vertegenwoordigd zijn.

Steeds meer werd in den loop der 19de eeuw het organisch karakter van den Staat aangevreten door het liberalistisch individualisme, maar toch niet zoo sterk, dat het verloren ging. Het algemeen kiesrecht, later het evenredig kiesrecht nog sterker dan het algemeene gebaseerd op afscheiding en groepeering in cultureele partijen niet meer in gewestelijke bevolkingsgroepen. Zij grijpen over de gewesten heen en steeds meer werd de staat genivelleerd. Het kan niet verwonderen, dat met het optreden van een reactie tegen dit individualisme, met het opleven van een sterk particularisme overal in alle landen, men zich ook in Nederland weer sterker de heterogeniteit der samenstellende elementen bewust is geworden en ook nu in ons land weer sterker zich het beroep op de traditie, op de oude eigen zelfstandigheid, op het bewaren van veel eigens en goeds is aangedrongen.

Nederland is geen fascistisch gezinde staat, geen bodem, bijzonder vruchtbaar voor nationaal-socialisme. Daarvoor is het waardeeren van de vrijheid er te sterk, daarvoor voelt men zich te veel zichzelf. Men wenscht niet gelijkgeschakeld te worden, men wil de eigen aard, de oude rechten, de historie graag geeerbiedigd zien. De nivelleering voelt men als een kwaad, dat weliswaar onmerkbaar voortvreet, waartegen men echter in alle kringen zich zooveel mogelijk verzet. Van Rijkswege wordt er veel gedaan om het eigene , daar waar het is, te bewaren, oude monumenten te herstellen en in eere te houden.

Aan de belangen van de onderscheiden gewesten wordt in de Kamers geregeld aandacht besteed en men neemt het air aan, daarin bij de Regeering onpartijdig te zijn. Elk gewest kan tot zijn recht komen en zijn eigen leven, als het er de kracht toe heeft, ontplooien. De dialecten worden bestudeerd, de Koninklijke Academie heeft de studie er van zelve in handen om ze zooveel mogelijk te bevorderen. [4]

Wij strijden voor het Friesch op de lagere school, nadat wij er in geslaagd zijn, er drie Hoogleeraarszetels voor te veroveren. Maar men mag al eens wat ongeduldig worden, als het al te lang duurt, de Friezen begrijpen heel goed, dat alle goede dingen langzaam komen en het voelt zich zelfs hierin niet achtergesteld, al wilde het wel wat verder zijn, dan het is.

De haven van Harlingen is verbeterd, de kanalen in Friesland zijn in goeden staat, een afsluitdijk verbindt het met Noord­Holland en de Regeering doet alweer alles ook in de bevolking van het nieuwe land de Friesche bevolking niet voorbij te gaan. Er is een uitgebreide Friesche literatuur. Er worden cursussen in het Friesch gegeven enz. enz. Er is zooveel ter bevordering van het Friesch in Friesland en daarbuiten, dat het velen Friezen haast te veel wordt.

De Friezen houden veel van hun traditie.

Deze traditie loopt gevaar. Daar moeten de Friezen nu verdedigen. Daartoe achten zij zich geroepen en zij zetten het door. Er is sinds tientallen jaren, het is al honderd jaar, dat het Alde Selskip bestaat, toen de Universiteit verdween, veel gedaan om het Friesch in taal en gebruik te bewaren.

De winterjounenochten, de liedtboeken enz. bewaren een heerlijk eigen bezit. De eigen taal leeft nog volop en komt weer meer en meer in eere. Friesland in een woord kan zichzelf zijn en gelukkig, het is ook nog zichzelf.

Het neemt een eigen plaats in in Nederland. In taal en zeden. Hou en trou. Sljucht en rjucht. Frisia non cantat, ratiocinatur. Deze drie spreuken zeggen veel. Dat moet bewaard worden met de eigen taal. Het vindt ook kracht in de eigen taal. Men voelt zich, de eigen taal sprekend, meer tot elkander en tot samenwerking bereid. En zoo zijn de Friezen Nederlanders, omdat ze het niet overdreven behoeven te zijn, omdat zij zichzelve kunnen wezen in grooter voor beiden beter verband. Friesland is nuchter en practisch genoeg om dat te beseffen.

Frieslands aard en nationaliteit is verscheiden van die der andere Nederlanders, maar we zijn verwant. Staatkundig een, cultureel ten deele verdeeld, maar zonder tegenstelling, zijn we in de cultuur toch elkander nauw verwant en zoo valt het niet zoo zwaar, elkander te begrijpen. Beiden zijn we mannen en vrouwen van Dietschen bloede uit de lage landen bij de zee. Veel van de goede Nederlandsche eigenschappen, alsook van de fouten hebben ook wij Friezen, maar ook eigen deugden.

Wij zijn Nederlanders, maar we zijn het ook niet. [5]

En nu de Friezen. Zij zijn een oud volk, dat al bij het begin onzer Jaartelling in ons vaderland woonde, er zelfs een zeer groot deel van bezette: van Eder tot het Zwin. Nog zijn in Westvlaanderen en in Holland zoowel als in Oost- en Noord-Duitschland de sporen kenbaar van het Friesche volk, dat daar eens woonde. De Friezen werden geleidelijk onder den Romeinschen tijd reeds teruggedrongen. De vroegere voorposten moesten worden verlaten, maar een kern bleef en behield nog veel van het oude. Het heeft veel gevochten voor zijn vrijheid en onafhankelijkheid, Dan weer was het vrij, dan weer in meer of min knellende boeien gebonden. Maar of we komen bij de Kruistochten of bij de Vrijheidsoorlogen van de Vereenigde Republiek, Friesland nam steeds een eigen plaats in. Het had zijn eigen taal, zijn eigen kleeding en gebruiken, zijn eigen gewoonten, waaraan het bijzonder gehecht bleef, zoodat het zich moeilijk een kon voelen met de andere gewesten en zich steeds op zijn eigen nationaliteit liet voorstaan. Het heeft oude brieven in den Nederlandschen staat, brieven met bloed van Friezen geschreven, brieven, die men niet gemakkelijk prijsgeeft. Wel kwamen de Saksers in Groningen een wig drijven tusschen het Friesche volk van Oost en West, maar des te meer werd de Provincie Friesland geisoleerd. Op de Groningers waren ze nooit bijzonder gesteld. En zoo bleven zij zich zelve. Zij hadden hun eigen oude wetten, hun eigen organisatie van elf steden en dertig grietenijen, zij hielden van hun eigen taal. Zij hadden hun eigen Universiteit. Van alles werd er gedaan, politiek en cultureel om Friesland voor te groote nivelleering te bewaren. En de omstandigheden waren daarvoor niet ongunstig. Friesland kon voor een groot deel zichzelf zijn, haast meer dan het zelf noodig oordeelde. En zoo voelde men maar matig den vreemden druk in de aansluiting bij de Vereenigde Republiek. In het Koningshuis leefde de gedachtenis van den Frieschen Stamvader, in Friesland Us Heit genoemd voort. De Koningin verscheen in Friesche dracht om den Friezen eer aan te doen en zich als een der hunnen te toonen. Ook de Prinses zal het Friesche costuum aanvaarden en te zijner tijd dragen. De Friezen spreken en schrijven hun taal en mogen dat gerust nog meer doen, dan zij het doen. Er zijn maar enkelen en dezen hebben geen overwegenden invloed, die meenen, dat Friesland onrecht wordt aangedaan, dat het Friesch geen voldoende vrijheid heeft enz. Zeker er zijn wel wenschen. [6]

 

Samenvattend: Zijn de Friezen Nederlanders?

a) Zij voelen zich thuis in het Nederlandsch staatsverband en zouden dit verband niet willen verbreken, omdat.:

1.- dit verband is van dien aard, dat zij een voldoende vrijheid genieten om zichzelf te zijn.

2.- dit verband is historisch gegroeid en Friesland zou dat historisch gegroeide willen eerbiedigen, omdat het wel anders, maar hoogst waarschijnlijk moeilijk beter kan. Het is met de Nederlanders meer samengegroeid dan met de Oost en NoordFriezen.

3.- Het spreekt de Nederlandsche taal, maar spreekt en schrijft ook de eigen taal. Het begrijpt volkomen, dat het met alleen Friesch heelemaal niet vooruit kon. Het is derhalve blij, door het Nederlandsch grooter belangengemeenschap te hebben verkregen, zonder dat het in zijn eigen taal op ernstige wijze geweld is aangedaan.

b) Het Friesch volk is zichzelf en niet een met Nederland, inzoover het

1.- prijs stelt op zijn eigen taal en gebruiken.

2.- eigen taal en gebruiken bezit en handhaaft.

3.- door die eigen taal en gebruiken meent groote eigen cultuurgoederen te bewaren, nationale deugden.

4.- meent door de eigen nationale deugden een voorsprong te hebben

c) Het Friesche volk, inzooverre het Friesch wil zijn en blijven, mag niet denken aan afscheiding of aansluiting aan Duitschland om te zijn in een nationaal-socialistischen of in een fascistischen staat, nog veel minder in een communistischen, maar kan alleen gedijen in een organisch Staatsverband, waar men rekening houdt met den eigen aard der samenstellende factoren en deze zooveel mogelijk zelfstandigheid en eigen regeling toestaat. In de ordeningsgedachte is de gewestelijke erkenning mede in begrepen. De staat is een levend heterogeen organisch opgebouwd geheel. Zoo is de Christelijke opvatting. Deze kan alleen de Friesche beweging gezond houden.

 


  1. Typescript (NCI OP 126.9), 6 pages. Words in Frisian or Latin we present in italics. ↑ 

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2024