Zweden – Holland

1928

Article

 

Zweden – Holland

Stephanus – Bonifatius

[1]

Dagelijks stelt thans de Olympiade volkeren naast elkander. Wedstrijden op alle gebied van sport wisselen elkander af en, naar de kansen en de inspanning zijner vertegenwoordigers, wordt nu van het eene dan van het andere land de vlag in een der Olympische masten geheschen, ten teeken, dat het zich kampioen heeft weten te maken in voetballen of speerwerpen, in loopen of springen, in zeilen of zwemmen.

Oud-minister dr. de Visser heeft bij de opening der Olympiade mooie woorden gesproken over den adeldom der sport en haar gewijd en gehuldigd als de cultuur van hetgeen naast het geestelijke een wezenlijk, door God mede-geschapen deel is van onze menschelijke natuur, dat in harmonie moet zijn met het element van geestelijke orde, in kunst en wetenschap, in deugd en Godsdienst omhoog geheven en veredeld.

Wij behoeven voorloopig geen zorg te hebben, dat de cultuur van ons stoffelijk deel wordt verwaarloosd.

Hoezeer wij die cultuur als iets goeds, als iets noodzakelijks beschouwen, harmonie wenschen tusschen geest en stof, als er disharmonie is – en misschien is er die toch – dan zal op de meeste plaatsen en bij de meeste volkeren, ik zeg niet in een te veel aan lichaamscultuur, maar wel in een te kort aan waardeering van geestelijke waarden zijn te zoeken.

Deze waardering leent zich uiteraard minder tot een wedstrijd met prijzen. Een prijskamp daarover is meestal onsympathiek, zooals reeds op school eenigszins een afkeer bestaat van den prijs voor goed gedrag, al willen de leerlingen geen van allen achterstaan bij de anderen in het onderhouden van hetgeen is voorgeschreven of aanbevolen. Maar toch is er steeds, al wordt het niet in cijfers uitgedrukt en zien we het noode onder cijfers, een wedstrijd, een naijver, een prikkeling van goed voorbeeld, een achting voor het edele in anderen met de zucht daarin niet achter te staan.

Gelukkig leeft ook dat nog in den mensch. En al komen er geen tienduizenden in een stadion bijeen om uit te maken, welk volk den eerepalm verdient in edeler wedstrijd, dan de Olympiade te aanschouwen geeft, het is een voldoening voor ons, Nederlandsche Katholieken, dat in niet weinig landen, waar het vroeger heette, als bij ons ‘Germania docet’: “zie naar het voorbeeld van Duitschland”, thans gaarne gezegd wordt: ‘Hollandia docet’ en ons land ten voorbeeld wordt gesteld. Met haast jaloerschen naijver ziet bijvoorbeeld Frankrijk naar ons schitterend aantal roepingen tot priesterschap en kloosterleven; overal in de Missielanden is de blik op Nederland gericht als op het land, waar de liefde tot het apostolaat het vurigst schijnt, op de Eucharistische Congressen worden wij geroemd als het volk dat het kinderlijkst gehoor gaf aan de bede des Pausen, dikwijls, zoo mogelijks dagelijks te Communiceeren en ook de kleine kinderen van zes en zeven jaar naar de H. Tafel te leiden; niet weinig landen benijden ons niet slechts onze Katholieke Universiteit, maar ook onze Katholieke middelbare en lagere scholen. En zoo zou ik dankbaar kunnen voortgaan met opsommen van hetgeen ons land schenkt aan vaak niet genoeg gewaardeerde schatten van geestelijke orde.

Er is maar één Nederland.

Maar de liefde en waardeering van den vaderlandschen grond mag ons niet blind maken. Groot gevaar bestaat daarvoor gelukkig niet.

Nederland, het kleine, is wel ingenomen met zich zelf, houdt van zijn grond en van zijn tradities, maar er is in ons volk toch ook een groote waardeering van hetgeen buiten onze grenzen geschiedt, van hetgeen door niet-Nederlanders wordt gedaan. Ja, soms miskennen we te veel onze eigen waarde.

Dit bedacht ik, toen ik dezer dagen las, hoe onder leiding van den werkzamen Lutherschen bisschop Söderblom van Upsala Zweden hulde is gaan brengen aan den Apostel van Zweden, den H. Stephanus voor negen eeuwen door heidensche Zweden gedood. Een grootsch monument is opgericht en het is een nationale hulde geworden aan een Katholieken Geloofsverkondiger door een Luthersch volk.

Söderblom, de groote werker voor de vereeniging der tallooze Christelijke gezindten, de leidende figuur op de Hereenigingscongressen van Stockholm, Bern en Lausanne, heeft in Zweden, waar men ook den haat tegen Rome kent, dien haat getrotseerd en alwat Christen is opgeroepen tot huldiging van een van Zwedens grootste Apostelen, den H. Martelaar Stephanus.

Of het in Nederland ooit zoover zal komen, dat onder leiding van Protestanten een nationale hulde zal plaats vinden aan een H. Bonifatius zooals thans in Zweden aan een H. Stephanus? Er is wel veel veranderd maar er zal toch nog veel moeten veranderen, vooraleer Protestantsch Nederland in waardeering van zijn Christelijk Geloof openlijk en in grooten getale hulde brengt aan de mannen, die Nederland den schat des Christendoms schonken.

Maar er behoeft gelukkig niet te worden gewacht op de Protestanten van Nederland. Waartoe in Zweden de Katholieken niet bij machte zijn, daartoe zijn Nederlands Katholieken meer dan in staat. We zouden ons wel moeten schamen, indien hier zou gebeuren, wat in Zweden plaats greep. Het zou ons wel scherp zeggen, dat Katholiek Nederland, hoe zeer te prijzen om velerlei goeds, niet doet, wat het behoort te doen ter eere van zijn groote Apostelen.

Te weinig, veel te weinig leeft in Nederland de Godsvrucht tot onze eigen Heiligen, tot de vrouwen en mannen, die toch den roem uitmaken van de Nederlandsche Kerk, aan wie Nederlands Katholieken op het stuk van geloof zoo bijzonder veel te danken hebben.

Is geen mensch waarlijk groot, die niet dankbaar is en op tijd zijn dank weet te betuigen voor hetgeen hij voor zijn grootheid ontving, dan is Katholiek Nederland ook niet groot te noemen, zoolang het niet meer vereering toont voor zijn nationale Heiligen in het bijzonder voor zijn eerste geloofsverkondigers, onder wie een Bonifatius een eereplaats inneemt.

Er is nu sinds drie jaar een nationale hulde te Dokkum. De Aartsbisschop van Utrecht heeft zich den eersten keer aan het hoofd gesteld. De Bisschoppen van Mainz en Fulda hebben zich met geestdrift en voldoening bij die eerste Nederlandsche hulde aangesloten. Honderden Katholieken stuurden een rijksdaalder naar Pastoor Arends te Dokkum om een vierkanten meter van den gewijden grond bij de Bonifatiusbron vrij te koopen. Een processiepark werd aangelegd en de vereerders van Sint Bonifatius staan tenminste niet langer op die heilige stede tusschen koeien en varkens. Het is mooi geworden in Dokkum rondom de bron van den grooten Martelaar-Apostel. Maar we zijn nog lang niet, waar we hadden moeten zijn. De grond is nog niet ten volle betaald, op het terrein wijst men op plaatsen, waar een overdekt altaar, waar het standbeeld van den Heilige moet komen, maar nog steeds niet staat. Er komen pelgrims. Er is een Friesche en een Groningsche fietsbedevaart, die telkenjare honderden uit de provincie naar Dokkum brengt. Er is een nationale bedevaart, die van onderscheiden provincies, ook uit het Westen en Zuiden des lands pelgrims doet opgaan naar Bonifatius heilige stede, er zal dit jaar onder leiding van Pastoor Verbunt, onder bescherming van Z.D. H. Mgr. Hopmans, een Brabantsche bedevaart naar Dokkum gaan, kleinere gezelschappen bezoeken van tijd tot tijd het heiligdom aan de Friesche Noordzeekust. Maar het is toch nog niet, wat het wezen moest. Er blijven nog te veel achter.

Niet elk kan opgaan naar Dokkum.

Maar wel kan eenieder van zijn kant de smeulende liefde en vereering tot den H. Geloofsverkondiger weer aanwakkeren. Wel kan ieder weer als vroeger Bonifatius vereeren als den Apostel van Nederland. En wie hem vereert, zal willen deelen in de nationale hulde.

Kan hij er persoonlijk niet aan deelnemen, dan kan hij er in deelen door een kleine bijdrage – een gulden, een rijksdaalder – te sturen aan den Pastoor van Dokkum. Zondag 19 Aug. en Maandag 20 Aug. heeft dit jaar de nationale hulde in de Bonifatiuskerk te Leeuwarden en in het St. Bonifatiuspark te Dokkum plaats. Ik zal niet in bijzonderheden treden over deze hulde. Een uitvoerig geïllustreerd programmaboek wordt door Kapelaan Hanekamp te Leeuwarden of Pastoor Arends te Dokkum gaarne aan ieder belangstellende op zijn aanvrage toegezonden, maar ik mag misschien toch even wijzen op de bijzonderheid, dat de kerkelijke plechtigheden, het eerste jaar verricht door Z.D.H. Mgr. van de Wetering, en de Bisschoppen van Mainz en Fulda, het tweede jaar door Z.D.H. Mgr. Diepen, dit jaar zullen worden gedaan door den Hoogwaardigen Abt van de Benedictijnen-abdij te Oosterhout, Mgr. de Buniet de Parry, geassisteerd door eenige kloosterlingen zijner abdij. Reeds lang was het de wensch van vele vereerders van Sint Bonifatius, dat zij zijn Ordebroeders nog eens aan de nationale hulde zouden zien deelnemen. Mgr. de Buniet de Parry heeft dien wensch vervuld en zal thans te Leeuwarden Zondagavond zeven uur het Pontificaal Lof doen, Maandag 20 Aug. op het Processieterrein te Dokkum de Pontificale H. Mis opdragen en des middags ook daar een Pontificaal Lof doen. Hij zal er bovendien de pelgrims toespreken.

Zie dat zijn plechtigheden, die in Zweden bij de hulde aan Sint Stephanus ontbraken. Waar wij dan onzen helden een zoo schoone Roomsche hulde kunnen brengen, daar mogen wij ons in geestdrift door de Zweden niet laten overtreffen.

Holland moet het van Zweden winnen. Ik zal niet wachten, het verschil in punten uit te drukken, maar naarmate wij meer den schat des Geloofs waardeeren, ons door Bonifatius en zijn Gezellen geschonken en dien schat hooger achten dan het Christendom, dat wij buiten de Katholieke Kerk aanschouwen, moge onze hulde het winnen van de hulde, welk een Protestantsch Zweden aan den Zweedschen Apostel St. Stephanus bracht.

Titus Brandsma, O.Carm.

Nijmegen.

 


  1. Published in: De Gelderlander, 11 August 1928, page 9.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2024