Bedevaart

1933

Encyclopedic entry

 

Bedevaart (Godsdienstig)

[1]


I. Godsdienstig. B. is het groepsgewijs trekken (Duitsch: wallen, vandaar Wallfahrt) naar een heiligdom, zoodat het daar druk is van vreemden (Latijn: peregrini, vandaar peregrinatio; Fransch pèlerin, waarvan pèlerinage), die er komen bidden en vragen (Nederlandsch: bede, vandaar bedevaart) onder allerlei vormen en ceremoniën; stil (Stille Omgang bijv. naar en in Amsterdam ter eere van het H. Sacrament van Mirakel) of zingend en luide gezamenlijk biddend, onder meevoering van banieren, vaandels, emblemen en beelden, of ook dansend en springend (Springprocessie te Echternach). Soms spreekt men alleen van vaart, zooals te Boxmeer van den tijd (week na H. Sacramentsdag), waarin de ‘vreemden’ komen om te bidden bij het H. Bloed, elders, als te Aken en Maastricht, van heiligdomsvaart; om het groepsgewijs trekken spreekt men ook vaak van processie, zooals in den regel, als men spreekt van de b. naar Kevelaer ook wel van de b. naar Lourdes en andere plaatsen. De grondgedachte is, dat God aan bepaalde plaatsen een bijzondere zegening of heiliging heeft verbonden en men daar moet heengaan om deze deel- [214] achtig te worden. Zoo moesten de Joden telken jare naar Jeruzalem gaan om in den éénen tempel voor geheel het volk te komen bidden en offeranden op te dragen. De jaarlijksche b. was bij het Joodsche volk evenals ook bij vele anderen tevens een middel tot bevestiging van de volkseenheid en de gemeenschap. Vele volkeren hebben aldus hun heilige plaatsen. Voor de Mohammedanen is een bezoek aan Mekka het ideaal en de bron van zeer bijzondere heiliging. Wie Mekka heeft bezocht, is daar van zijn zonden gereinigd en een heilige hadsjii[2] geworden, wiens tusschenkomst bij God veelvermogend is. De b. naar Mekka is een der fundamenteele instellingen van den Islam, waardoor Gods zegen telkens weder over het volk wordt gebracht. In Engelsch-Indië is de rivier de Ganges de heilige stroom, waarin men zich onder allerlei riten en ceremoniën komt baden om van alle zonde gereinigd, voor alle kwaad behoed en van alle zegening vervuld te worden. Ook de Grieken en Romeinen alsook de Germanen hadden hun heilige bronnen, waar men zich moest baden, hun heilige eiken of andere boomen, hun heilige bergen en heilige steden, waar men een inniger vereeniging met de godheid zocht en een bijzondere bescherming kwam afsmeeken (orakel te Delphi, H. Eik door Bonifatius in Hessen geveld, Helgoland). Voor de Christenen waren van ouds vooral de plaatsen of ‘staties’ van het Leven en Lijden des Heeren heilig en gold het bezoeken daarvan als bron van zegening. In de Brieven van den H. Hiëronymus en de Kerk. Gesch. van Theodoretus wordt er reeds uitdrukkelijk melding van gemaakt. Ook werden de graven der apostelen Petrus en Paulus te Rome, later ook het graf van St. Jacobus (San Jago of Santiago) te Compostella in Spanje druk bezochte bedevaartsoorden. Zoo kreeg men velerlei ‘genade-oorden’. Daar bewaarde men gedachtenissen aan vereerde personen, relikwieën, tafereelen uit hun leven. Hoe groote waarde men vooral aan de H. Plaatsen in Palestina hechtte, blijkt uit de onderhandelingen door Karel den Grooten met succes met sultan Haroen al Rasjid gevoerd om deze voor de Westersche bedevaarten opgesteld te krijgen en nog sterker uit de Kruistochten, ondernomen om ze weder in het bezit der Christenen te brengen. Velen beschouwden den kruistocht tevens als een bedevaart en bleven ook niet zelden op de H. Plaatsen om ze geregeld te vereeren. Hadewych spreekt van haar vrienden aldaar. Jacobus van Vitry schrijft er uitvoerige over in zijn Annalen. De Orde der Karmelieten dankt daaraan haar opkomst in de 12e en 13e eeuw. Deze b. worden niet zelden ondernomen zeer in het bijzonder tot uitboeting van zonden en herhaaldelijk ook als boete opgelegd. In oude vonnissen, ook in Nederland, werd vrij dikwijls een grootere of kleinere b. als straf gegeven. (Zie Bedevaart II. juridischin dit artikel). Zeer dikwijls ook maakte een b. het voorwerp uit van een belofte ter verkrijging van een gunst. Zoo werden de bedevaartplaatsen oorden van biecht en boete en de b. een gewone vorm van boete en straf en daarnaast een geliefde godsvrucht ter verkrijging van gunsten. Een b. werd daarbij vaak aan zeer strenge voorwaarden gebonden, men ging te voet, in armoede, enz., zoodat voor de ‘arme’ pelgrims toevluchtshuizen moesten worden gebouwd, het pelgrimsgewaad het symbool was van armoede en soberheid. In de b. zag men ook een beeld van hetleven, dat een ‘pelgrimagie’ is naar den hemel. Geleidelijk ontstond aldus ook een meer geestelijke opvatting van de b. Vooral toen de H. Plaatsen voorgoed in de macht der Moham- [215] medanen waren, voelde men bij den opbloei van de godsvrucht tot het H. Lijden in den tijd der Moderne Devotie behoefte aan een geestelijke b. naar het H. Land. Typisch is hier het werkje van den Karmeliet Jan Pascha: Een devote maniere om gheestelijck pegrimagie te trecken tot den heylighen lande (Leuven 1563-1576), waarin men in den geest naar Jerusalem reist en daar den Kruisweg doet. Dit boekje vond veel verspreiding en droeg veel bij tot invoering van den Kruisweg in den huidigen vorm. Daarnaast bleef de luisterrijke viering van godsdienstige feesten aanleiding tot b. die heel licht periodiek werden. Vooral de Maria-vereering deed vele bedevaartplaatsen opkomen, bijv. in Nederland: de Zoete Lieve Vrouw van Den Bosch, Onze Lieve Vrouw ter Nood te Heiloo, Maria van Sevenwouden te Bolsward, ‘Us Ljeaffrou’ (met Friesche kap) te Hemelum, ‘de Sterre der Zee’ te Maastricht, enz. Beroemde Maria-heiligdommen buiten Nederland[3] zijn van ouds in België: Halle en Scherpenheuvel, in Fr. Lourdes[4], in Zwl. Einsiedeln, in Sp. Montserrat bij Barcelona, in Ital. Loreto, in Polen Czenstochowa, in Beieren Altötting, in het Rijnland Kevelaer, sinds het begin dezer eeuw in Portugal Fatima, in België den allerlaatsten tijd Beauraing. Behalve de Maria-b. blijft de godsvrucht der Katholieken ook de b. in eere houden naar het graf of de plaats van vereering van andere Heiligen. Men blijft naar Rome gaan naar het graf der apostelen, naar Echternach (H. Willibrord), naar Fulda en Dokkum (H. Bonifatius, tot wiens vereering de kruistochtprediker Olivier in 1214 meer dan 12 000 pelgrims te Dokkum vond en waar nu nog ieder jaar meerdere duizenden samenkomen), Egmond (H. Adelbert), Brielle (H. martelaren van Gorkum), Schiedam (H. Liduina), Assisi (H. Franciscus en H. Clara), Padua (H. Antonius), Napels (Bloed van den H. Januarius), enz. De geestelijke b. naar de graven der Heiligen en andere H. Plaatsen leeft nog voort in de ‘Staties’, waarnaar bij de H. Mis het Missale verwijst en aan welker gedachtenis door de pausen de zgn. ‘Statieaflaten’ zijn verbonden. De b. naar Rome wordt nog bijzonder bevorderd door de Jubilé-aflaten, waardoor de geloovigen ten tijde van een Jubilé naar Rome worden getrokken en de banden der geloovigen met Rome als middelpunt der Christenheid weder enger worden aangehaald. Ook hier de b. als middel ter bevestiging der eenheid.

Brandsma.

Lit.: J. Marx, den Wallfahren in der katholischen Kirche (Trier 1842; historisch-critisch); Georg Ott, Marianum (Regensburg 1877); A. D. R., Les Vierges miraculeuses en Belgique (Doornik 1878); J. A. F. Kronenburg, Maria’s Heerlijkheid in Nederland (VI 1909); Maria’s heiligdommen in Nederland en België (Den Bosch z.j.).[5]

 


  1. Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. IV. c. 213-215. The NCI preserves the corrected printer’s proof.
  2. In the printer’s proof: ‘hadschi’.
  3. In the printer’s proof, ‘buiten Nederland’ is crossed out.
  4. In the printer’s proof ‘Lourdes in France’ is added.
  5. In the publication, the lemma on ‘Bedevaart’ is completed with paragraphs on ‘de eerste bedevaarten in de Z. Nederlanden’, ‘Bedevaart voor den koek’ and ‘Bedevaart in de liturgie’ (by De Schaepdrijver, Knippenberg and Louwerse).


© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2019