Bloemen uit Carmels Lusthof

1920

Article

 

Bloemen uit Carmels Lusthof

Door P. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm., Oss.[1]

 

De maand November brengt telken jare op den eersten dag de gedachtenis aan alle Heiligen. In die maand, de laatste van het kerkelijk jaar, ziet de Kerk als het ware nog eens terug op den lange stoet, die met het jaar aan ons oog voorbijtrekt op den weg naar den Hemel. Verschillende Orden hebben dit vroom gebruik der Kerk in hare bijzondere liturgie overgenomen.

Zoo viert ook de Orde van Carmel den 14den November het feest van Alle Heiligen dier Orde.

Kunnen wij in dit Carmel-tijdschrift dit feest beter herdenken dan door uit den Lusthof van den Carmel eenige bloempjes te plukken?

Groot is het getal der Heiligen en Zaligen, door de Orde van Carmel den Hemel binnengevoerd en door de Pausen de eer der altaren waardig gekeurd.

Reeds herhaaldelijk spraken wij van Onze Heiligen.

Thans laten wij een der beste Duitsche schilders U de Heiligen onzer Orde voorstellen, niet alle, het zou te veel ruimte vragen en hij schilderde ook niet alle, doch een achttal.

In opdracht van den Zeer Eerw. Pater Anastasius ter Haar, destijds [153] Prior van het kleine Karmelietenklooster te Mainburg bij München, werden ze geschilderd door Max Fürst, wiens naam niet onbekend is aan wie de ontwikkeling der Christelijke kunst in Duitschland en vooral in Beieren volgde.

Een zijner eerste werken waren vier groote tafereelen uit het leven van vier beroemde Heiligen van den Carmel in de kloosterkerk te Straubing, een zijner laatste zou de schildering zijn van de hierboven geplaatste acht Heiligen of Zaligen dierzelfde Orde te Mainburg.

Zelden zagen we die Heiligen schooner uitgebeeld en we kunnen het slechts betreuren, dat wij bij de gedachtenis aan alle Heiligen en Zaligen der Orde maar acht schilderijen van zijn hand kunnen weergeven. Daar ontbreken de vier Heilige Generaals uit het eerste tijdperk der Orde, een H. Bertholdus, een H. Brocardus, een H. Cyrillus, een H. Simon Stock; daar ontbreken de glorieuze martelaren de H. Angelus, de Z. Aloysius Rabata, de Zalige Dionysius en Redemptus en de hoogvereerde Martelaressen van Compiègne, daar ontbreken zoovele Heilige Maagden, een H. Maria Magdalena de Pazzi, een Z. Joanna Scopelli, een Z. Archangela Ghirlani, een Z. Joanna van Toulouse, Maria der Engelen, Maria van de Menschwording, daar ontbreken de Heilige en Zalige Belijders Bartholomeus Fanti, de nationale held van Portugal Nonius Pereyra, Avertanus, Romæus, [154] Angelus Mazzinghi, ja zelfs een H. Joannes van het Kruis, doch laat ik de opsomming staken van degenen, die de dood Max Fürst belette op zijn doeken te vereeuwigen. Zien we met een enkelen blik naar hen, die uit hun afbeelding tot ons spreken. Twee Bisschoppen, de eerste van Fiesole bij Florence, de H. Andreas Corsini, de andere Patriarch van Constantinopel, de H. Petrus Thomas openen de rij.

In den eersten huldigen wij den bevoorrechten Maria – vereerder, wien de H. Maagd reeds bij zijne eerste H. Mis, in alle stilte opgedragen, de woorden toevoegde: “Gij zijt mijn dienaar, in U zal ik worden verheerlijkt,” in den tweede den kloeken kruisvaarder, die van Maria de verzekering mocht ontvangen, dat de Orde tot het einde der tijden zou voortbestaan. Dan zien wij den alom vereerden H. Albertus van Sicilië, die volgens de overlevering het Goddelijk Kindje uit de handen zijner hemelsche Moeder mocht ontvangen.

Hem volgt de beroemde dichter, de Christen – Virgilius genoemd, de Z. Baptista Mantuanus, de dichter van het eerst gedrukte dichtwerk ter eere van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis. Na den hoogvermaarden en alom geëerden priester komt de nederige leekebroeder Francus, het voorbeeld van ingetogenheid en strenge boetvaardigheid. Met het Allerheiligste in de hand, door hem te midden van muitende soldaten uit een in brand gestoken kerk van Luik [155] gered, treedt ons de Z. Joannes Soreth tegen, die in de andere hand de bullen houdt, welke de goedkeuring behelzen van de Orde der Carmelitessen en van de Derde Orde van Onze Lieve Vrouw van den Berg Carmel. Een der eerste Carmelitessen, door den Z. Joannes Soreth zelven met het kleed der Orde omhangen volgt: de fiere hertogin van Bretagne de Z. Francisca Ambosia wijst kroon en statiemantel af om in beschouwing van het Kruisbeeld een hooger geluk te vinden. Waardig wordt de rij gesloten door de groote Hervormster van de Orde van Carmel, de H. Teresia, wier naam en leven te bekend zijn, dandat wij er hier over behoeven uit te weiden.

Zij sluit de rij, doch wij zouden haast zeggen, zij opent een nieuw verschiet, waarin ons weder een lange rij van Heiligen en Zaligen tegenschittert en nog heden ten dage is de Carmel het oord van Gods buitengewone uitverkiezing. Telkens hooren wij gewagen van nieuwe leden der Orde door God op bijzondere wijze bevoorrecht en tot heiligheid geroepen.

Verleene de Heer ook ons die genade.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. IX, Nov. 1920, p. 152-156.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022