De H. Avertanus

1921

Article

 

De H. Avertanus

Door P. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm., Oss. [1]

 

De man van gehoorzaamheid.

Dien schoonen naam gaf men hem in het klooster van Limoges, de stad, waar hij in de eerste helft der veertiende eeuw werd geboren en waar hij ook als leekebroeder in de orde van Maria trad.

Niet slechts in de gehoorzaamheid, de dienstvaardigheid en bereidwilligheid in elke bediening muntte Avertanus uit, wonderbaar was ook in het bijzonder zijn liefde tot het gebed en de versterving. Niet zelden bracht hij den nacht door in het gebed en een bijzondere godsvrucht dreef hem er toe, zich daarvoor naar het aangrenzend gebergte te begeven. Meermalen trok hij op zijn knieën naar die plaats zijner afzondering.

Hij was echter niet tevreden met dien korten boeteweg.

Zijn godsvrucht vroeg een pelgrimstocht naar Rome.

In 1379 stonden zijn Oversten hem toe, den pelgrimsstaf ter hand te nemen. Een niet minder heiligen broeder wezen zij hem aan tot gezel, den Z. Henricus Romaeus. Voor beiden zou het de weg zijn naar het werkelijk eeuwige Rome, den Hemel.

Het feest van Allerheiligen vierden de twee pelgrims nog in het klooster. Toen togen zij op weg. Dat zij juist het barre jaargetijde kozen voor hun tocht over de Alpen, bewijst, dat zij den weg der boetvaardigheid wilden bewandelen. Te veel vroegen zij van hun krachten. Den terugtocht over de Alpen zouden zij niet meer maken.

Ter hoogte van Lucca gekomen, konden zij niet verder.

De stad nam hen echter niet op, wijl de pest in de omgeving woedde. Zoo werden zij opgenomen in een ziekenhuis buiten de poorten der stad. Geen lang verblijf was noodig om hen als heiligen te doen kennen en toen 25 Februari 1380 Avertanus, door Maria in zijn stervensuur nog getroost, als haar trouwe broeder door haar ten Hemel was geleid, wist men te Lucca, dat men een Heilige had zien sterven. Tal van wonderen verkondigden dit bovendien luide. En had Lucca, toen hij leefde, de poorten gesloten gehouden, volgens zijn eigen voorspelling werden zij wijd geopend, om zijn stoffelijk overschot te ontvangen en te vereeren.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. IX, Feb. 1921, p. 223.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022