De H. Bertholdus

1920

Article

 

De H. Bertholdus

Door P. Dr. Titus Brandsma, Ord .Carm., Oss.[1]

 

Hoog rijzen de palmen omhoog.

Zij verplaatsen ons in het Oosten.

Zij verbeelden de schoonheid van den Carmel.

In dien palmenhof vestigde zich omstreeks het midden der twaalfde eeuw een kluizenaar uit de omstreken van Limoges om er zich te wijden aan den dienst van God en de verheerlijking van Maria op de plaats, waar de profeet Elias een voorafbeelding had gezien van Maria in het wolkje, dat na de jaren van droogte opsteeg uit de zee. In navolging van den Profeet hadden er ook zijn leerlingen de toekomstige Moeder des Heeren vereerd en nog deden dit de kluizenaars, die in de spelonken van den berg woonden.

Op zijn reis naar het H. Land was aan den jongen Kruisvaarder Bertholdus de Profeet van den Carmel verschenen om hem te roepen naar dit heiligdom, om er, naar Westersch model, de kluizenaars tot een kerkelijke Orde te vereenigen. Zijn broeder Aimericus stond hem ter zijde. Deze was in 1142 Patriarch geworden van Antiochië. Elf jaar later moest hij vluchten en ging hij naar Jeruzalem. Toen hier kort daarop de Patriarch overleed, trad hij op als waarnemend Legaat des Pausen. Omstreeks dien tijd, zeer waarschijnlijk in 1154, bezocht hij ook den Carmel. Met Pauselijk gezag regelde hij er volgens de aanwijzingen zijns broeders, dien hij tot eersten Prior aanstelde, het leven der kluizenaars.

Slechts een tiental leefde nog op den heiligen berg, doch spoedig sloten zich anderen bij hen aan. Daar de oude gebouwen grootendeels verwoest waren, begon de H. Bertholdus met het bouwen van een muur rondom de ruïnen. Dan toog hij aan het werk om de kapel van Maria, sinds onheugelijke tijden een middelpunt van vereering, te vergrooten. Ook legde hij de laatste jaren van zijn bestuur de grondslagen van een groot klooster. Zoo werd hij de tweede stichter en grondlegger van de oude Orde van Carmel.

Op zijn beeltenis wijst de grijsaard, die in 1198 op 115-jarigen leeftijd stierf, op de plannen der vergroote kapel. Aan zijn voeten staat het oude Maria-heiligdom van den Carmel, waaromheen hij zijn eerste tien broeders vergaarde en waarnaar zij reeds aanstonds de Broeders van St. Maria van den Carmel werden genoemd.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. VIII, March 1920, p. 255.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022