De H. Teresia (1918)

1918

Article

 

De H. Teresia

Door P. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm. Oss.[1]

Op den 15den October viert de Kerk het feest der H. Teresia. Alle katholieken eeren haar dien dag, doch luider dan allen jubelt op dat feest de Orde van Carmel.

Haar sieraad, haar luister, ja, haar moeder wordt zij genoemd, titels welke krachtens de bijzondere toewijding der Orde aan Maria in de eigen liturgie oorspronkelijk slechts toegekend werden aan Maria.

Zeker, ook nu nog staat Maria in de vereering harer Broeders bovenaan, maar zij achten het geen roof, aan die lieve Moeder gepleegd, als zij de meest begenadigde harer kinderen als een andere moeder eeren, een moeder, die hun wel niet het aanzijn gaf, maar hen als tot een nieuw leven deed herboren worden.

Wie toch was de H. Teresia?

In 1515 te Avila geboren, verloor zij reeds op jeugdigen leeftijd hare moeder. In haar kinderlijken eenvoud knielde zij neer voor het beeld van Maria en koos haar tot moeder, een toewijding, welke zij, ouder geworden, hernieuwde door in te treden in de Orde van Onze Lieve Vrouw van den Berg Carmel. Zelve beschrijft zij dit in het eerste Hoofdstuk van het Boek van haar leven:

“Ik herinner mij, dat, toen mijn moeder stierf, ik als een meisje van ongeveer twaalf jaren achterbleef. Daar ik reeds eenigszins begreep, wat ik had verloren, vluchtte ik in mijn droefheid naar een beeld van Onze Lieve Vrouw en smeekte haar onder vele tranen, dat zij mijne moeder wezen zou. Ofschoon ik dit in allen eenvoud deed, schijnt het mij toch heilzaam te zijn geweest, want zichtbaar heb ik steeds bij deze verheven Maagd gevonden, waarvoor ik mijzelve bij haar aanbeval en ten slotte heeft zij mij tot zich getrokken in haar dienst.”

Twintig jaar leidde zij in het kloos- [130] [131] ter der Menschwording te Avila het leven eener eenvoudige kloosterzuster. Wel leefde zij heilig, wel zond God, als om haar voor te bereiden tot de taak, waarvoor Hij haar bestemd had, haar vele en pijnlijke ziekten over, met heldhaftig geduld door haar verdragen, maar nog openbaarde zich niet die onweerstaanbare kracht, welke haar als met geweld dreef tot steeds heldhaftiger deugden, tot steeds grooter en moeitevoller werken ter verheerlijking van God.

Maar toen was het uur van Gods uitverkiezing aangebroken en wilde Hij, dat zij aan de wereld zou toonen, dat Hij sterk maakt wie zij zwak noemt, dat Hij vervult van wijsheid wie in haar oogen op dwaasheden zinnen.

Sinds dat oogenblik begon haar liefde onder den invloed van Gods genade en onder de bijzondere bescherming van Maria steeds sterker te worden. Zij was niet meer tevreden met het leven, tot dan toe geleid. Zij wilde haar verheven roeping zoo volmaakt mogelijk volgen.

Niet dat de toestanden van haar klooster zoo dringend om hervorming riepen – God zelf waarschuwde haar voor de gedachte, als zou Hij in de kloosters van den verzachten Regel slechts matig worden gediend – neen, maar die hervorming werd geeischt door hare liefde. Zonder te willen veroordeelen, wat ook geen veroordeeling verdiende, zocht zij, door haar liefde gedreven, naar steeds volmaakter nakoming van hetgeen zij had beloofd. Wij mogen zelfs zeggen, dat het werk harer Hervorming volmaakter werd, naarmate onder de inwerking van Gods gunsten haar liefde groeide. Het nam een vlucht, welke haar eerste voorstellingen en plannen verre te boven ging. Was dus hare Hervorming naar het woord van Christus zelven geen blaam voor de oude observantie, ook deze ziet met bewondering op naar haar edelmoedig en heldhaftig besluit, den Regel zoo volmaakt mogelijk te onderhouden zonder gebruik te maken van vele dingen, welke het Kerkelijk Gezag ter verzachting had toegestaan. Vol bewondering en eerbied zien zij op naar de vrouw, die zwak en ziekelijk, wat hare lichamelijke gesteltenis betreft, door de sterkte van haar geest en het vuur harer liefde tal van zielen, mannen en vrouwen, ontvlamde en bewoog, naar diezelfde volmaaktheid te streven. Voordat zij 15 October 1582 door God tot de vereeniging des Hemels werd geroepen, dus in nauwelijks twintig jaren had zij de stichting geleid van 17 kloosters voor zusters en bovendien 15 mannenkloosters harer Hervorming zien verrijzen.

Bleek zij tijdens haar leven in staat, de personen, met wie zij omging, in grooten getale tot een nieuw leven op te wekken, dienzelfden invloed oefenen na haar dood hare werken.

Een blik in het geen zij schreef, zal ons haar invloed verklaren.

Zeker, haar werken zijn verheven, de stof er van is dikwijls zoo hoog, dat er niets verheveners denkbaar is, zij schrijft over de innigste vereeniging van de ziel met God, maar het is, gelijk P. Silverius van de H. Teresia schrijft in de Inleiding tot de laat- [132] ste Spaanse uitgave harer werken, het is, of de Mystiek tot den tijd der Heilige voor de minder ontwikkelden was als het Boek der zeven zegelen, waarvan zij zelfs de termen niet vermochten te verstaan, en of de H. Teresia door hare eenvoudige ongekunstelde taal een nieuw tijdperk voor de christelijke Mystiek inluidde en daarin allen binnenriep.

Dit was dan ook de hoofdoorzaak van de groote verspreiding harer werken, zoo zelfs, dat er volgens het oordeel van Spaansche letterkundigen, na het heldendicht van Cervantes in Spanje geen werk zoo verspreid is als de boeken door de H. Teresia geschreven.

Ja, waarlijk, zij oefenen nog steeds een niet geringen invloed uit, niet geringer dan de Heilige zelve uitoefende tijdens haar leven.

Dan verhalend, dan leerend, telkens de innigste gevoelens haars harten uitstortend voor God, brengen haar werken den lezer onwillekeurig in de gedachtensfeer, waarin de ziel der Heilige zweefde. Mededeelingen en beschouwingen over de dingen van het dagelijksche leven wisselen af met lessen en bespiegelingen der hoogste Mystiek. Zonder een handleiding te zijn voor de beoefening der volmaaktheid of der Mystiek in den zin eener schoolsche wetenschap, bevatten hare werken alle elementen voor beide en in de meest ongedwongen orde. Het dorre en stijve eener handleiding is dezen werken vreemd. En toch onderrichten zij ons over alle punten beter en treffender, dan de meeste handleidingen, zelfs nu zij haar den weg wees, vermogen.

Dit meesterschap is de vrucht harer groote ervaring. Geen Heilige wellicht was, als zij, trouw in de kleine dingen van het dagelijksche leven. Haar belofte, altijd te doen, wat zij het volmaaktste achtte, doet naar het woord van haar grooten vereerder, den H. Alphonsus, zelfs de edelmoedigste zielen huiveren en verstomd staan. Geen Heilige wellicht ook leefde, als zij, in de bijna voortdurende erkende en geziene tegenwoordigheid Gods. Was het wonder, dat zij den Weg der Volmaaktheid wist te beschrijven en tevens in het Kasteel der Ziel de onderscheiden trappen van vereeniging met God? Dit meesterschap maakte het haar mogelijk, over zoo verheven onderwerpen zoo eenvoudig te spreken. De stijl der H. Teresia is niet gepolijst, herzien en nog eens herzien om den juisten klank te vinden en den waren toon met de bedoeling, letterkundig iets schoons voort te brengen. Het tegendeel is waar. Zij heeft niet kunnen vermoeden, dat haar werken eens de roem zouden zijn van de Spaansche letterkunde. Zoo eenvoudig mogelijk, alsof zij met u zit te praten, spreekt zij u toe in hare geschriften. Maar het is juist dat ongekunstelde, ware, oprechte, warme en levende, dat hare werken zoo schoon maakt. Alle gezochtheid is haar vreemd. Dit neemt niet weg, dat zij de heerlijkste beelden weet te gebruiken, soms in verheven dichterlijke ontboezemingen haar gevoel uitstort, doch ook daar blijft zij ongekunsteld.

De H. Teresia heeft ons vele geschriften nagelaten. Zij schreef ze bij verschillende gelegenheden, zonder [133] [134]dat zij te zamen als één geheel bedoeld zijn. Ik noemde reeds den Weg der Volmaaktheid en het Kasteel der Ziel, op het gebied van de mystiek en ascese hare hoofdwerken. Niet minder voornaam echter zijn de in opzet meer geschiedkundige boeken van haar Leven en van haar Kloosterstichtingen. Het Boek van haar Leven is haar grootste en eerste werk. Het neemt in alle uitgaven de eerste plaats in. In de nieuwste door ons bezorgde Nederlandsche uitgave volgt daarop het Boek der Kloosterstichtingen. Eindigt het Leven met het verhaal van de Stichting van het eerste Klooster harer Hervorming, in het Boek der Kloosterstichtingen zet zij het verhaal dier stichtingen voort. In beide boeken onderbreekt zij van tijd tot tijd haar verhaal om op de geheimzinnig duistere paden der Mystiek haar zusters voor te lichten.

In het derde deel der nieuwe uitgave worden de Weg der Volmaaktheid en het Kasteel der Ziel opgenomen.

Dan volgen de drie deelen met ruim 450 Brieven, waarna in het zevende deel nog eenige kleinere geschriften hun plaats vinden naast een overzicht over het leven en de werken der Heilige en een register op de zeven deelen.

Het eerste deel is thans verschenen: het Boek van haar Leven. Het tweede deel verschijnt binnen eenige weken. De andere deelen zullen al zeer spoedig volgen.

Moge het woord der Serafijnsche Maagd van Avila, over geheel de wereld steeds zoo gretig aanhoord, ook in Nederland overvloedige vruchten oogsten.

Wij geven hierbij een nieuwe beeltenis der Heilige. Zij is zoo getrouw mogelijk, wijl zij werd vervaardigd naar een wasafdruk van haar gelaat, na haar dood, dus op zeven-en-zestigjarigen leeftijd genomen en nog heden te Bésançon bewaard. De groote overeenkomst met het nog steeds onverteerde lichaam der Heilige waarborgt de echtheid van den afdruk. In het verschenen eerste deel der werken is de beeltenis in kleuren opgenomen.

Nog wordt in dit deel en ook hier een plaatsje ingeruimd aan een afbeelding van de eerste bladzijde van het Boek van haar Leven, gelijk het door de Heilige werd geschreven en nog heden wordt bewaard in het Escuriaal, de koninklijk bibliotheek van Spanje. Het blad is op ongeveer de helft verkleind.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. VII, October 1918, p. 129-134.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2021