De Internationale Bidweek

1934

Radio speech

 

De Internationale Bidweek

III. De blijde hoop op Hereeniging onder de hulp van de Moeder van Altijddurenden Bijstand[1]

Hooggeachte Luisteraars, met mij vrienden van het werk der Hereeniging. Ik verheug mij in uw belangstelling, ik hoop en vertrouw, dat uw getal groot, zeer groot zal zijn, want het zoo uitgebreide, het zoo moeilijke, het naar menschelijke schatting haast onmogelijke werk der Hereeniging moet vele, zeer vele vrienden, echte belangstellende vrienden hebben. Gelukkig hun aantal neemt steeds toe, zoowel bij Katholieken als bij niet-Katholieken. Over heel de wereld gaat een verlangen naar meer eenheid op velerlei gebied, maar dan toch wel zeer bijzonder naar meer eenheid onder de millioenen, die den naam van Christenen dragen, gelooven in Christus[’] zending, prijs er op stellen, hun leven naar het Zijne in te richten en toch in talloos vele gezindten zijn uiteengevallen, hier en daar zelfs min of meer vijandig tegenover elkander staan.

Naar schatting in ronde cijfers mag men zeggen, dat in het Oosten 160 millioen, in het Westen 240 millioen, dat is te zamen 400 millioen den naam van Christenen dragen en niet behooren tot de Katholieke Kerk, die, de grootste eenheid alleen ongeveer 400 millioen leden telt.

Wij verheugen ons over onze eenheid, maar zien toch met groote droefheid, dat zoo groote getalen zich van de kerk van Rome los scheurden, of liever door allerlei omstandigheden, niet het minst vooroordeelen van haar werden afgescheurd, terwijl zij in hun hart bijna alle gesteltenissen bezitten om hen in die eenheid te doen deelen en daardoor groote genade deelachtig te maken.

En wij vragen ons af, vooral in deze week: Moet dat en zal dat zoo blijven. Waarom staan die 400 millioen nog steeds buiten de Kerk. Staan zij er zoo ver buiten, als het schijnt. Is er niet meer eenheid dan men meenen zou. Is niet de drang naar hereeniging een bewijs, dat er nog meer eenheid is, dan men denkt, dat men zich in den grond toch nog een gevoelt en wil, dat wat in den grond toch een is, ook naar buiten tot een nieuwe eenheid groeie, zich vereenigt in een schaapstal onder de leiding van een Herder, gelijk Christus bad en voorspelde in het laatste Avondmaal: “Dat allen één zijn”[2], en “Het zal worden een schaapstal en een Herder.”[3]

Ik herinner mij hier een woord van Prof. Dr. Aalders, Hoogleeraar te Groningen, die zulk een groot aandeel had in de pogingen tot meer eenheid onder de Christenen van allerlei gezindte [2] en Nederland vertegenwoordigde op de groote internationale Congressen tot Hereeniging. Naar aanleiding van de groote beroemde samenkomst te Lausanne in 1927 schreef hij in de Stemmen des Tijds:

“Ook al is Lausanne niet daar om aan alle moeilijkheden een einde te maken, de roep naar eenheid die daar is aangeheven, moet als een gewetenskreet worden verstaan. Zooals het is met de gedeeldheid en verdeeldheid der Kerken is het niet goed, noch naar binnen noch naar buiten … Daarom is reeds het verlangen naar eenheid van zooveel belang … Het zoeken naar eenheid bewijst inderdaad het bestaan der eenheid, zoo niet als bezit, dan toch als waarde.
Zooals het is, is het niet goed.”

Dat besef dringt steeds verder door.

Het is de eerste stap tot beter doen, tot nieuwe vereeniging.

En daarom wanhopen wij niet, al zijn de groote internationale bijeenkomsten samengeroepen en gehouden om tot Hereeniging te komen weinig meer geweest dan een uiting van het verlangen naar eenheid, waarbij men even verdeeld weer is uiteengegaan.

Neen, vooral niet, nu op initiatief van een niet Katholiek, een Anglicaansch geestelijke de millioenen Christenen, Katholiek en niet Katholiek, allen, die den naam van Christenen dragen zijn opgeroepen en gehoor geven aan den oproep, een week van het jaar tot een internationale bidweek te stempelen en allen samen te bidden het gebed van Christus: Dat allen een zijn. Dat gebed zal zijn verhooring niet missen.

Ik ben blij, op dezen dag, ter gelegenheid van de internationale bidweek, een enkel woord te mogen zeggen over mijn hoop op Hereeniging, over de mooie vergezichten, over de blijde verwachting, dat ons Apostolaat der Hereeniging een rijke oogst mag binnenhalen niet om ons planten en zaaien, niet om de besproeing der velden door den dauw van ons aller gebed, maar omdat Onze Lieve Heer dit alles ziende er wasdom aan wil geven. De beweging groeit. Zienderoogen stijgt het aantal der vrienden van de Hereeniging. Wij worden met blijde hoop vervuld, dat de dag niet verre is, of allen, die den naam van Christenen dragen zijn zich bewust, dat zij boven alles te waken en te bidden hebben, elk op zijne wijze, om den grooten schat der eenheid. De K.R.O. heeft aan het Apostolaat der Hereeniging ter gelegenheid dezer bidweek drie gelegenheden gegeven om daarover een enkel woord te zeggen. Pater van Wijnhoven heeft U gesproken over de schoonheid van de eenheid in de oude Kerk, hoe er een tijd was, dat men nauwelijks aan scheuring en scheiding dacht, dat onder de schutse en moederlijke leiding van de Hodigitria de Lieve Vrouwe als Leidsvrouwe van de menschheid op den levensweg allen een bleven en zich een gevoelden en steeds meer van Oost en West tot die eenheid toetraden, door Maria naar de Kribbe en het kruis geleid. [3]

Pastoor Schiphorst heeft Zondag een ander beeld onzer Moeder doen zien, de Strasdnaia, de weenende Moeder, de Moeder van Smarten, schreiend om de scheuring van zoovelen harer kinderen van de volle vereeniging met haar Goddelijken Zoon. Wij schreien met haar, maar onze droefheid zal in vreugde veranderen. Laat ik U op dezen derden dag nog een derde beeld onzer Moeder doen zien, een beeld, dat moed en vertrouwen geeft, dat ons sterk maakt in den moeilijken strijd voor Hereeniging. In het Oosten zoowel als in het Westen kennen wij Maria als de Moeder van Altijddurenden Bijstand, onder een afbeelding van het Oosten naar het Westen gebracht, in byzantijnschen stijl geschilderd, maar verstaan, vereerd en bemind door al haar kinderen in het Westen.

Onder haar schutse voelen we ons sterk. Onder haar bescherming – daaronder is door de Pausen het Apostolaat der Hereeniging gesteld – komen wij, waar wij hopen te komen. Wij weten nu eenmaal, dat wij werken moeten voor de uitbreiding van het Godsrijk, dat God dat van ons eischt en Hij daaraan zijn zegen, zijn genade verbindt en in het bijzonder door de bemiddeling van Haar door wie Hij tot de menschen heeft willen komen.

 


  1. Radio speech, K.R.O. radio, 23 January 1934 (11.30 a.m.). Typescript (NCI OP94-10), first 2 pages typed, third page handwritten.
  2. See: John 17:21.
  3. See: John 10:16.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2021