De Zalige Ludovicus Morbioli

1939

Article

 

De Zalige Ludovicus Morbioli

[1]

Een der eerstelingen, een der gloriën van de Derde Orde van Carmel.

Allernauwst zijn zijn laatste levensjaren met de Orde verbonden geweest, zoodat hij, ofschoon buiten het klooster levend, voor de Orde een toonbeeld is geworden in de beoefening vooral van het beschouwend gebed en het meest innig verkeer met God, het ideaal der Orde.

Zijn jeugd tot ver in den mannelijken leeftijd was losbandig.

Hij was een ergernis voor de goedgezinden in de stad Bologna, waar hij omstreeks 1425 schijnt geboren te zijn, waar hij in elk geval later leefde in den echt verbonden met Lucia di Giovanni Tura, gelijk hij zelf van adellijken bloede. Zelfs toen de stad in 1457 ernstig door pest en aardbeving werd geteisterd en vele lichtzinnigen zich bekeerden, volhardde hij in zijn ergerlijk gedrag. Er was slechts één lichtpunt: van zijn vrome opvoeding had hij de godsvrucht tot Maria bewaard. Hij getuigt dit zelf in een brief omstreeks of in 1462 geschreven. Dit was het tijdstip zijner bekeering. Zij voltrok zich in het klooster der Reguliere Kanunniken van Sint Salvator te Venetië, waarheen hij was gevlucht om aan zijn schuldeischers te ontkomen.

Een ernstige ziekte bracht hem in het aangezicht van den dood en bracht hem eindelijk tot inkeer. Zijn godsvrucht tot Maria deed hem tot haar zijn toevlucht nemen. Genezen naar ziel en lichaam kon hij kort daarop Venetië weer verlaten om als een ander mensch naar Bologna terug te keeren en er openlijk de gegeven ergernis te herstellen.

Zijn liefde tot Maria deed hem zich aansluiten bij hare Orde, maar hij achtte zich niet waardig in het klooster te worden opgenomen en onderhield naar vermogen haar Regel in de wereld. Enkele jaren geleden had de Prior Generaal der Orde de Zalige Joannes Soreth van Paus Nicolaas IV de goedkeuring ontvangen van het Instituut der Derde Orde van Onze Lieve Vrouw van den Berg Carmel. Morbioli werd er de heldhaftige belever van. Blootsvoets, naar het voorbeeld van den Profeet Elias en van Onzen Lieven Heer zelf tevreden met de schamelste kleeding, bedelde hij zijn brood om van het geld, dat hij vaak overhield, kaarsen te koopen om te branden voor het Allerheiligste. Uren stond hij zelf als een levende vlam voor het Tabernakel. Met goedkeuring van zijn echtgenoote leefde hij als een kluizenaar in een allerkleinst kamertje in de strengste boete en onthouding. Soms drong zijn brandende liefde hem de straat op om ook anderen tot boete en gebed op te wekken. Op dag en uur door hem maanden te voren voorspeld, stierf hij, waarschijnlijk in 1477 na 15 jaren van innige bekeering, door heel de stad als een heilige vereerd, 52 jaar oud op 9 November.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. XXVIII, Nov. 1939, p. 154.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022