Een kruisridder in kloosterhabijt

1920

Article

 

Een Kruisridder in Kloosterhabijt

Door P. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm., Oss. [1]

 

In armoede was hij geboren, in een dorpje in het Zuiden van Frankrijk, Lebriel genaamd, in de Parochie Salles, in het Bisdom Périgueux.

Het kloosterkleed deed hem niet schitteren.

De titels zijner wetenschap, te Parijs met lof verworven, hield hij bescheiden verborgen.

Slechts wie hem van nabij kende, was vol eerbied voor zijn edelen inborst, zijn hooge ontwikkeling, zijn scherpe geest, zijn heiligheid.

Zijn Ordebroeders kozen hem, nog jeugdig, tot een der hoogste ambten der Orde en wezen hem aan tot den behartiger hunner belangen bij het Pauselijk Hof.

En steeds hooger klom de vereering voor den uiterlijk zoo weinig imponeerenden kloosterling. Spoedig droeg zelfs de Paus hem de gewichtigste zendingen op.

Om aan zijn persoon meer gezag te schenken, verhief de Paus hem tot de bisschoppelijke waardigheid, later zelfs tot die van Patriarch van Constantinopel en Pauselijk Legaat voor het Oosten.

Wij weten niet, waar wij hem meer bewondering schuldig zijn, als hij in zijn armoedige cel een werk schrijft over de Onbevlekte Ontvangenis of andere theologische werken, of na de studie uren doorbrengt in het gebed, bij voorkeur voor een beeld van Maria, dan wel, als hij met het kruis der Patriarchen in de hand, het kruis van den kruistocht gespeld op zijn overeenkomstig de gebruiken der Orde witten bisschopsmantel, met de woorden “God wil het” op de lippen, vorst en volk voorgaat in den strijd rondom Alexandrië en het zegevierend Christenleger de veroverde veste binnenleidt.

Onbeschut, slechts gewapend met het kruis, bleef hij er ongedeerd. Maar toch eert men hem als Martelaar, omdat hij voor het Geloof het doodsgevaar trotseerde. Hij stierf eenige maanden later, in 1366 op het eiland Cyprus in het klooster, dat de Orde destijds nog te Famagusta had.

In de Orde van Carmel neemt hij een plaats in naast den H. Simon Stock, wien Maria in het Scapulier het onderpand harer bijzondere bescherming schonk. Aan den H. Petrus Thomas toch gaf zij in den Pinksternacht van 1351 in een visioen de verzekering, dat de Orde van Carmel tot het einde der eeuwen zou voortbestaan. Een koord zonder einde of een ring, om het wapen der Orde geplaatst, duidt op deze heerlijke belofte van Maria.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. VIII, Januari 1920, p. 207.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022