Een Maria-banier

1921

Article

 

Een Maria-banier

Door P. Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm. Oss.[1]

 

Zijn vele steden en staten Maria toegewijd, moeilijk zal een land of een gewest zijn aan te wijzen, waar de toewijding zoo sterk in het openbare leven werd doorgevoerd als in Hongarije.

Deze toewijding dagteekent reeds van zijn eersten koning, den H. Stephanus, tevens den Apostel van dit Koninkrijk.

De godsvrucht tot Maria was een kenmerkende eigenschap van den Apostolischen Koning en openlijk wijdde hij zijn volk, nauwelijks uit het heidendom tot het Katholiek Geloof bekeerd, toe aan de Koningin des Hemels, die hij ook de Koningin, de Heerscheres en Patrones van het land noemde. Het feest van Maria’s Kroning in den Hemel gold voor het kroningsfeest der dynastie en werd met den grootsten luister gevierd. Op de munten, die in andere landen de beeltenis des vorsten dragen, deed hij de beeltenis slaan van Maria. De koninklijke gebouwen, en al wat het koninklijk huis toebehoorde, droeg als koninklijk wapen Maria’s beeltenis.

In den strijd met keizer Koenraad stelde hij zich en zijn rijk onder Maria’s bescherming en de aftocht der keizerlijke legers schreef hij toe aan hare voorspraak en tusschenkomst. Dankbaar voor de zegeningen, door Maria’s voorspraak verkregen, volgden zijn opvolgers dit schitterend voorbeeld.

Was de H. Stephanus reeds begonnen met den bouw van een heerlijk Mariaheiligdom in Stuhl-Weissenburg, de oude hoofdstad des lands, door de gunst zijner opvolgers en den vromen zin der bevolking verrezen alom in den lande heiligdommen, [33] Maria ter eere en overal huldigde men haar als de bijzondere Patronesse. Een afzonderlijke vermelding onder zijn opvolgers verdienen koning Ovo, gestorven in 1041, die aan de prachtige hoofdkerk ter eere van Maria een klooster van Benedictijnen verbond om haar eeredienst zoo schitterend mogelijk te doen plaats hebben; verder koning Andreas, gestorven in 1059, die alles, wat de groote Maria-vereerder, de H. Gerardus, hem ter vereering van Maria voorstelde, met de grootste vrijgevigheid tot stand gebracht; niet minder ook het vrome broederpaar Geysa en de H. Ladislaus, overleden in 1077 en 1095, die niet slechts nieuwe heiligdommen ter eere van de Patrones des lands deden verrijzen, maar door tal van schenkingen en bepalingen haar vereering bevorderden. De H. Ladislaus, die overleed zonder kinderen na te laten, gaf bovendien op zeer bijzondere wijze uiting aan de toewijding van het land aan Maria, door haar openlijk te huldigen als de wettige erfgename der kroon en in een gouden gedenkpenning te eener zijde Maria af te beelden, op den koninklijken troon gezeten, aan den anderen kant zijn eigen beeltenis, staande, als een vazal der H. Maagd.

Als in 1363 koning Lodewijk een ongelijken strijd heeft te voeren tegen de Turken, zien wij den vromen Maria-vereerder zich wenden tot haar en van Maria haar eigen beeltenis ontvangen en een bijna onbloedige overwinning behalen op de overmachtige Turksche legers.

Zoo zouden we kunnen voortgaan, doch het hier gezegde doet duidelijk zien, welke rechten Maria als Beschermster en Patrones op het Katholieke Hongarije kan doen gelden en hoe de nieuwe Katholieke rijksregeering geheel handelde in den geest van het oude Hongaarsche volk, toen zij na de afscheuring en verminking [34] van het rijk in de tegenwoordige kritieke tijdsomstandigheden weder een beroep deed op de H. Landsvrouwe, die reeds zoo dikwijls het land had gered.

Openlijk proclameerde zij weder Maria tot Patrones van het Hongaarsche rijk en het was een daad, die de harten van alle Katholieke Hongaren omhoog hief, toen de President van den Eenheidsbond, Ferdinand von Urmanczy, de nieuwe rijksbanier verhief en daarop de beeltenis deed zien van de Moeder Gods als Patrones des lands.

De voorzijde van de banier vertoont Maria met het Kindje Jezus op den linkerarm, in een krans van licht en gedragen door de wolken, terwijl rondom haar de bede wordt uitgesproken: “Heilige Moeder Maria, Patrones van ons land, vergeet het arme Hongarije niet.” Op de banier zien wij verder het Apostolisch Kruis, dat de koningen van Hongarije voor zich uit mogen doen dragen, terwijl rondom de wapens staan van 36 van de 72 vroegere Hongaarsche gewesten. Aan de achterzijde dragen twee Engelen het landswapen, gedekt door de kroon van St. Stephanus en neergelegd op de landkaart van het oude Hongarije, met de woorden: “Zoo was het” en “Zoo moet het worden.” Om den rand zijn de wapens der andere 36 gewesten aangebracht.

Zoo heeft dan Hongarije weder de banier van Maria ontplooid. Het heeft echter nog meer willen doen om Maria te eeren.

Niet slechts in de rijksbanier heeft het Maria als Patrones des lands gehuldigd, het heeft thans ook postzegels uitgegeven met haar beeltenis.

Hierin ging reeds Beieren voor, dat sinds eenigen tijd postzegels heeft van 1 Mark met de afbeelding der Moeder Gods onder den titel “Patrona Bavariae”, “Patrones van Beieren”.

Hongarije heeft thans de postzegels 50 en 100 Kronen met Maria’s beeltenis versierd. Met de afbeelding dezer zegels sluiten wij dit kort artikel, onder uitspreking van de bede, dat Maria’s voorspraak en tusschenkomst het treurende Hongarije doe herleven en onder de regeering van zijn wettigen Koning uit het Habsburgsche huis, steeds Maria zoo trouw, een tijdperk van nieuwen bloei moge doen tegemoet gaan.

 


  1. Published in: Carmelrozen, Vol. X, June 1921, p. 32-34.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022