Godsdienstige genootschappen van naastenliefde

1937

Encyclopedic entry

 

Godsdienstige genootschappen van naastenliefde

[1]

Godsdienstige genootschappen van naastenliefde. Van het begin der Kerk af heeft de naastenliefde niet slechts gegolden als een eerste plicht der afzonderlijke Christenen, maar heeft deze plicht de Christenen ook doen samenwerken en in genootschappen, vereenigingen, broederschappen, orden en congregaties vereenigd. Dit is allerminst als een substitutie te beschouwen, welke den plicht der enkelingen zou verlichten of verminderen, integendeel als een aanwijzing, dat deze, hoe hoog ook opgevoerd en hoe volmaakt ook volbracht, nog een hoogere bekroning vraagt in de beoefening in gemeenschap. Het is natuurlijk niet mogelijk, ook maar schematisch de vele vormen aan te geven, waarin op deze wijze de n. in de Kerk beoefend wordt en werd; het zij voldoende, er op te wijzen, hoe naast religieuze orden en congregaties met bijzondere beloften tot beoefening van de n., hetzij in het algemeen, hetzij in bepaalde vormen (als verpleging van zieken en [227] hulpbehoevenden, onderwijs aan onvermogenden of onvolwaardigen, vrijkooping van slaven, bezoek en troost en reclassering van gevangenen, opname van verlatenen, kleeding en onderstand van behoeftigen, redding van drankzuchtigen, bescherming van meisjes, enz.), eveneens tallooze vrije leeken-vereenigingen en genootschappen, broederschappen en verbonden bestaan ter leniging van nooden van den evenmensch en deze in telkens nieuwe vormen in de Kerk ontstaan. Zij blijven de eerste glorie der Kerk en doen haar ook in de missielanden kennen als geleid door en gericht op God, wiens wezen liefde is en die de liefde aan de menschen gaf als eersten en hoogsten plicht.

Brandsma

 


  1. Published in: De Katholieke Encyclopaedie, Vol. XVIII., c. 226-227, as part of the lemma ‘naastenliefde’. The NCI preserves the typescript.

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022