Het einde van den Vrijdag

1917

Article

 

Het einde van den Vrijdag

Door Pater Dr. Titus Brandsma, Ord. Carm. Oss.[1]

Reeds spraken wij in ons Maandschrift een enkele maal over den beroemden dichter onzer Orde, den Z. Baptista Mantuanus, wiens latijnsche verzen die van Virgilius evenaren en hem den naam verwierven van Christen-Virgilius. Wel overdreef Erasmus, toen hij schreef: “Liever een half vers van Mantuanus dan hoeveel ook van Virgilius”, doch zeker is het, dat velen hem, zoo niet boven, dan toch op één lijn stelden met den hei- [277] denschen dichter van Mantua. De bekende Zwitser Hendrik Bullinger deelt ons mede, dat gedurende zijn verblijf aan de latijnsche school te Emmerik van 1516 – 19 de gedichten van Mantuanus werden voorgelezen. Donesmundi verhaalt in zijn geschiedenis van Mantua, dat in Spanje op de gymnasia Virgilius voor Mantuanus wijken moest.

Bleek uit die verzen zijn liefde voor de kunst en zijn meesterschap in haar beoefening, hij diende de kunst ook nog op andere wijze. Gelijk Donesmundi ons verhaalt, was hij een niet minder begaafd schilder, innig bevriend met den beroemden Mantegna. Ook de kunsthistoricus Carlo d’Arco, die in 1857 – 59 een werk uitgaf over de kunstwerken en kunstenaars van Mantua roemt zijn gaven als schilder.

Het mag ons niet verwonderen, dat, waar zijn gedichten zoo diepe godsvrucht ademen, ook zijn schilderijen met dien innig vromen geest zijn bezield. Kind van de Orde van Maria, leidde hem zijn verbeelding langs de wegen, door de Moeder bewandeld, deed zijn liefde tot de Moeder des Heeren hem in het bijzonder haar leed en smarten schetsen, niet slechts in woorden, maar ook in beeld.

Wij geven hierbij een afbeelding van zijn schilderstuk: “De Graflegging des Heeren”, volgens de teekening van Carlo d’Arco. Als bijschrift bij de afbeelding meenen wij niet beter te kunnen doen dan de woorden weer te geven, welke zijn dichterziel hem ingaf bij de gedachte aan de graflegging van zijn Lieven Heer.

In zijn boek over de kerkelijke feesten des jaars, gekomen aan den goeden Vrijdag, zingt hij:

De Vrijdag ontplooit de banieren des Kruises,

ontrukt ten slotte het geheel bebloede Lichaam aan ons oog;

tranen doet hij opwellen uit onze bedroefde harten.

Zoover dus wilde de liefde zich uitstrekken,

de vurige en brandende liefde van God tot het sterfelijk menschengeslacht.

De Vrijdag, hij doet in onze ooren klinken:

het schreien der treurende vrouwen,

het geween ook der Moeder.

Vreeselijke wonden zal hij slaan,

de leerlingen zal hij doen vluchten,

rouw brengen over het huis van Christus.

Judas verhangt zich.

Dan komt Nicodemus, de vrome:

door Jozef geholpen wascht en zalft hij het H. Lichaam;

met een zwaren marmeren steen sluit hij het graf.

 


  1. Published in: Carmelrozen Vol. V, April 1917, p. 276-277.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022