Het Heilig Bloed te Boxmeer en de Boxmeersche Vaart

1940

Radio speech

 

Het Heilig Bloed te Boxmeer en de Boxmeersche Vaart

[1]

Boxmeer komt over enkele dagen weer in het middelpunt van de aandacht van zeer veel personen, vooral in de omgeving, in het land van Cuyk, Oost-Brabant, Noord-Limburg en het Zuiden van Gelderland. Vroeger kon men daartoe ook nog een groot deel van het Rijnland rekenen, maar de gesloten grenzen beletten, vandaar uit nu naar Boxmeer te gaan.

Boxmeer is een oud voornaam dorp in het Noord-Oosten van Brabant, niet het minste onder de dorpen daar, een soort middelpunt van een vrij uitgestrekte streek, waar de bussen uit allerlei richting samenkomen en wisselen en daarom ook alle treinen stoppen. Het is een fleurig, welvarend dorp met een oude glorieuze traditie. In vroeger eeuwen was het een zelfstandige vrijheerlijkheid . Op het oude kasteel, beschermd door breede grachten en een lange brug woonde de graaf van Boxmeer, heer van Berg, van welk geslacht meer dan één een belangrijke rol heeft gespeeld in de geschiedenis van ons vaderland. Het kasteel ligt er nog altijd tusschen zijn grachten en achter zijn brug, maar het heeft een geheel andere bestemming gekregen. Thans is er het Moederhuis gevestigd van de Zusters van Barmhartigheid en van de Christelijke Scholen, die door haar ziekenhuizen en scholen in Nederland en in onze Indiën de roem van Boxmeer nog verder over de wereld dragen dan de grafelijke bewoners van weleer.

In het midden van het dorp staat de oude kerk, die nog uit de vroege middeleeuwen dagteekent, later aanzienlijk vergroot. Zij is meer dan de parochiekerk van het dorp. Zij is het heiligdom, dat Boxmeer in verren omtrek heeft gestempeld tot een bedevaartsplaats, waar[2] jaarlijks tienduizenden heentrekken om aan hun godsvrucht te voldoen. Die godsvrucht is reeds meer dan vijf eeuwen oud. De Hervorming heeft haar niet onderdrukt, integendeel. Juist in den tijd der Hervorming is de beteekenis van Boxmeer gestegen. Te midden der Generaliteitslanden, waar de uitoefening van den Katholieken Godsdienst werd onderdrukt, was Boxmeer een vrijheerlijkheid, waar men nog vrij aan zijn godsvrucht kon voldoen, waarheen men in grooten getale kwam om te biechten en de Sacramenten te ontvangen, de Bisschoppen kwamen om te vormen, de zielzorg een middelpunt en uitgangspunt vond. Dit leidde er toe, dat de graaf van Boxmeer in overleg met den Pastoor Dr. Peelen in 1653 de kerk toevertrouwde aan een Orde, de Carmelieten naar Boxmeer riep om er niet slechts ter plaatse, maar in verren omtrek in de zielzorg te voorzien, er een Latijnsche school [2] te stichten, waarheen de Katholieken van Holland en Brabant hun kinderen konden sturen; al kort daarna kwam er[3] ook een klooster van beschouwende Carmelitessen[4] om Gods zegen over al dat werk af te smeeken. Nog staat naast de kerk het oude klooster van den Carmel, met de kerk verbonden door een boog van buitengewoon mooie architectuur. Dicht bij het station ziet men het nog altijd bloeiende Carmelitessenklooster “Elzendael”, dat zelfs ter plaatse aan een tweede Carmelitessenklooster “Sint-Jozef” het aanzijn gaf. Een vijfde klooster van de Zusters van het Gezelschap Jezus, Maria, Jozef stempelt met de andere Boxmeer wel tot een echt dorp van kloosters, die er het godsdienstig leven voeden en prikkelen. Op een der pleintjes van het dorp staat misschien het mooiste Heilig-Hartmonument van Nederland, bij dag in de bloemen, bij nacht in het licht.

Is Boxmeer zoo een voor de Katholieken gezocht en bevoorrecht plekje, de roem er van ligt in een bijzonder kostbaar bezit van de oude Parochie-kerk, thans tevens kloosterkerk der Paters Carmelieten. In een rijke zijkapel, prachtig van stemming, wordt in het tabernakel van een forsch gebeeldhouwd altaar een zeer merkwaardige en uiterst kostbare relikwie bewaard. Hierop wilde ik uw aandacht vestigen. Ze is bekend, heel bekend zelfs. En toch ook weer niet genoeg bekend. Kent U haar geschiedenis? Voor wie haar niet kennen kan ik op grond van allerlei documenten en de eerbiedwaardigste traditie mededeelen, dat in 1400, dus meer dan 500 jaar geleden, een priester onder het opdragen der H. Mis na de consecratie van den wijn een oogenblik twijfelde, of onder de gedaante van wijn nu het H. Bloed des Heeren tegenwoordig was. Opeens verandert voor hem de gedaante van wijn in die van bloed, dat in den kelk opbruist en over den rand van den kelk zelfs op het altaarlinnen, den corporaal, vloeit. Ontzet door dit wonder komt de priester onmiddellijk tot inkeer. En nu neemt de gedaante van bloed in den kelk weer de gedaante aan van wijn. Maar het H. Bloed, op den corporaal gevloeid, behoudt zijn gedaante. Aan den voet van den kelk is het samengevloeid en gestold ter grootte van een muskaatnoot. En dit H. Bloed op dien corporaal bewaart nog altijd de kerk te Boxmeer. De corporaal is opgevouwen en in een glazen cylinder gesloten, deze weder in een prachtig bewerkten zilveren houder geplaatst. In het tabernakel staat deze houder weder in een rijk verguld zilveren schrijn[5], dat nog dagteekent uit het jaar 1482, terwijl bij grootere plechtigheden [3] de eerbiedwaardige relikwie ter vereering wordt uitgesteld in een groote kostbare uitstalkast van gedreven zilver, dan vóór de kapel geplaatst onder een grooten troon. Deze uitstelling geschiedt elk jaar op het feest van het H. Sacrament, den Sacramentsdag en duurt voort gedurende de geheele week van den Zondag na Sacramentsdag tot den daaraanvolgenden Zondag. Die week is de Bedevaartsweek, de week van de vereering der Relikwie door duizenden en duizenden, het is de Boxmeersche Vaart.

Zaterdagmiddag twee[6] uur beginnen in den kantigen toren de klokken te beieren – waarom doen onze Roomsche kerken dat niet meer –. Het is een jubel in het dorp, dat geheel versierd is. Alle gevels zijn bevlagd. De straten staan vol eerebogen. Op verschillende punten zijn nog bijzondere versieringen aangebracht. In den open tuin rondom de kerk zijn een groot aantal doeken opgehangen, die de geheele geschiedenis van het wonder, van de Relikwie en haar geschiedenis uitbeelden. Op een terrein even achter de kerk is onder prachtige hooge boomen een altaar opgesteld om de duizenden pelgrims in de gelegenheid te stellen, de dagelijks opgedragen plechtige Heilige Missen bij te wonen en de feestpredikatie te volgen. De kerk is te klein.

De glorie van de Vaartweek zijn echter de groote Processies. Te Boxmeer vroeger, gelijk ik zeide, een vrijheerlijkheid, is het trekken dier Processies nooit onderbroken. Op grond van de oude rechten is het er ook thans nog geoorloofd. En te Boxmeer is aan die Processies juist om de godsvrucht tot het H. Bloed heel bijzondere aandacht geschonken, zoodat de Boxmeersche Processies wel tot de schoonste behooren, die in het land gehouden worden. Als ik van Processies te Boxmeer spreek, bedoel ik niet de Processies, die van tal van andere plaatsen naar Boxmeer komen uit Oost- en West-Brabant, uit Limburg, uit Gelderland, uit Overijssel, vroeger ook uit Utrecht en Holland, maar de Processies in de plaats zelf vooral op Sacramentsdag en gedurende de Vaartweek op den eersten Zondag na de Hoogmis, op den Dinsdag[7] en den laatsten Zondag[8] tot sluiting van de Vaart. Het zijn Sacramentsprocessies en de groep met het Allerheiligste is er het hoofdmoment van, maar het heele rijke Roomsche leven spreekt er zich in uit. Een van ouds te Boxmeer vereerd beeld van Maria wordt er in rijke statie meegedragen. Maar een heel bijzonder moment van de Processie is de Relikwie van het H. Bloed in de zilveren uitstalkast op de schouders van vier priesters[9] onmiddellijk voor het Allerheiligste gedragen, omstuwd door [4] de mannen van het H. Bloedsgilde, dat al vijf eeuwen de wacht rondom dit kostbaar Pand betrekt. In hun markante[10] uniformen voorafgegaan door het prachtige gilde-vendel vormen deze mannen een sprekende groep in de Omdracht. Op het “Zand” is onder loofrijke boomen een hoog rustaltaar opgericht. Hier komt alles samen en krijgt de Processie een waarlijk imposante apotheose. Muziek en zang, koper en geoefende stemmen scheppen er een sfeer van jubel en geestdrift. Iedereen vindt het elk jaar weer mooi. Langs den weg staan dan duizenden. Het is echt feest in Boxmeer. Zoo’n dag doet elk Roomsch hart goed. Nog te meer, omdat, als de Processie weer is binnengetrokken, er gedurende den dag tijd is voor een stille godvruchtige vereering van de Relikwie, die men komt kussen en beschouwen[11]. Zij blijft de geheele Week uitgesteld en het H. Bloed is er duidelijk op te zien. Velen komen in den loop van den dag naar de kerk om er stil te bidden tot God, die het vertrouwen van velen dikwijls op zeer bijzondere wijze heeft beloond. Talrijk zijn reeds vanaf de vijftiende eeuw de meest merkwaardige gebedsverhooringen, waarvan niet weinigen telken jare weder verslag komen brengen of schrijven aan het klooster.

Zondagsmiddags bij de sluiting van de Vaart beieren weer de klokken ze uit. Ze houden het einde in een blijde stemming, een stemming van vreugde en dankbaarheid.

De Boxmeersche Vaart staat weer voor de deur. 23 Mei is het Sacramentsdag en trekt de eerste groote Processie. Zaterdag 25 Mei zet des middags de Vaartweek in tot en met Zondag 2 Juni.

Laat wie er niet heen kan gaan, zich in den geest er mee vereenigen om God te eeren en te aanbidden in zijn H. Sacrament en zijn wonderen te gedenken.

Prof. Dr. Titus Brandsma, O.Carm.

 


  1. Typescript, 4 pages, NCI TBA OP91.039. On the first page is written ‘K.R.O. Mei 1940.’ Corrections are made in the typescript. We present the handwritten corrections in italics.
  2. ‘waarheen’ is changed to ‘waar’.
  3. ‘en spoedig’ is crossed out.
  4. ‘te stichten’ is crossed out.
  5. ‘schrijntje’ is changed to ‘schrijn’
  6. ‘drie’ is crossed out.
  7. ‘na de H. Mis’ is crossed out.
  8. ‘des middags na het Lof’.
  9. ‘in roode dalmatieken’ is crossed out.
  10. ‘kleurrijke’ is crossed out.
  11. ‘bezien’ is crossed out.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2020