Inleiding op de Vergadering van het Apostolaat der Hereeniging

1928

Opening speech

 

Inleiding op de Vergadering van het Apostolaat der Hereeniging te Nijmegen

Dinsdag 22 Mei 1928.[1]

Monseigneur, Eerevoorzitter dezer Vergadering,
Zeereerwaarde en Hooggeleerde Heeren, Dames en Heeren,

Niet zonder vreugde open ik deze vergadering. Reeds lang was er sprake van, dat te Nijmegen een vergadering als deze zou worden gehouden. Nijmegen, de stad, waar het hart der bevolking zoo warm klopt voor het apostolisch werk, waar de Priester-Missiebond werd gesticht, waar op den Katholiekendag van ruim tien jaar geleden het sein werd gegeven tot een krachtige Nederlandsche Missie-actie, de stad van den grooten Canisius en den Bisschop-Martelaar Hamer, kon niet ongevoelig blijven voor den nieuwen vorm van Apostolaat, dat zich niet op de eerste plaats richt naar de Heidenen, maar het oog heeft gewend naar de millioenen Christenen, die leven buiten de eenheid der Kerk. Bloeide in andere steden als Amsterdam, Rotterdam, Den Haag om slechts de grootste te noemen, het Apostolaat tot hereeniging dier millioenen met de Katholieke Kerk, op in rijkdom van leden en toewijding, hoe zou dan Nijmegen zich onbetuigd laten. Alleen de herinnering aan Canisius, die heel zijn leven wijdde aan die taak, moet ieder Nijmegenaar van geestdrift voor dit Apostolaat van Hereenging vervullen. Het ontbrak echter aan de gelegenheid om voor dit doel samen te komen, er gemeenschappelijk eens over te spreken, er kennis en belangstelling in breeden kring voor op te wekken. Er werd echter reeds een Studieclub gevormd, welker ledental geleidelijk groeide tot een veertigtal. Maar voor Nijmegen was dit niet genoeg en de kleine groep overwoog, hoe zij in breeder kring vrienden zoude kunnen werven voor dit mooie Apostolaat. De Heeren Pastoors der stad waren zoo welwillend toe te staan, dat in alle kerken, den eenen Zondag in de eene, den anderen in een andere, onder alle H.H. Missen over het Apostolaat werd gepreekt. Ik betuig hun hiervoor openlijk mijn dank. Het is de schoonste voorbereiding en bevestiging van hetgeen deze Vergadering nastreeft. De Heer van der Kallen stelde de laatste dagen dagelijks de Gelderlander in dienst van het Apostolaat en dank ik hem voor zijn steun en welwillendheid, niet minder dank ik degenen, die in korte artikeltjes dagelijks aandacht wisten te wekken voor het Hereenigingswerk. [2]

Een Comité kon worden gevormd, onder Eervoorzitterschap van den Hoogwaardigen Heer Deken, uit Dames en Heeren, die deze vergadering voorzitten haar luister geven en aanzien, nadat zij op verschillende wijze steun gaven aan onze actie en deze meer of minder openlijk bevorderden. Ben ik hun allen dankbaar voor hetgeen zij tot nu toe voor het werk der Hereeniging deden, van ganscher harte dank ik hen voor hun tegenwoordigheid hier op dezen avond en roep ik hun het Welkom toe. Een woord van bijzonder welkom mag ik wel toeroepen aan den Zeereerwaarden Pater van der Geest, wiens geestdrift we al kenden uit het Congres van Den Haag, maar die natuurlijk ook te Nijmegen gaarne bereid was, steun aan de actie te verleenen, nu wel niet door zijn welsprekend woord, maar door hier te komen met zijn zangers, dat wil zeggen, met een keurkoor. Hem en zijn koor bij voorbaat reeds dank en een allerhartelijkst welkom. Niet minder blijde begroet ik mijn beide Collega’s, de Professoren Pater Dr. Kors en Pater Dr. Franses. Beiden traden zij voor ons op op de eerste bijeenkomst van onze kleine studieclub. Zij zijn er de medestichters en met Prof.Dr. Mulder de erkende studieleiders van. De kostbare aanwijzingen, welke zij ons in kleinen kring reeds gaven, zeggen mij, dat zij ook hedenavond de niet gemakkelijke taak, dit Apostolaat bij U in te leiden, op dezelfde duidelijke wijze zullen vervuilen. Prof. Kors zal U spreken over het Apostolaat in zijn groote lijnen, over onzen plicht, ons daaraan niet te onttrekken, de heerlijkheid, de schoonheid, de dringende noodzakelijkheid er van ontvouwen en ik twijfel er niet aan, of het Apostolisch vuur, dat hem drong, ondanks zijn vele werkzaamheden, toch de uitnoodiging tot deze vergadering te aanvaarden, zal ook U in vuur voor dit Apostolaat ontsteken. Nadat Prof. Kors aldus den algemeenen plicht tot medewerking aan dit Apostolaat heeft doen kennen met de noodzakelijkheid, ons in de vraagstukken er van te verdiepen, zal na de Pauze Prof. Franses ons spreken over de wijze, waarop de eerste groote scheuring tusschen de Christenen tot stand kwam en ons aldus met de stukken toonen, hoe wij de millioenen afgescheiden Christenen vaak geheel verkeerd beoordeelen, hoeveel er is, dat hen ondanks alle scheiding met ons verbonden houdt, omdat allerlei omstandigheden tot de scheuring hebben bijgedragen, omstandigheden, welke die scheuring in een heel ander daglicht stellen, doen zien, dat staatkunde, verschil in volksaard, verdachtmaking en vooroordeel een groot aandeel daarin hadden en hoe wij [3] derhalve door juist inzicht in de wording en den groei der scheiding, door kennisname van de omstandigheden, waarin thans de afgescheiden Christenen leven, van hun mentaliteit en volksaard, van hun neigingen en gebruiken misschien geleidelijk, zeer geleidelijk, maar toch op doeltreffende wijze een Hereeniging kunnen voorbereiden. Verkeerd begrip en gebrekkig inzicht heeft in dit Apostolaat reeds veel bedorven. Willen wij de afgescheiden Christenen weder tot ons zien komen, dan moeten wij de moeilijkheden begrijpen, welke daaraan in den weg staan. En die moeilijkheden begrijpen we eerst goed, als wij geschiedkundig overzien, hoe de scheiding tot stand kwam. Ik ben daarom Prof. Franses dankbaar, dat hij na het meer algemeene woord van Prof. Kors terstond in een concreet voorbeeld laat zien, hoe die scheidingen het werk zijn geweest van eeuwen, opdat wij daaruit begrijpen, dat ook de Hereeniging niet zal zijn het werk van een dag of een jaar. Maar dat moge ons niet afschrikken van de taak, welke Prof. Kors ons zal voorhouden als onzen duren plicht. Integendeel. Wij zien in dat concrete voorbeeld, hoe een beweging groeit en eerst geleidelijk sterk wordt. Het zal ons het schoone woord van den grooten, hoogvereerden Hereenigingsapostel, Zijne Eminentie Kardinaal Mercier, in herinnering brengen, dat als ons niet de heerlijke taak is weggelegd, de Hereeniging te voltrekken, wij het reeds als iets heerlijks mogen beschouwen, die Hereeniging te mogen voorbereiden.

Dit kunnen we, als we ons dezen avond laten opwekken tot liefde voor deze H. Zaak. Als wij ons hart daaraan geven. Elk op zijn wijze. Hier begroet ik op bijzondere wijze de twee gasten onzer Vergadering, twee Oblaten van de Priorij Christus-Koning op Schootenhof bij Antwerpen. Gelijk het woord Oblaat duidelijk te kennen geeft, hebben zij zich geheel in dienst gesteld van de Paters Benedictijnen, die door Z.H. den Paus zijn aangewezen voor het Apostolaat van de Hereeniging van Rusland met de Katholieke Kerk. Woorden wekken, voorbeelden trekken. Ik ben blij, dezen avond twee harer hier in ons midden te zien. Niet alsof de hare de eenige weg voor U allen zijn zou dit Apostolaat te dienen, of althans voor velen van U. God vraagt slechts uw liefde en toewijding. De wijze, waarop Gij die kunt geven, die geeft de vindingrijke liefde ieder in het bijzonder wel in. De Paters Benedictijnen zijn niet de eenigen door den Paus met dit Apostolaat belast. Naast hen werken seculiere priesters in Oosten en Westen. Met hen arbeiden Jezuieten, Redemptoristen, Dominicanen, Franciscanen, Carmelieten, Augustijnen en verschil- [4] lende Orden en Congregaties meer, in Rusland niet alleen, maar ook in de andere landen van het Oosten, terwijl weder anderen de armen uitstrekken naar de gescheiden Broeders in het Westen. Het Apostolaat omvat zooveel, dat er werk is in alle richtingen. Maar ik begroet hier op bijzondere wijze de Oblaten van Schootenhof, opdat haar aanwezigheid velen doe besluiten, zoo niet heel hun leven, toch iets van dat leven, toch iets van hun liefde en belangstelling te geven aan dit mooie werk. Eindelijk heet ik U allen welkom. Ik zou haast zeggen, U, die hier in zoo grooten getale voor mij zit, uit alle kanten van de stad opgekomen naar deze vergadering, U zijt mij nog het meest welkom van allen. U juist zochten wij en wij zijn blij, thans elkander hier te hebben gevonden. Gedeelde vreugd is dubbele vreugde. Wij zien nu, dat wij niet alleen staan in onze geestdrift voor deze mooie zaak. Wij beminnen onze H. Kerk, wij beminnen haar vurig en willen niets liever, dan dat steeds meer haar schoonheid en heerlijkheid, haar geluk en noodzakelijkheid zien en beseffen. In die liefde tot onze H. Katholieke Kerk zijn wij hier vereenigd. Een en sterk in die liefde scharen we ons aaneen om elk op zijne wijze, door gebed en goede werken, door onze liefde en onze belangstelling, door geestdrift te wekken voor deze zaak, het Apostolaat der Hereeniging te dienen. Het moet één groot Apostolaat worden van vrouwen en mannen, die er onmiddellijk aan werken door prediking en studie, zoowel als van vrouwen en mannen, die dezer actie door gebed en goede werken, door belangstelling en ondersteuning schragen en mogelijk maken. Wij zijn zoo vrij geweest, op elken stoel een kaart neer te leggen, waarop U de gelegenheid heeft, U op te geven als lid van dit Apostolaat. Na de vergadering zullen we die kaarten weder van de stoelen samen lezen en wij hopen, dat we dan toch weinig of geen oningevuld zullen vinden.

Ten slotte nog een groet, mij voor de vergadering toegezonden. Wij hadden gehoopt, hier den algemeenen Voorzitter van het Apostolaat in Nederland Pater van Keulen, Redemptorist te Rotterdam, het voorzitterschap van deze Vergadering te kunnen overdragen. Door een Missie in ‘s Heerenberg is hij tot zijn grooten spijt verhinderd. Maar hij verzoekt mij U allen uit naam van het Hoofdbestuur te groeten en spreekt den wensch uit, dat deze Vergadering veel harten voor de omvattende taak van het Apostolaat moge winnen.

Met dezen wensch open ook ik de Vergadering.

 


  1. Introduction to the meeting of Apostolaat der Hereeniging [apostolate of the reunification], Nijmegen 22 May 1928. Typescript (NCI OP94-3), 4 pages.

 

© Nederlandse Provincie Karmelieten

Published: Titus Brandsma Instituut 2022