Middelnederlandsche Geestelyke-Handschriften-Bibliotheek

Research report

1932

 

Middelnederlandsche Geestelyke-Handschriften-Bibliotheek

Eerste Verslag van Werkzaamheden en Resultaten[1]

Een terugblik van slechts vijf jaar mag ons met betrekking tot de studie onzer Nederlandsche geestelijke literatuur vooral in haar oudste bronnen met vreugde vervullen.

Nu vijf jaar geleden verscheen het Tijdschrift ‘Ons Geestelijk Erf’ eenerzijds om de beminnaars van deze geestelijke literatuur, het erfgoed onzer vaderen, in nauwer verbinding met elkander te brengen, anderzijds om de resultaten hunner onderzoekingen samen te brengen als evenzooveel bouwstoffen voor een Geschiedenis van het geestelijk leven in de Nederlanden.

Onze geestelijke erfgrond lag niet geheel braak. Reeds waren er verdienstelijke ontginners op verschillende punten werkzaam, reeds werden heel wat schatten opgedolven en werden voor een nieuwe bebouwing de eerste voren getrokken.

Het was echter stukwerk, de groote lijn en de saamhoorigheid ontbrak. Er werd niet gewerkt naar een breed opgezet plan en menig terrein bleef nog geheel onontgonnen, op ander terrein werd de begonnen arbeid niet voortgezet.

Opmerkelijk was het, dat, hoewel die vruchten groeiden op boomen geworteld in het Katholiek geloof en geplant in den tuin der Kerk, vele niet-Katholieken door de schoonheid er van werden aangetrokken en er ons op wezen. Zoo sprak ons Dr. van Otterloo van Ruusbroec, Prof. Clarisse van Geert Groote, Dr. Gerretsen van Floris Radewijnsz, Prof. Acqoy van den Windesheimer Kring, Dr. de Man van de ‘Oelde Susteren’, Prof. Geesink van Zerbolt van Zutphen, Dr. Visser van Hendrik Mande, Prof. Kühler van Johannes Brinckerinck, Prof. de Vooys van onze Maria-legenden en zoo zou ik nog lang kunnen doorgaan met het noemen van namen van niet-Katholieken, die ons voorgingen in de waardeering van de Bloemen van ons Geestelijk Erf, voorgingen en beschamen.

Geleidelijk is ook onder ons het besef gegroeid, dat daar schatten voor ons liggen, een groote rijkdom van geestelijke literatuur, die wij niet dan tot onze schade voorbij mogen zien, tot ons groot geestelijk voordeel kunnen doen strekken.

Nu wij mogen spreken van een opbloei van het geestelijk leven in de kerk van Nederland, nu de tuin onzer vaderlandsche kerk in bloei staat, nu gaan onwillekeurig onze gedachten uit naar den tijd waarin wij daar een heerlijke bloei hebben mogen aanschouwen.

Pater Kronenburg leidde ons weer in in den kring der Vaderlandsche Heiligen, de opbloei der verschillende kloosterorden deed terugzien op hun historie in de eeuwen voor de Hervorming, oude godsvruchten herleefden, oude heiligdommen werden in eere hersteld. In de verschillende Bisdommen werden eigen tijdschriften gesticht om de geschiedenis van de kerk in ons vaderland weer te doen spreken, Nederlands Katholieken zich weer te doen spiegelen in het godsdienstig leven hunner vaderen.

Geleidelijk werd daarbij meer aandacht geschonken aan het innerlijke en geestelijke. Totdat in het tijdschrift ‘Ons Geestelijk Erf’ meer in ‘t bijzonder het geestelijk erfgoed der Nederlandsche kerk een voorwerp werd van studie en onderzoek. [2]

Werken als die over de Handschriften van Ruusbroec door Prof. de Vreese, het Overzicht van onze Middelnederlandsche Letterkunde door Pater van Mierlo S.J., van Dr. Schoengen over de School van Zwolle, de oproepen van De Vreese en Pater Kruitwagen O.F.M., om een beschrijving onzer middelnederlandsche handschriften enz. zeggen ons, hoe noodzakelijk het is, aan die schatten onzer middelnederlandsche geestelijke literatuur meer aandacht te schenken, hoe nuttig werk het Ruusbroec-genootschap in Antwerpen deed met het initiatief tot de uitgave van ‘Ons Geestelijk Erf’ te nemen, dan ook aanstonds ondersteund door tal van andere vrienden van dit kostbaar erfgoed.

Nadere beschouwing van onze middeleeuwsche godsvrucht doet ons echter al aanstonds zien, hoezeer de storm der eeuwen het materiaal voor die studie heeft verspreid, hoe de Bloemen van Ons Geestelijk Erf uit den vaderlandschen bodem zijn gerukt en thans prijken in vreemde tuinen, hoe de werken onzer middelnederlandsche schrijvers voor het grootste deel buiten de grenzen van ons vaderland zijn verdwaald en berusten in honderden buitenlandsche bibliotheken, dikwijls daar alleen bewaard bleven.

Prof. de Vreese begon het reusachtige werk, al die Hss. van onze middelnederlandsche literatuur op te sporen en te beschrijven. Jaren heeft hij geestdriftig aan zijn Bibliotheca Neerlandica manuscripta gewerkt en wie er eens inzage van mocht hebben, hoeveel hij samenbracht, beseft te meer, hoe verspreid dit studie-materiaal is. Hij begon dan ook in Gent met den steun der Koninklijke Vlaamsche Academie een Verzameling aan te leggen van foto’s van dit materiaal en had gehoopt, daarvan eens een rijke Verzameling aan die Academie te kunnen aanbieden. De tijdsomstandigheden hebben dit mooie werk afgebroken. Een veertig Hss. werden gefotografeerd, waarvan een tiental behooren tot de eigenlijke geestelijke literatuur.

Het idee is echter te mooi, dan dat het mocht worden prijsgegeven en daarom ben ik te Nijmegen met een nieuwe Verzameling begonnen, laten we hopen, met gelukkiger kansen.

Om het werk niet onafzienbaar te maken, heb ik me aanstonds beperkt tot de werken van zuiver godsdienstige, geestelijke strekking.

Zooals vanzelf spreekt, is het een kostbare onderneming. En waar het aanleggen van zulk een Verzameling veel geld vraagt, daar ligt de gevolgtrekking voor de hand, dat vooral in ‘t begin slechts langzaam kon worden voortgegaan.

Het heeft intusschen niet aan steun en medewerking ontbroken, en dank zij dien steun en die medewerking is de Verzameling geleidelijk gegroeid. En naarmate zij groeide, won zij ook aan sympathie en waardeering, zoodat na de eerste moeilijke jaren van voorbereiding de vooruitzichten steeds gunstiger worden.

Voor de onderscheiden werkzaamheden mocht ik de medewerking vinden van Mej. Dra Rooswinkel, die nadat zij des morgens op de Bibliotheek van de Universiteit werkzaam was, zich des middags beschikbaar stelde voor het fotografeeren van de eerste Hss. Uit sympatie voor het werk en omdat de beschikbare middelen schaarsch waren, nam zij met een zeer matig honorarium genoegen. [3]

Zij bezat bovendien de gave om van betrekkelijk primitieve onderdeelen een goed functioneerend toestel voor het fotografeeren van Hss. ineen te zetten, zoodat ook hiervoor de kosten betrekkelijk laag konden blijven. Het eenigszins primitieve toestel laat uitteraard niet zulk snel werken toe, als de technisch meer en meer vervolmaakte toestellen voor dat doel mogelijk maken. Wat aldus aan instrumenten werd uitgespaard, werd verloren door verlies aan tijd. Bij gebrek aan kapitaal moest echter de ingeslagen weg worden gevolgd en al is misschien niet bereikt wat met meer middelen bereikt had kunnen worden, er werd toch iets bereikt. Het betere mocht niet de vijand zijn van het goede.

Een ander groot bezwaar was, dat slechts weinig tijd aan het eigenlijk fotografeeren kon worden besteed, daar er moest worden ontwikkeld, afgedrukt, ingeplakt, gecatalogiseerd, gecorrespondeerd, geordend en wat al niet meer.

Een groote verlichting werd verkregen, doordat het Carmelietenklooster te Boxmeer het afdrukken voor zijn rekening nam en spoedig ook de Abdij der Paters Benedictijnen te Oosterhout zich voor het afdrukken beschikbaar stelde. Na een jaar nam de Carmel te Nijmegen het werk van den Carmel te Boxmeer over en is daar een Broeder door den Hoogeerw. Pater Provinciaal voor het maken van afdrukken aangewezen.

Al had de Assistente Mej. Dra Rooswinkel nu de handen meer vrij, er viel toch nog zooveel te doen behalve het eigenlijke fotografeeren, dat dringend werd uitgezien naar nieuwe hulp om het werk meer voortgang te geven.

Nogmaals kwam de Hoogeerw. Pater Provinciaal der Carmelieten te hulp door een tweeden Broeder in den Carmel te Nijmegen te plaatsen, die voor deze Verzameling werken kon. Sinds een paar maanden is deze nu belast met het fotografeeren, terwijl de ordenende, voorbereidende en leidende werkzaamheden, de beschrijving der Hss. en de correspondentie de Assistente nog meer dan genoeg in beslag nemen. Rest ons nog te vermelden het opplakken der foto’s op bladen, die tot albums worden samengebundeld. Ook dit vraagt veel tijd. Hiervoor werden echter eenige volontairs gevonden, zoodat ook dit geregeld voortgang heeft.

De zaken staan thans zoo, dat wekelijks gemakkelijk tweehonderd foto’s kunnen worden genomen, ontwikkeld, afgedrukt, opgeplakt, gebundeld en beschreven. Dit levert in een jaar dus 10.000 foto’s of 100 nieuwe albums.

Met meer middelen en meer personen is zeker meer te bereiken, maar er is ook te rekenen met de kosten van materiaal, zoodat een bepaalde grens om die reden moeilijk is te overschrijden, om de onderneming finantiëel niet te kostbaar te maken. De onkosten van materiaal voor deze foto’ s, voor negatieven en afdrukken beloopen in ronde cijfers Fl. 2500.–

Hiermede kan echter voor dit doel niet worden volstaan. Lang niet alle Hss. waarvan een fotografische reproductie zeker op den duur gewenscht is, kunnen naar de Universiteitsbibliotheek worden ontboden om daar gefotografeerd te worden.

Van Engeland wordt geen Hss. uit de groote openbare bibliotheken toegestuurd. Van Spanje en Italië is dit slechts in zeer enkele gevallen te bereiken. [4]

Vanuit Frankrijk is de toezending ook aan zeer beperkende bepalingen onderworpen. Een groot voordeel is, dat de landen, waar de meeste Hss. voor de Verzameling van beteekenis bewaard zijn, Duitschland en Oostenrijk veel ruimer van opvatting zijn en bijna alle gevraagde Hss. beschikbaar stellen. Ook België is onder dit opzicht vrij gemakkelijk. Hoewel dus zeer vele Hss. te Nijmegen zelf kunnen worden gefotografeerd, zal het toch voor een geregelde en geleidelijke ontwikkeling van de Verzameling noodig zijn, dat jaarlijks een aantal Hss. worden gefotografeerd ter plaatse, waar ze zijn bewaard. Dit brengt uiteraard veel hooger kosten mee. Zoodat het gewenscht zou zijn onder dit hoofd een post van Fl. 1000.– op de jaarlijksche begrooting te brengen. Dan komen nog de kosten voor het aankoopen van boekwerken en catalogussen noodig eenerzijds voor het ontdekken der Hss. anderzijds voor het gebruik ervan en de bestudeering van den inhoud. Ook hiervoor is een bedrag te rekenen, dat ik gaarne zou stellen op Fl. 500.–, waarin dan ook zijn begrepen de kleinere kosten van correspondentie e.a.

Bij deze totaalonkosten aan boeken en materiaal van ongeveer Fl. 4.000.– komt dan nog het honorarium voor de assistente, dat, al is het zeer laag gesteld, toch altijd eenige honderden guldens beloopt.

Ter dekking van al deze onkosten is door personen, die het hooge belang dezer Verzameling inzagen en ze daarom gaarne wilden steunen, een bedrag van bijna vier duizend gulden geschonken, welk bedrag in de afgeloopen jaren ook ongeveer werd verbruikt. Het strookt niet met de wenschen der gevers, dat ik hier alle namen noem, maar ik moge toch vermelden,dat de rij der stichters werd geopend door Zijne Hoogw. Excellentie Mgr. A.F. Diepen, Bisschop van ‘s Hertogenbosch, die aanstonds een bedrag van Fl. 500.– ter beschikking stelde en hieraan later nog Fl. 100.– toevoegde. Zijne Hoogw. Excellentie Mgr. Schrijnen, Bisschop van Roermond volgde met een gift van Fl.150.– Mgr. Hopmans, Bisschop van Breda, met Fl, 100,–. Een gelijke gift werd ontvangen van Zijne Hoogw. Exc. den Aartsbisschop Mgr. H. van de Wetering en weder van diens opvolger Mgr. J.H.G. Janssen. Vier Paters Provinciaal der grootere Priester-Orden, vijf Algemeen-Oversten van de grootste Zusters– en Broeders-congregaties, de Directies van de Maasbode en de Gelderlander, enkele Collega’s aan de Universiteit en eenige andere vrienden en bekenden gaven eveneens elk honderd gulden als stichtingsbijdrage. Met dezer steun is de eerste jaren gewerkt. Nu dit kapitaal is ingeteerd, moet naar nieuwe middelen worden uitgezien om het begonnen werk voort te zetten.

Ik heb een stille hoop, dat de St. Radboudstichting in ruil voor de Foto-verzameling, waarvan de foto’s opgeplakt en in albums gesorteerd zijn, en waarvan steeds een exemplaar aan de Universiteitsbibliotheek wordt gegeven, een beteekenend subsidie zal willen verleenen. Het Bestuur der St. Radboudstichting was reeds zoo welwillend een kamer van de Bibliotheek voor de fotografische werkzaamheden beschikbaar te stellen en heeft daardoor getoond, de waarde van de aangelegde Verzameling te erkennen. Behalve de St. Radboudstichting wordt gehoopt op een beteekenend subsidie van de zijde der Katholiek-Wetenschappelijke Vereeniging, die in het Pater-de-Groot-fonds wel- [5] licht de middelen vindt om deze belangrijke, tot bevordering van de beoefening der wetenschap zoo prikkelende onderneming te steunen.

Vertrouwd wordt, dat evenals in het verleden ook in de toekomst een kring van belangstellenden en vrienden zal worden gevonden, die, zij het ook niet door zoo groote bijdragen, toch door een jaarlijksche kleinere gift het voortbestaan der onderneming mede zullen willen verzekeren. Gedacht is aan de vorming van een Vriendenkring van de Middel-nederlandsche Geestelijke Handschriften-bibliotheek, welks leden jaarlijks tien gulden zouden willen bijdragen.

Vervolgens is door het Instituut voor de Geschiedenis der Nederlandsche Mystiek aan de Kath. Universiteit de Uitgave overgenomen van de ‘Bloemen van Ons Geestelijk Erf, waarin jaarlijks vier kleinere teksten van onze middelnederlandsche geestelijke literatuur zullen worden uitgegeven. Deze uitgave sluit geheel aan bij de Handschriften-bibliotheek en is er als de verdere voortzetting en benutting van te beschouwen. Al is de prijs zoo laag mogelijk gesteld, zoo laag, dat alleen een vrij groot aantal abonnés de kosten van de uitgave dekt, toch wordt vertrouwd, dat zooveel abonnés zullen worden verkregen, dat ook van deze uitgave nog een beteekenende bijdrage in de kas der Handschriften-bibliotheek zal kunnen vloeien.

Eindelijk is er nog gelegenheid, die bij de uitbreiding der Verzameling geleidelijk grooter wordt, om afdrukken van de gemaakte foto’s aan andere bibliotheken te verkoopen tegen een prijs, die, hoewel aanmerkelijk lager dan de gewoonlijk daarvoor genoteerde, toch een behoorlijke winst afwerpt.

Bij verdere uitbreiding der Verzameling openen zich nog andere mogelijkheden van steun. Een subsidie van de zijde der Regeering mag op den duur, wanneer de onderneming haar soliditeit heeft bewezen, zeker niet onwaarschijnlijk worden geacht. Met de jaren zal haar belangrijkheid toenemen en in die mate ook de belangstelling voor haar groeien. Het komt er vooral op aan, de onderneming over de eerste moeilijke jaren heen te helpen.

Bij de bespreking van de geldelijke zijde dezer zaak moge niet onvermeld blijven, dat de voorgestelde begrooting van kosten eenigermate moet worden beschouwd als een minimum-raming, omdat bij beschikbaar-stelling van meer gelden voor personeel en materiaal natuurlijk veel sneller en eigenlijk ook nog economischer zou kunnen worden gewerkt. Het ideaal zou zijn, jaarlijks over een bedrag van Fl. 10.000.– te kunnen beschikken.

Laten we echter erkennen, dat op de boven geschetste wijze ‘n behoorlijke voortgang is verzekerd. Hierop is dan ook voorloopig de onderneming ingesteld.

Het is wellicht goed, op te merken, dat om verschillende redenen deze Middel-nederlandsche-Geestelijke-Handschriften-­Bibliotheek geheel los is gehouden van de Katholieke Universiteit en is te beschouwen als een geheel persoonlijke onderneming van haar Stichter. De eigen zetel der Bibliotheek is Huize ‘Carmel’ Doddendaal 8 Nijmegen.

Om de Bibliotheek echter te doen strekken ten algemeenen nutte, tevens om de resultaten van haar werk niet op één enkele plaats te bewaren en daardoor de kans op vernietiging [6] van zooveel werk door brand bijv. te voorkomen, uit erkentelijkheid mede voor de bemiddeling van de Universiteitsbibliotheek voor het leenen en fotografeeren der Hss., is van den beginne af van elke foto, die gemaakt of verkregen werd, een afdruk gegeven aan de R.K. Universiteit. Tot heden zijn deze foto’s geplaatst op het Instituut voor de Geschiedenis der Nederlandsche Mystiek. Het ligt echter in de bedoeling, bij uitbreiding der Verzameling, die in de eigen lokalen der Universiteitsbibliotheek onder te brengen.

Terugziende op de tot heden verkregen resultaten kunnen we nog het volgende mededeelen.

In het geheel zijn thans een vijftig Hss. geheel gefotografeerd. Daarnaast staat een groep fragmentarische opnamen. In de meeste Hss. is meer dan één werk of tractaat opgenomen, zoodat nu ongeveer driehonderd verschillende werkjes in foto in de Verzameling een plaats vonden.

Allereerst zijn middel-nederlandsche teksten gekozen. Niet altijd echter is hieraan vastgehouden. Nu en dan is een uitzondering gemaakt voor werkjes in de Latijnsche taal van Nederlandsche schrijvers, omdat het bezit van den zeldzaam geworden Latijnschen tekst minstens even waardevol voor de Geschiedenis der Nederlandsche Mystiek moest worden geacht als dat van den daaraan beantwoordenden Nederlandschen tekst of voor het verstaan daarvan van waarde is. Dit geldt bijv. voor enkele tractaten van Zerbolt van Zutphen, waarvan de vaststelling van den juisten tekst bijzondere moeilijkheden oplevert. Een enkele maal werd ook een Latijnsche tekst opgenomen, wanneer voor de opname daarvan een bijzonder gunstige gelegenheid zich voordeed en deze met geringe kosten kon worden verkregen. Dit geldt bijv. van eenige teksten van den Minderbroeder Hendrik Herp, waarvan door den Uitgever van diens Spieghel der Volcomenheit, P. Lucidius Verschueren foto’s werden gemaakt, die op gunstige voorwaarden konden worden overgenomen. Een paar keer werd ook een middel­hoogduitsche tekst een plaats in de Verzameling gegeven, als deze van bijzonder belang was, zooals bijv. twee vroege Duitsche vertalingen van Pater Brugman’s Leven van de H. Liduina, tot nu toe niet bekend. Over het algemeen is de keuze streng beperkt tot de middeleeuwen. Ook hier werd een enkele uitzondering gemaakt voor een latere bewerking, waar deze bijzonder belangrijk was voor de ontwikkeling van een bepaald beeld van het geestelijk leven zooals bijv. voor het tractaat over een Geestelijk Klooster, waarvan naast onderscheiden middel-nederlandsche bewerkingen ook een zestiende-eeuwsche redactie werd opgenomen voor een volledig beeld van de ontwikkeling dezer beeldspraak. Hieraan werd bijzondere aandacht geschonken, omdat bekend is, dat een der eerste schrijfsters onzer mystieke literatuur Beatrijs van Nazareth dit beeld in een tot heden niet teruggevonden geschriftje heeft ontwikkeld.

Een woord van dank mag hier niet onthouden worden aan het Bestuur van de vele bibliotheken, waaruit tot heden Hss. voor een fotografische reproductie werden ontvangen of die zelve foto’s voor de Verzameling wilden doen nemen, zoo het niet mogelijk was, het betreffende Hs. naar Nijmegen te zenden. [7]

Zoo bezit de Verzameling thans foto’s van Hss. uit de volgende bibliotheken:

Amsterdam Universiteitsbibliotheek
Antwerpen Museum Plantijn-Moretus
Minderbroedersklooster
Stadsarchief
Augsburg Staats– Kreis– und Stadtbibliothek
Basel Universitätsbibliothek
Berlijn Preussische Staatsbibliothek
Bonn Universitätsbibliothek
Brussel Bibliothèque Royale
Darmstadt Hessische Landesbibliothek
Deventer Athenaeum-bibliotheek
Düsseldorf Landes– und Stadtbibliothek
Einsiedeln Stiftsbibliothek
Frankfurt a/Main Stadtarchiv
Gaesdonck Bibliothek des Hilfspriesterseminars
Gent Universiteitsbibliotheek
‘s Gravenhage Koninklijke Bibliotheek
Greifswald Universitätsbibliothek
Haarlem Rijksarchief
Karlsruhe Badische Landesbibliothek
Keulen Historisches Archiv
Londen British Museum
München Staatsbibliothek
Nürnberg Stadtbibliothek
Nijmegen Archief der beide Weeshuizen
Trier Stadtbibliothek
Weenen Nationalbibliothek
Fidei-Commis-Bibliothek
Würzburg Universitätsbibliothek

Dit nog kleine lijstje zegt ons, hoe verspreid de schatten onzer geestelijke literatuur bewaard zijn en van hoe groot belang het zou zijn, indien ze alle op één plaats in foto konden worden samengebracht. Dan alleen zal een omvattende studie van dit rijke materiaal mogelijk zijn, rijk voor de kennis niet alleen van het geestelijk leven, maar ook van de Nederlandsche taal, die hierin in al de schilderachtigheid harer vele dialecten en in een der meest markante fasen harer ontwikkeling leeft.

Bezien we eenigszins nader den inhoud der Hss., tot heden in foto in de Verzameling opgenomen, dan blijkt ook daaruit haar belangrijkheid.

Omdat van de werken van Hadewych door Pater van Mierlo S.J., van Ruusbroec door het Ruusbroec-genootschap een keurig verzorgde uitgave gedeeltelijk verscheen en verder in bewerking is, ook van het eenig bekende werkje van Beatrijs van Nazareth een goede uitgave is verschenen, is geen werk gemaakt van foto’s van deze Hss.. Alleen van Ruusbroec zijn enkele stukken opgenomen, die een plaats vonden in Hss., waarvan andere stukken voor opname bijzonder in aanmerking kwamen. Enkele van deze Ruusbroec­teksten hebben trouwens ook voor de vaststelling van tekstvarianten bijzondere waarde. De werken van Ruusbroec zijn zoo verspreid, dat men in tal van Hss. iets van hem tegenkomt.

Zoo zijn uittreksels en stukken opgenomen uit ‘De Gheestelike Tabernacule’ in drie onderscheiden redacties, uit het boek [8]Van Seven Sloten’ in twee redacties, uit het boek ‘Van den vier Becoringen’, ‘Van den Blinckenden Steen’ en uit de ‘Chierheit der Gheestelike Brulocht’, eindelijk nog twee redacties van het aan Ruusbroec toegeschreven, doch evenzeer betwiste werk “Van den Twaalf Dogheden’.

Uit de school van Ruusbroec zijn opgenomen een epistel en een sermoen van Jan van Schoonhoven en Uittreksels uit de geschriften van den ‘goeden Kok’ Jan van Leeuwen.

Van het bekende Dominicaansche driemanschap Eckehard, Tauler en Seuse, die ook in ons vaderland grooten invloed hebben uitgeoefend en er veel gelezen werden, zijn belangrijke stukken in de Nederlandsche taal opgenomen.

Van Geert Groote is er een brief, van Gerard Zerbolt v. Zutphen het boek ‘Van den Opclymminghen’ en in het Latijn de tractaten over de weelde in de kleeding en het lezen van geestelijke boeken in de volkstaal, het laatste in twee tot heden niet bekende redacties.

Van Gerlach Petersz het Soliloquium in twee Nederlandsche teksten en het Breviloquium.

Een merkwaardige berijmde verhandeling over het geestelijk leven, die in de Verzameling een plaats vond, komt in het slot bijna woordelijk overeen met het slot van het tweede hoofdstuk van Hendrik Mande‘s werkje ‘Van drien Staten eens bekeerden mensche’ en doet opnieuw de vraag rijzen naar Mande’s oorspronkelijkheid.

Van Thomas van Kempen is er een foto van een merkwaardig Hs. waarin het tweede en eerste boek der Navolging tot één geheel vereenigd zijn, en een ander Hs. dat merkwaardige varianten heeft, eindelijk nog allerlei losse uittreksels uit zijn werk.

Bijzonder gelukkig is de Verzameling geweest met betrekking tot Pater Brugman, van wien vele preeken, waaronder nog geheel onbekende konden worden opgenomen en andere zeer binnenkort gefotografeerd worden uit een Hs. van Pater Poukens S.J. die eveneens nog onbekende preeken van Ruusbroec ontdekte. Van zijn ordebroeder Hendrik Herp zijn verschillende Hss. van den Spieghel der Volcomenheit, voor de mooie uitgave daarvan door Pater Verschueren O.F.M. gefotografeerd. Van een derden Minderbroeder Jan van Haarlem konden nog drie onuitgegeven geestelijke brieven in foto worden verkregen.

Vermelding verdienen verder een Duitsche redactie van een werkje van Hendrik van Kalkar, een Nederlandsche van het werk van Gerard van VliederhovenVan den Vier Utersten’, een tot heden geheel onbekende Nederlandsche tekst van de Doctrina Cordis of de Bereydinghe des Harten van den Cisterciënser Gerard van Luik, een der meest verspreide Latijnsche geestelijke tractaten uit de dertiende eeuw, het Claustrum animae of Geestelijk Klooster in Latijnsche redactie van Hugo de Folieto, een Nederlandsche vertaling van Richard van St. Victor‘s verklaring van den regel van Sint Augustinus, twee Nederl. teksten van een uitleg der Tien Geboden door Marquard van Lindau, het boek van den Oorsprong of de Negen Steenrotsen, toegeschreven aan Rulman Merswin, drie redacties van [9]De Gulden Woorden’ van Broeder Aegidius een ‘gulden leeringhe’ van Jan Guldemont of Sint Joannes Chrysosthomus enz.

Vervolgens zijn er allerlei verklaringen en lessen naar aanleiding van woorden uit de H. Schrift, beschouwingen en lessen uit het verhaal van het Lijden des Heeren, verhandelingen over het streven naar de volmaaktheid, de beoefening der onderscheiden deugden, opwekkingen tot liefde als de ‘Regule der Minne’, de ‘Prekel der Minne’ enz.

Een voorname plaats is ingeruimd aan allerlei tractaatjes in allegorischen vorm, zoo geliefd in de Middeleeuwen, voorstellingen van het geestelijk leven onder het beeld van een geestelijk klooster, waar God zelf abt is; van een geestelijke zuster; van een geestelijken boom met drie takken; van een boom met twee twijgen; van een palmboom met zeven takken; van een geestelijken boomgaard; van een geestelijken wagen; van een geestelijke apotheek; van een geestelijk kaatsspel enz.

Heel veel tractaatjes hebben den vorm van een preek. Het is niet altijd gemakkelijk te zeggen, of een bepaalde verhandeling is geschreven om gesproken of om gelezen te worden. Een groote groep draagt echter duidelijk het stempel van een preek of sermoen en zijn dan ook daaronder ingedeeld. Meer dan 50 sermoenen zijn tot heden opgenomen zonder dat kon worden vastgesteld, wie ze heeft uitgesproken. Bij grooter uitbreiding van het materiaal zullen zeker vele hiervan op naam kunnen worden gesteld. Waarschijnlijk zijn daaronder nog onbekende sermoenen van Brugman en niet onwaarschijnlijk ook eenige collaciën van Brinckerinck.

Maar ook al kan de naam van den schrijver niet worden vastgesteld, dan toch geven deze preeken een beeld van de opvatting van het geestelijk leven in de eeuwen voor de Hervorming, waarover er zoo geheel verkeerde voorstellingen nog altijd voortleven en slechts aan de hand van zulk materiaal te verbeteren zijn.

Het mag bekend worden verondersteld, dat de Heiligen-vereering een groote plaats had in het leven, het geestelijk leven der middeleeuwen. Dit weerspiegelt zich ook in de Hss. En ook in deze Verzameling zien we er de bewijzen van. Behalve eigenlijke levensbeschrijvingen als van de H. Liduina, van wier leven door Pater Brugman een Latijnsche, een Nederlandsche en twee middel-hoogduitsche teksten konden worden opgenomen, van een H. Mechtildis, van een H. Herman Jozef, zijn ook opgenomen de Openbaringen van de H. Mechtildis en die van de H. Birgitta.

Nauw verwant aan deze Levens der Heiligen en hun Openbaringen zijn de Legenden en Exempelen, waarin de H. Maagd of een of andere Heilige een rol speelt. Wij noemen hier de veel verspreide Legenden van Tondalus’ Visioen, waarin een geheel afwijkende lezing werd opgenomen, van Sinte Patricius’ Vagevuur, Marialegenden enz.

Hieraan sluit weer nauw aan de Geschiedenis van het kloosterleven en van onderscheiden Orden en kloosters. Tot heden werden opgenomen een werk over de ‘Verluchte mannen’ van de Orde der Cisterciënsers, een Chartularium van het oude Carmelietenklooster te Haarlem, een verleden jaar weer ontdekte [10] belangryke[2] Geschiedenis der Carmelietenorde in Nederland de Latynsche Statuta Laycorum en de Nederlandsche Statuten der Conveersen van het Kapittel van Windesheim.

Eindelyk is er nog een belangryke verzameling gebeden in het middelnederlandsch niet slechts vertalingen van gedeelten van de H. Schrift, van de Psalmen, korte overwegingen over het Hooglied, het boek der Openbaringen, maar ook een ryke verzameling van niet- liturgische gebeden ter eere van het H. Sacrament, het Lyden, van Maria, van den H. Engelbewaarder, allerlei Heiligen, gebeden ook van Heiligen en kerkelyke schryvers, ten slotte getyden kroontjes, mantels en andere reeksen van gebeden, gebeden onder de H. Mis enz.

Uit deze opsomming ziet men, hoe veel moois reeds is samengebracht en hoe een verdere uitbreiding dezer Verzameling daarvan na jaren een monument moet maken van het geestelyk leven onzer Vaderen in de Middeleeuwen.

Het is nog slechts een begin.

Het zal een werk zyn, dat eerst na jaren ten volle kan worden gewaardeerd, maar een terugblik op hetgeen reeds werd bereikt wekt goed en geestdrift om op den ingeslagen weg voort te gaan.

Met veler hulp onder den zegen des Heeren ryze dit monument eener Middelnederlandsche-Geestelyke-Handschriften-­Bibliotheek.

Nymegen Maart 1932.
P. Titus Brandsma O.Carm.

  1. Typescript (NCI OP119), 10 pages, March 1932.
  2. For unknown reasons, on this page, Brandsma uses ‘y’ instead of ‘ij’.

© Nederlandse Provincie Karmelieten.

Published: Titus Brandsma Instituut 2021